ECLI:NL:TAHVD:2025:112 Hof van Discipline 's Gravenhage 240365
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:112 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-06-2025 |
Datum publicatie: | 27-06-2025 |
Zaaknummer(s): | 240365 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Beklag artikel 13. Met de deken is het hof van oordeel dat klager ook in de beklagprocedure niet heeft onderbouwd dat de procedure die hij wil starten tegen de verzekeraar kans van slagen heeft. Daarvoor zou hoe dan ook nodig zijn dat de vaststellingsovereenkomst wordt vernietigd. Klager heeft niet onderbouwd waarom bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst sprake zou zijn geweest van door hem gestelde dwaling of misbruik van recht. De verklaringen over zijn (huidige) medische situatie zijn daarvoor onvoldoende.Het standpunt van de deken dat klager zich niet voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden omdat klager vier e-mails van advocaten heeft toegezonden die hem niet willen bijstaan, volgt het hof niet. Hierbij is van belang de “informatie aanwijzing ex art 13 advocatenwet” van de orde van Advocaten Gelderland waarin als vereiste voor een verzoek om aanwijzing van een advocaat -onder andere- is opgenomen: “U moet aantonen dat u zich voldoende en passend hebt ingespannen om zelf een advocaat te vinden en dat u desondanks niet of niet tijdig een advocaat hebt kunnen vinden die u vrijwillig wil bijstaan. U kunt dit aantonen door schriftelijk opgave te doen van namen van een relevant aantal (op het betreffende rechtsgebied deskundige) advocaten die u zonder succes hebt verzocht uw zaak te behartigen vergezeld van hun reacties met de reden van afwijzing.”Met de afwijzingen van een viertal advocaten, waarvan twee gemotiveerd te kennen hebben gegeven dat zij klager niet willen bijstaan omdat zij van mening zijn dat de procedure die klager wil voeren kansloos is, heeft klager voldaan aan de door de deken gestelde voorwaarde van het indienen van een relevant aantal afwijzingen. |
Beslissing van 27 juni 2025
in de zaak 240365
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager
tegen:
mr. W. Timmermans
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Gelderland
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klager heeft op 15 oktober 2024 bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 7 november 2024. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd niet is gebleken dat de zaak die klager wil aanspannen enige kans van slagen heeft. Bovendien weegt de deken mee dat klager zich niet voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden.
Bij het hof
1.3 Klager heeft op 10 december 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof). Het beklag is op 10 december 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken
- de repliek
- de dupliek
1.5 Klager heeft 10 april 2025, 11 april 2025 en 18 juni 2025 nog verschillende e-mails aan het hof gestuurd. Deze maken geen deel uit van het dossier omdat ze na de daartoe gestelde termijn zijn ingediend.
1.6 Het hof heeft het beklag in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit
het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Op 15 oktober 2024 heeft klager de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen. Dit verzoek luidt:
“Mijn zaak betreft een Hoog Trauma Eenzijdige Ongeval 21-03-2015 snelweg A1 Shel Lucasgat te Kootwijk. Ik wil een civiele rechtszaak claimen tegen Nationale Nederlanden destijds met de oude naam Delta Lloyd. Mijn belangen is het rechtshandeling laten vernietigen op grond van dwaling en misbruik van toestand want ik was wilsgebrek op het moment en kan me niks herinneren. Hiermee hebben ze mijn arbeidsongeschiktheid niet berekend volgens meerdere schades ook niet berekend zoals mijn oude bedrijf(bakkerij delta) en mijn ouders die emotionele schade heeft opgelopen. Ik geloof en kan bewijzen in het Nederlandse Rechtbank dat er misbruik van mij is gemaakt en dat mij rechtvaardigheid toegesproken ga krijgen. Nationale Nederlanden heeft op het moment (01-2016)misbruik van mij gemaakt terwijl ik volstrekt geen overzicht had over mijn situatie en onder medicaties was en bezig was met mijn herstel. NN heeft mij Kort-gezegd opgelicht.”
2.2 Bij e-mail van 17 oktober 2024 heeft de stafjurist van de deken aan klager
informatie verstrekt over de procedure tot aanwijzing van een advocaat. Aan klager
is verzocht de volgende gegevens te verstrekken:
- een nadere toelichting over de procedure die hij wil starten;
- een nadere toelichting over waar de procedure zal dienen;
- schriftelijke reacties van de (in het betreffende rechtsgebied gespecialiseerde
en op toevoegingsbasis werkzame) advocaten die klager heeft verzocht om hem bij te
staan, met de reden van afwijzing;
- een nadere toelichting over waarom klager van mening is dat de zaak wel kans
van slagen heeft;
- een bevestiging dat klager de zaak bij een rechtsbijstandsverzekeraar heeft gemeld.
2.3 Klager heeft op 30 oktober 2024 een reactie aan de deken gestuurd. Klager heeft e-mailberichten van een viertal advocaten(kantoren) bijgevoegd waarin deze advocaten aangeven hem niet bij te zullen staan. Twee van deze advocaten hebben aan klager te kennen gegeven dat zij van mening zijn dat klager een kansloze zaak heeft.
2.4 Op 7 november 2024 heeft de deken het verzoek van klager om een advocaat aan te wijzen afgewezen.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Hij heeft aangevoerd dat hij in 2016 -na een ongeval op 21 maart 2015- niet in staat was zelf de (letselschade)procedure te starten. Zijn vader heeft dat destijds voor hem gedaan. Klager is van mening dat misbruik is gemaakt van zijn toestand en wil zijn gestolen rechten terugeisen van Nationale Nederlanden. Klager stelt dat zijn arbeidsongeschiktheid ten onrechte niet is gedekt. Hij had een allrisk + inzittenden verzekering en hij had een eigen bedrijf. De arbeidsongeschiktheid is niet berekend op het inkomen van toen. Klager vindt dat hij is opgelicht en bestolen.
3.2 Klager heeft nadien in e-mailberichten van 16, 17 en 18 maart 2025 informatie ingediend over zijn medische toestand. Sinds het ongeval op 21 maart 2015 heeft klager lichamelijke en psychische klachten die zijn functioneren ernstig beïnvloeden. Deze klachten zijn in het verleden niet voldoende onderkend en daarom wil klager een herbeoordeling van zijn situatie.
Verweer
3.3 De deken heeft aangevoerd dat het beklag niet kan leiden tot gegrondverklaring omdat klager onvoldoende informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat de procedure die hij wil beginnen een reële kans van slagen heeft. Daarnaast heeft klager niet aangetoond dat hij zich voldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 Het hof begrijpt uit het beklag van klager dat hij een civiele procedure wil starten tegen de verzekeraar die de schade heeft afgehandeld van het ongeval waar klager in maart 2015 bij betrokken was. Klager wil de rechtshandeling (vaststellingsovereenkomst) laten vernietigen op grond van dwaling en misbruik. Klager stelt dat er op dat moment sprake was van een wilsgebrek vanwege zijn medische toestand.
4.3 Het hof is op basis van de stukken van oordeel dat de deken op goede gronden
tot de conclusie is gekomen dat de procedure die klager wil starten geen redelijke
kans van slagen heeft en dat er in daarom een gegronde reden is om geen advocaat toe
te wijzen. Hiertoe acht het hof het volgende van belang.
4.4 De deken heeft in de beslissing van 7 november 2024 opgenomen dat uit de
vaststellingsovereenkomst die is ondertekend blijkt dat de reden voor het tekenen
van deze overeenkomst een geschil was over de omvang van de schade. In de overeenkomst
is opgenomen dat klagers aanspraken op schadevergoeding worden vastgesteld voor een
bedrag van 125.000 euro vermeerderd met de kosten die klager heeft moeten maken voor
juridische bijstand. Ook is opgenomen dat klager na het tekenen van de overeenkomst
geen enkele vordering meer heeft op Delta Lloyd voor de schade die hij heeft opgelopen
naar aanleiding van het ongeluk. Dat geldt ook voor toekomstige schade. Klager heeft
verklaringen van een tweetal advocaten ingediend. Deze advocaten hebben te kennen
gegeven dat zij de zaak niet in behandeling nemen omdat zij van mening zijn dat het
een kansloze zaak betreft. De deken zag geen reden om af te wijken van de motiveringen
van de advocaten en heeft op grond daarvan het verzoek van klager afgewezen.
4.5 Met de deken is het hof van oordeel dat klager ook in de beklagprocedure niet heeft onderbouwd dat de procedure die hij wil starten tegen de verzekeraar kans van slagen heeft. Daarvoor zou hoe dan ook nodig zijn dat de vaststellingsovereenkomst wordt vernietigd. Klager heeft niet onderbouwd waarom bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst sprake zou zijn geweest van door hem gestelde dwaling of misbruik van recht. De verklaringen over zijn (huidige) medische situatie zijn daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat partijen in beginsel geen beroep kunnen doen op dwaling ter zake van hetgeen is overeengekomen voor een onderwerp waarover juist werd getwist of onzekerheid bestond. Dat sprake is geweest van dwaling of misbruik van recht is ook niet zonder meer aannemelijk omdat klager bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst werd bijgestaan door een belangenbehartiger.
4.6 Het standpunt van de deken dat klager zich niet voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te vinden omdat klager vier e-mails van advocaten heeft toegezonden die hem niet willen bijstaan, volgt het hof overigens niet. Hierbij is van belang de “informatie aanwijzing ex art 13 advocatenwet” van de orde van Advocaten Gelderland waarin als vereiste voor een verzoek om aanwijzing van een advocaat -onder andere- is opgenomen:
“U moet aantonen dat u zich voldoende en passend hebt ingespannen om zelf een advocaat te vinden en dat u desondanks niet of niet tijdig een advocaat hebt kunnen vinden die u vrijwillig wil bijstaan. U kunt dit aantonen door schriftelijk opgave te doen van namen van een relevant aantal (op het betreffende rechtsgebied deskundige) advocaten die u zonder succes hebt verzocht uw zaak te behartigen vergezeld van hun reacties met de reden van afwijzing.”
4.7 Met de afwijzingen van een viertal advocaten, waarvan twee gemotiveerd te kennen
hebben gegeven dat zij klager niet willen bijstaan omdat zij van mening zijn dat de
procedure die klager wil voeren kansloos is, heeft klager voldaan aan de door de deken
gestelde voorwaarde van het indienen van een relevant aantal afwijzingen.
4.8 In de beklagprocedure is daarmee niets naar voren gekomen waaruit een andere
conclusie dan de conclusie van de deken getrokken zou moeten worden. Het beklag van
klager dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 7 november 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen en Chr.H. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 27 juni 2025.