Zoekresultaten 1001-1050 van de 3154 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:223 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636093 / DW RK 17/968

    Beslissing op verzet. De klacht betreft het vermelden van een verkeerd bedrag in de dagvaarding, de dagvaarding betekenen op een geheim adres, de postbezorging op dat adres en het niet gebruiken van een bekend e-mailadres. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:217 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 636162

    Tuchtrechter kan niet oordelen of vordering terecht is. Proces-verbaal inbeslagname: de inhoud daarvan staat vast.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:211 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 628232

    Beslissing op verzet. Verzet ongegrond: voorzitter heeft terecht geoordeeld dat er sprake was van een executiegeschil, waarin tuchtrechter niet bevoegd is.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:10 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646282/ DW RK 18/194 en C/13/646289 / DW RK 18/195

    Klacht van de belangenvereniging van gerechtsdeurwaarders over participatie van een derde in gerechtsdeurwaardersorganisaties. De gerechtsdeurwaarders wordt samengevat verweten dat zij niet voldoen aan het bepaalde in de Verordening onafhankelijkheid 2010. Bij constructies waarin de derde weliswaar voor 49% minderheidsaandeelhouder is, maar door preferentie op de aandelen een winstrecht heeft van bijna 100%, is er geen sprake van (slechts) ‘enige’ vorm van betrokkenheid. In de praktijk zal het optreden van de gerechtsdeurwaarders blootstaan aan de invloed van deze grote particuliere belangen. Daarnaast wordt de gerechtsdeurwaarders verweten dat zij handelen in strijd met de indirecte opdrachtgeversregeling. De derde is zowel grootaandeelhouder als opdrachtgever. De door de gerechtsdeurwaarders gevoerde (ontvankelijkheids-) verweren, dat de gerechtsdeurwaarders in loondienst zijn en geen zeggenschap hebben over de structuur van de onderneming, de klacht is ingediend buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn van drie jaar, de vereniging geen eigen belang heeft bij de klacht, de gerechtsdeurwaarders mochten vertrouwen op eerder goedgekeurde ondernemingsplannen en de indirecte opdrachtgeversregeling als opgenomen in de Verordening 2010 in strijd is met het Unierecht en de mededingingswet, worden allemaal verworpen. De klacht wordt gegrond verklaard, maar er wordt geen maatregel opgelegd vanwege het feit dat het een principiële procedure betreft, waarbij voor de eerste keer een inhoudelijk tuchtrechtelijk oordeel wordt gegeven over de participatie van derden in gerechtsdeurwaarderskantoren. De kern van de beslissing berust op de grond dat de wetgever zich van meet af aan op het standpunt heeft gesteld dat (financiële) participatie van derden (anderen dan gerechtsdeurwaarders) in gerechtsdeurwaarderskantoren op gespannen voet staat met de onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat in de Gerechtsdeurwaarderswet een verbod is opgenomen om ambtshandelingen te verrichten voor rechtspersonen waarmee een te nauwe persoonlijke band bestaat en in artikel 12 a van de Gerechtsdeurwaarderswet een algemene norm is opgenomen inzake de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder. Participatie in gerechtsdeurwaarderskantoren door anderen dan gerechtsdeurwaarders zou als hoofdregel moeten worden uitgesloten omdat deelname van participanten die indirect bij opdrachten aan het kantoor betrokken zijn, zich niet verhoudt tot de positie van de gerechtsdeurwaarder en zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:212 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 632286

    verzet te laat ingediend. Geen bijzondere omstandigheden gebleken.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646337/ DW RK 18/196

    Klacht van de toezichthouder (BFT) over participatie van een derde in een gerechtsdeurwaardersorganisatie. Door de wijze waarop die participatie is vormgegeven, is er sprake van verstrengeling, die gecombineerd met de uitingen van de derde in haar jaarverslag, een objectieve schijn wekt van afhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarders ten aanzien van de derde, hetgeen voor de gerechtsdeurwaarder niet is toegestaan. De door de gerechtsdeurwaarders gevoerde (ontvankelijkheids-) verweren, dat de klacht is ingediend buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn van drie jaar, de klacht is ingediend in strijd met handhavingsbeleid van het BFT de gerechtsdeurwaarders mochten vertrouwen op eerder goedgekeurde ondernemingsplannen, de gerechtsdeurwaarders in loondienst zijn en geen zeggenschap hebben over de structuur van de onderneming, de indirecte opdrachtgeversregeling als opgenomen in de Verordening 2010 in strijd is met het Unierecht en de mededingingswet, worden allemaal verworpen. De klacht wordt gegrond verklaard, maar er wordt geen maatregel opgelegd vanwege het feit dat het een principiële procedure betreft, waarbij voor de eerste keer een inhoudelijk tuchtrechtelijk oordeel wordt gegeven over de participatie van derden in gerechtsdeurwaarderskantoren. De kern van de beslissing berust op de grond dat de wetgever zich van meet af aan op het standpunt heeft gesteld dat (financiële) participatie van derden (anderen dan gerechtsdeurwaarders) in gerechtsdeurwaarderskantoren op gespannen voet staat met de onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder. Participatie in gerechtsdeurwaarderskantoren door anderen dan gerechtsdeurwaarders zou als hoofdregel moeten worden uitgesloten omdat deelname van participanten die indirect bij opdrachten aan het kantoor betrokken zijn, zich niet verhoudt tot de positie van de gerechtsdeurwaarder en zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Het beeld zou kunnen ontstaan dat de betrokken gerechtsdeurwaarders zich in zekere mate vereenzelvigen met hun opdrachtgever/participant. Alleen dat is al schadelijk voor het publieke vertrouwen in de ambtsvervulling door de gerechtsdeurwaarder en moet daarom worden vermeden. Het toestaan van dergelijke participaties tast de geloofwaardigheid aan van het rechtsstelsel, waarin de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder een belangrijk aspect is voor de acceptatie van het stelsel door de maatschappij. gerechtsdeurwaarder een door de Kroon benoemde ambtenaar is die in die functie openbaar gezag uitoefent.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:213 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 624221

    Openbare verkoop van auto is niet doorgegaan. De gerechtsdeurwaarder weigert echter het beslag op de auto op te heffen. Beslag laten liggen op auto zonder het doel deze openbaar te verkopen is klachtwaardig.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646341/ DW RK 18/197

    Klacht van de toezichthouder (BFT) over participatie van een derde in een gerechtsdeurwaardersorganisatie. Door de wijze waarop die participatie is vormgegeven, is er sprake van verstrengeling, die gecombineerd met de wijze waarop wordt gefinancierd, de jaarlijkse aflossing daarvan en de indirecte deelname in het kantoor, een objectieve schijn wekt van (financiële) afhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarders ten aanzien van de derde, hetgeen voor de gerechtsdeurwaarder niet is toegestaan. De door de gerechtsdeurwaarders gevoerde (ontvankelijkheids-) verweren, dat de klacht is ingediend buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn van drie jaar, de klacht is ingediend in strijd met handhavingsbeleid van het BFT, de gerechtsdeurwaarders mochten vertrouwen op eerder goedgekeurde ondernemingsplannen, de gerechtsdeurwaarders in loondienst zijn en geen zeggenschap hebben over de structuur van de onderneming, de indirecte opdrachtgeversregeling als opgenomen in de Verordening 2010 in strijd is met het Unierecht en de mededingingswet, worden allemaal verworpen. De klacht wordt gegrond verklaard, maar er wordt geen maatregel opgelegd vanwege het feit dat het een principiële procedure betreft, waarbij voor de eerste keer een inhoudelijk tuchtrechtelijk oordeel wordt gegeven over de participatie van derden in gerechtsdeurwaarderskantoren. De kern van de beslissing berust op de grond dat de wetgever zich van meet af aan op het standpunt heeft gesteld dat (financiële) participatie van derden (anderen dan gerechtsdeurwaarders) in gerechtsdeurwaarderskantoren op gespannen voet staat met de onafhankelijke positie van de gerechtsdeurwaarder. Participatie in gerechtsdeurwaarderskantoren door anderen dan gerechtsdeurwaarders zou als hoofdregel moeten worden uitgesloten omdat deelname van participanten die indirect bij opdrachten aan het kantoor betrokken zijn, zich niet verhoudt tot de positie van de gerechtsdeurwaarder en zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Het beeld zou kunnen ontstaan dat de betrokken gerechtsdeurwaarders zich in zekere mate vereenzelvigen met hun opdrachtgever/participant. Alleen dat is al schadelijk voor het publieke vertrouwen in de ambtsvervulling door de gerechtsdeurwaarder en moet daarom worden vermeden. Het toestaan van dergelijke participaties tast de geloofwaardigheid aan van het rechtsstelsel, waarin de onafhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarder een belangrijk aspect is voor de acceptatie van het stelsel door de maatschappij. gerechtsdeurwaarder een door de Kroon benoemde ambtenaar is die in die functie openbaar gezag uitoefent.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:9 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/646346/ DW RK 18/198

    Klacht van de toezichthouder (BFT) over participatie van een derde in een gerechtsdeurwaardersorganisatie. De gerechtsdeurwaarders wordt verweten dat zij geen zorg hebben gedragen voor een gebalanceerde opdrachtgeversportefeuille op grond waarvan zij zich in alle gevallen onafhankelijk tegenover opdrachtgevers op kan stellen. Bij alle afgesloten contracten is een derde indirect betrokken. Nagenoeg alle omzet van de gerechtsdeurwaarders wordt verkregen van een drietal opdrachtgevers, waarvan de derde (mede)eigenaar is. Ook is er sprake van een (financiële verstrengeling tussen de gerechtsdeurwaarders en de derde waarmee een objectieve schijn van afhankelijkheid van de gerechtsdeurwaarders wordt gewekt, hetgeen voor de gerechtsdeurwaarders niet is toegestaan. De door de gerechtsdeurwaarders gevoerde (ontvankelijkheids-) verweren, dat geen rekening wordt gehouden met de jonge leeftijd van het kantoor, de klacht zich niet verhoudt met eerdere goedgekeurde toetsingsverslagen en adviezen, twee gerechtsdeurwaarders in loondienst zijn en geen zeggenschap hebben over de structuur van de onderneming en dat de klacht prematuur is ingediend, worden verworpen. De klacht wordt bij gebreke van verder inhoudelijk verweer gegrond verklaard, maar er wordt geen maatregel opgelegd vanwege het feit dat het een principiële procedure betreft, waarbij voor de eerste keer een inhoudelijk tuchtrechtelijk oordeel wordt gegeven over de participatie van derden in gerechtsdeurwaarderskantoren.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:210 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 624667

    Beslagvrije voet: klaagster heeft op 23 december 2016 het formulier geretourneerd. De gerechtsdeurwaarder heeft daar pas op 31 januari 2017 op gereageerd. Dit heeft te lang geduurd. Klaagster is hierdoor in financiële problemen geraakt. Maatregel berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:205 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 624225

    Klacht over betekening bankbeslag buiten de termijn van 475i Rv zonder valide reden is gegrond. Dat klager geen belang had bij betekening omdat hij al wist van het beslag doet niet al aan het wettelijk vereiste te betekenen. Beslag had ook aan klager betekend moeten worden aangezien het een schuld van de echtgenote betrof en beslag werd gelegd op een gemeenschappelijke rekening. Maatregel: berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:206 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 632623

    Beslissing op verzet. Nieuwe klachten in verzet kunnen niet worden getoetst. In tuchtrecht geen plaats om te toetsen of verjaringsregels vordering juist zijn toegepast.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:207 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 638430

    Incassokantoor en gerechtsdeurwaarderskantoor opereren onafhankelijk van elkaar. De gerechtsdeurwaarder en het incassokantoor hebben geen gezamenlijke derdengeldrekening meer. De betaling aan het incassokantoor kon daardoor niet bekend zijn bij gerechtsdeurwaarder. Dat het incassokantoor de betaling niet kon traceren, valt niet onder verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 645985

    De brief die door de gerechtsdeurwaarder aan klager en andere debiteuren is gestuurd is in strijd met artikel 8 beroeps- en gedragsregels. Het dreigen met controle en ophouden aan de grens zijn maatregelen die buiten de bevoegdheden van een gerechtsdeurwaarder vallen en die in het onderhavige geval ongepast is, nu op het inkomen van klagers al jaren loonbeslag ligt en het niet voor de hand ligt dat zij op vakantie zouden kunnen gaan. Maatregel boete opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:209 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 623647

    Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder een volstrekt kansloze procedure heeft gevoerd bij het ontruimen van de door klager verkregen onroerende zaak.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:183 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 616527

    betekening van het beslag heeft buiten de termijn van artikel 475 i Rv plaatsgevonden. De reden hiervoor, vakantie van de gerechtsdeurwaarder, is geen valide excuus voor overtreding van een wettelijke bepaling. De maatregel van berisping is opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:186 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 634236

    inbeslagname goederen. Foto's nemen door het raam door de gerechtsdeurwaarder is toegestaan.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:193 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 621692

    De gerechtsdeurwaarder heeft het gelegde bankbeslag niet overbetekend. Het beslag was binnen de termijn van art 475i Rv (8 dagen) al opgeheven zodat betekening geen zin meer had. Uit kostenoverwegingen heeft de gerechtsdeurwaarder dit nagelaten. Niet tuchtrechtelijk laakbaar.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:187 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 634456

    beslissing op verzet. Nieuwe feiten in verzet kunnen niet worden meegewogen. niet gebleken dat er al loonbeslag was gelegd, klacht daarom ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:194 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 624223

    klagers hebben een extra aflossing gedaan en hadden de gerechtvaardigde veronderstelling dat vordering was voldaan en beslag niet meer bestond. Dat het geautomatiseerde systeem van de gerechtsdeurwaarder de extra aflossing niet heeft herkend kan klagers niet worden tegengeworpen. Maatregel waarschuwing opgelegd

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:188 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 610452

    gerechtsdeurwaarder had beslagvrije voet moeten aanpassen naar aanleiding van melding klager dat hij een partner had. Aanpassing na drie en halve maand is te laat, ook al waren bewijsstukken nog niet ontvangen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 617459

    De gerechtsdeurwaarder heeft niet tijdig gereageerd op correspondentie van klager De gerechtsdeurwaarder heeft artikelen 464 lid 1 Rv en 466 Rv niet nageleefd (aanplakken biljet) De gerechtsdeurwaarder had het bewijsaanbod van klager in de vorm van een video opname moeten accepteren, gelet op artikel 152 Rv maatregel geldboete opgelegd

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:189 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 615827

    beslagvrije voet bij beslag op zorgtoeslag hoogte vordering niet duidelijk, klager moet zelf bijhouden wat hij heeft voldaan. er is voldaan aan beginselen hoor en wederhoor bij beoordeling klacht door de voorzitter

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:190 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 617880

    overbetekening te laat zonder geldige reden: klacht gegrond reageren op brieven buiten termijn van 14 dagen: klacht gegrond ten onrechte bankbeslag gelegd: klacht gegrond. Gerechtsdeurwaarder moet kosten daarvan aan klager vergoeden. maatregel van berisping

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:184 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 632577

    Artikel 231 en 430 Rv Voor executie is een grosse nodig. De gerechtsdeurwaarder moet marginaal toetsen of het vonnis een dagtekening, grosse en aan het hoofd: in naam des Konings bevat, alvorens te betekenen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:191 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 619993

    misbruik van recht door klaagster te dwingen tot een betalingsregeling, terwijl de gerechtsdeurwaarder weet dat klaagsters inkomen onder de beslagvrije voet ligt. maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:185 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 634123

    Klager heeft voldoende eigen belang bij de klacht, als erfgenaam. klacht ongegrond, betekening exploten waren aan het juiste adres.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:192 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 627420

    De gerechtsdeurwaarder heeft de schijn van belangenverstrengeling gewekt door medewerker van incasso kantoor bij de gerechtsdeurwaarder te laten werken. Incassokantoor en gerechtsdeurwaarder onvoldoende onafhankelijk van elkaar. Maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/648452 / DW RK 18/277

    Een oproep bij exploot voor e-Court kan niet gekwalificeerd worden als een ambtshandeling. Klacht gegrond. Geen maatregel, omdat er door de notitie van de eigen beroepsorganisatie in 2016 mogelijk wel verwarring is ontstaan bij de gerechtsdeurwaarder over de vraag wat er in deze is toegestaan.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/629236 / DW RK 17/528

    De gerechtsdeurwaarder heeft klager tweemaal ten onrechte als debiteur aangemerkt. Klacht gegrond, maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/629523 / DW RK 17/550

    Niet in geschil is dat gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 ervan op de hoogte waren dat sprake was van een eerste beslaglegger. De gerechtsdeurwaarders zijn er echter ten onrechte op voorhand vanuit gegaan dat de beslagvrije voet nihil was, omdat klaagster woonachtig is in het buitenland. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders hier niet zonder meer van mochten uitgaan en dat zij, alvorens de ontvangen gelden door te storten aan de opdrachtgever, eerst contact hadden moeten opnemen met gerechtsdeurwaarder sub 3, als zijnde eerste beslaglegger. De klacht is op dit onderdeel gegrond, de kamer legt aan gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 de maatregel van berisping op. De beslagvrije voet kan eerst op de juiste manier worden berekend op het moment dat de gerechtsdeurwaarder beschikt over de benodigde bewijsstukken. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 3 de benodigde bewijsstukken heeft opgevraagd, maar niet alle stukken heeft ontvangen. De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 3 is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:3 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631446 / DW RK 17/646

    Tijdige beantwoording van het verzoek van klaagster om aanpassing van de beslagvrije voet is uitgebleven. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:4 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/630089 / DW RK 17/583 C/13/630422 / DW RK 17/605

    De gerechtsdeurwaarder heeft niet binnen een redelijke termijn op de e-mail van klager van 4 mei 2017 gereageerd. Er waren voldoende aanwijzingen voor de gerechtsdeurwaarder aanwezig dat klagers welwillend waren om het juiste verschuldigde bedrag te betalen. De gerechtsdeurwaarder heeft echter pas na de gelegde beslagen goed naar de overgelegde bewijzen van klagers gekeken. De gerechtsdeurwaarder heeft zich in deze te veel laten leiden door zijn opdrachtgever en heeft onvoldoende getoond dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat in het exploot van betekening en bevel ten onrechte de wettelijke handelsrente is berekend in plaats van de wettelijke consumentenrente. Klagers hadden dit reeds eerder per e-mail aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt. Volgens vaste tuchtrechtspraak geldt dat als een ambtshandeling bij één exploot kán worden gedaan, dan behoort deze in beginsel ook bij één exploot te wórden gedaan. Los van de vraag of de gerechtsdeurwaarder redelijkerwijs al tot de beslagleggingen had moeten overgaan en de vraag of daar dan direct twee beslagleggingen met de daaraan verbonden kosten voor nodig waren, dan nog hadden deze beide beslagen bij één exploot aan klager betekend moeten worden, althans dan had er voor beiden exploten maar éénmaal de kosten aan klager doorberekend mogen worden. Klacht gegrond, geldboete € 750,--.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:5 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/638446 / DW RK 17/1120

    Beslissing op verzet. Klaagster stelt dat ten onrechte (derden)beslag is gelegd, omdat zij de vordering reeds had betaald. De door klaagster verrichte betaling aan haar eigen advocaat kan echter niet als bevrijdende betaling in de zin van artikel 6:32 BW worden beschouwd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:167 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/620750 / DW RK 16/1368

    Beslissing op verzet. Niet gebleken is dat de executie geschiedt op een wijze die in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:180 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626539 / DW RK 17/363

    De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door verdere executiemaatregelen te treffen, nu de betalingsregeling was vervallen, omdat de regeling vanwege het ontbreken van gegevens niet kon worden herzien. Dat klager de oorspronkelijke betalingsregeling eenzijdig heeft voortgezet maakt dit niet anders. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De termijn van reageren is in dit geval niet dusdanig lang dat de gerechtsdeurwaarder hier een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt kan worden gemaakt.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:161 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/621321 / DW RK 16/1406

    Beslissing op verzet. Klager heeft onvol­doende uiteengezet op welke manier de gerechtsdeurwaarder geen rekening zou hebben gehouden met de huwelijkse voorwaarden op grond waarvan hij gehuwd is. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder zijn onderzoeksplicht zou hebben geschonden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:174 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/632215 / DW RK 17/707

    Beslissing op verzet. De klacht gaat over de tenuitvoerlegging van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:155 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627275 / DW RK 17/413

    Beslissing op verzet. Klager kan zijn eigen betalingsnalatigheid niet aan de gerechtsdeurwaarder tegenwerpen. Gelet op de aantoonbaar vele mogelijkheden die klager zijn geboden ter voorkoming van hoge executiekosten, heeft de gerechtsdeurwaarder zich coulant opgesteld en is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet gebleken. Van schending van artikel 6 EVRM is geen sprake. De voorzitter is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:168 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627572 / DW RK 17/432

    Een beslag op het inkomen staat, in beginsel, het beslag op roerende zaken niet in de weg. Het staat de gerechtsdeurwaarder ook vrij om met klagers een betalingsregeling overeen te komen om klagers op deze manier de gelegenheid te bieden het beslag op roerende zaken te voorkomen. Uit de door klagers aangeleverde stukken is verder niet gebleken dat er sprake is geweest van dwang of oneigenlijke druk hieromtrent. Het niet afwachten van een schuldsaneringstraject door een gerechtsdeurwaarder is in het algemeen niet tuchtrechtelijk laakbaar. Anders dan klagers menen te hebben begrepen uit de aankondiging beslaglegging, heeft de gerechtsdeurwaarder klagers slechts gewezen op de mogelijkheid voor hem binnen te treden op grond van art 444 Rv. Het als zodanig opnemen in de aankondiging is niet tuchtrechtelijk laakbaar, ook al kan dit mogelijk dreigend over komen. De koelkast en wasmachine maken vooralsnog geen deel uit van de lijst van objecten waar op grond van artikelen 447 en 448 Rv beslagverbod op rust. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:181 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/633461 / DW RK 17/783

    De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij in de periode waarin hij de incasso medio 2015 (als herincasso) weer heeft opgepakt, tot 4 augustus 2015, het moment waarop hij loonbeslag heeft gelegd, klaagster niet heeft gevraagd naar haar bronnen van inkomsten, omdat hij dit reeds gedaan heeft in 2008, 2011 en 2012, maar dat klaagster hierop niet of volstrekt onvoldoende heeft gereageerd. De kamer overweegt dat dit geen reden is om bij een nieuw voornemen tot het leggen van beslag niet naar de inkomstengegevens van klaagster te vragen, teneinde de juiste beslagvrije voet te kunnen berekenen. De gerechtsdeurwaarder had in de onderhavige situatie niet slechts af mogen gaan op de wettelijke norm. De gerechtsdeurwaarder is vervolgens niet tegemoetgekomen aan het verzoek van klaagster om de berekening van de aanvankelijke en de aangepaste beslagvrije voet inzichtelijk te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster tevens geen uitleg gegeven met betrekking tot de berekening van de rente, niet inzichtelijk gemaakt hoe de rente is berekend en klaagster bovendien onjuist geïnformeerd met betrekking tot de hoogte van de rente die in het vonnis van 21 juni 1996 is toegewezen. Nadat klaagster de gerechtsdeurwaarder erop gewezen had dat in het vonnis staat dat de wettelijke rente berekend moet worden, heeft de gerechtsdeurwaarder per e-mail, zonder nadere uitleg of excuses, erkend dat een onjuist rentepercentage is gehanteerd en heeft in dezelfde e-mail opnieuw opgave gedaan van het (opnieuw berekende) verschuldigde rentebedrag. Tussen partijen staat vast dat ook dit bedrag onjuist is berekend. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat het gecorrigeerde rentebedrag te hoog is berekend, veroorzaakt door een menselijke fout bij de correctie van de rente. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder met deze tweede misslag ernstig onzorgvuldig heeft gehandeld. Het verweer dat er is vertrouwd op de juistheid van de gegevens in het computersysteem gaat niet op. Klacht op deze onderdelen gegrond, klacht voor het overige ongegrond. Voor het gegronde deel van de klacht wordt de maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:162 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/613185 / DW RK 16/1009

    Het kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat DUO de door klager rechtstreeks verrichte betalingen niet eerder heeft doorgegeven. Namens klager is weliswaar eerder meermalen aangegeven dat er rechtstreekse betalingen waren verricht, maar hierbij heeft klager steeds geweigerd nadere gegevens en de door hem genoemde brief van DUO van 24 oktober 2014 te overleggen. Het kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat hij geen contact met DUO heeft opgenomen ter zake de betreffende betalingen, nu klager onvoldoende aanknopingspunten bood om met vrucht navraag te doen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:175 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/619625 / DW RK 16/1287

    Volgens vaste jurisprudentie van de kamer wordt het in zijn algemeenheid niet onzorgvuldig geacht dat de gerechtsdeurwaarder een beeld schetst van de gevolgen van het uitblijven van betaling. In deze situatie is de inhoud van de betreffende brief echter zeer intimiderend met als kennelijk doel klaagster onder druk te zetten om de vermeende vordering te betalen. Bovendien wordt verzuimd duidelijk te vermelden dat een vonnis ook in het voordeel van klaagster uit kan vallen, in welk geval zij helemaal niet hoeft te betalen en er dus ook geen beslagmogelijkheden zijn. Klaagster gaf tijdens de mondelinge behandeling aan getwijfeld te hebben om alsnog te betalen om een beslag met behulp van de politie te voorkomen. Desgevraagd verklaarde de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting dat beslag op grond van artikel 444 Rv een uiterste executiemaatregel is, die niet vaak wordt genomen. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder gelet op al het voorgaande met de betreffende brief in strijd met artikel 8 in de Verordening Beroeps- en Gedragsregels Gerechtsdeurwaarders heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:156 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/631704 / DW RK 17/661

    Beslissing op verzet. De klacht betreft een executiegeschil waarover de kamer niet bevoegd is te oordelen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:169 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/637890 / DW RK 17/1073

    Bij een huurachterstand van drie maanden wordt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde naar vaste jurisprudentie door de kantonrechter toegewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door klaagster te dagvaarden. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven, daaronder ook begrepen e-mails, met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn beantwoordt. De reacties van de gerechtsdeurwaarders van 25 oktober 2017 die volgden op de e-mails van 2 en 3 oktober 2017 vallen ruimschoots buiten datgene wat begrepen kan worden als redelijk termijn. Dat de gerechtsdeurwaarders zich niet wilden mengen in het inhoudelijke geschil tussen klaagster en hun opdrachtgever is begrijpelijk en in die zin niet tuchtrechtelijk laakbaar, maar de gerechtsdeurwaarders hadden dit op zijn minst (eerder) kunnen mededelen aan klaagster. Dit te meer nu er al eerder problemen tussen klaagster en het gerechtsdeurwaarderskantoor hadden voorgedaan. Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:163 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614433 / DW RK 16/937

    Op grond van zijn eigen waarnemingen en overige bij hem bekende informatie heeft de gerechtsdeurwaarder naar het oordeel van de kamer gerechtvaardigd kunnen vermoeden dat de goederen in de woning (tevens) toebehoorden aan klager. Het beslag is niet gelegd in strijd met de regels van het tuchtrecht. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:176 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/624343 / DW RK 17/188

    Beslissing op verzet. De klacht betreft het conservatoir gelegde beslag op roerende zaken die zich in gehuurde kluizen bevinden en het in ge­rechtelijke inbewaringgeving ervan. Niet in geschil is dat geen hoofdzaak is ingesteld en het gelegde conservatoire beslag tot afgifte als gevolg daarvan is komen te vervallen. Het had in dit geval in de rede gelegen dat de gerechtsdeurwaarder, in zijn hoedanigheid van bewaarder, de gelden had terug gebracht waar ze vandaan kwamen, te weten de kluizen van [ ] of in ieder geval in overleg was getreden met de bij het beslag betrokken partijen om een manier te bepalen waarop voldaan kon worden aan de inhoud van artikel 860 lid 2 Rv. De gerechtsdeurwaarder heeft zich ten onrechte laten leiden door het verzoek van zijn opdrachtgeefster, waarmee een vervallen conservatoir beslag de facto tenuitvoergelegd is. Verzet en klacht gegrond, maatregel van berisping met aanzegging.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:157 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614755 / DW RK 16/973

    Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder zich niet aan de afspraak heeft gehouden dat zij de incassokosten niet hoefde te betalen indien zij de vordering op 23 november 2015 zou betalen en bezwaar tegen de incassokosten zou maken. Nu de deurwaarder gemotiveerd ontkend dat er een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt en de brief van 16 november 2015 hierover niets bevat, is de door klaagster gestelde afspraak onvoldoende vast komen te staan, Het komt de kamer ook tegenstrijdig voor dat zou zijn afgesproken dat er enerzijds bezwaar zou moeten worden gemaakt tegen incassokosten en anderzijds zou zijn overeengekomen dat die niet verschuldigd zouden zijn. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:170 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/638518 / DW RK 17/1124

    Beslissing op verzet. Klagers stellen dat de gerechtsdeurwaarder weigert beslag te leggen. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk heeft getracht beslag ten laste van [ ] te leggen en tevens voortvarend te werk is gegaan. De gestelde bejegening wordt door de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk ontkend. Ten aanzien van de stelling van klagers dat de gerechtsdeurwaarder beslag wilde leggen op een auto met een gestolen kenteken blijkt uit de overgelegde producties dat de gerechtsdeurwaarder hier uitgebreid overleg over heeft gevoerd met de opdrachtgever en is niet gebleken van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2018:164 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627389 / DW RK 17/420

    Beslissing op verzet. Klager stelt dat de gerechtsdeurwaarder een onjuiste beslagvrije voet toepast en er ten onrechte van uit gaat dat klager een gemeenschappelijke huishouding voert met de persoon waar hij inwoont. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.