ECLI:NL:TGDKG:2018:223 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636093 / DW RK 17/968
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2018:223 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-11-2018 |
Datum publicatie: | 25-02-2019 |
Zaaknummer(s): | C/13/636093 / DW RK 17/968 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De klacht betreft het vermelden van een verkeerd bedrag in de dagvaarding, de dagvaarding betekenen op een geheim adres, de postbezorging op dat adres en het niet gebruiken van een bekend e-mailadres. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 20 november 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 september 2017 met zaaknummer C/13/621282 / DW RK 16/1402 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/636093 / DW RK 17/968 (BD/FK) ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
gemachtigde [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 29 december 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief ingekomen op 11 januari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 12 september 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 september 2017. Bij op 26 september 2017 ingekomen brief heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 9 oktober 2018. Verschenen zijn de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 november 2018.
1. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
2. De feiten
De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.
3. De oorspronkelijke klacht
In de inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat:
a) er in de dagvaarding een verkeerd opeisbaar bedrag is genoemd, omdat er op 6 juli 2017 een bedrag van € 67,53 bij de verhuurder is voldaan;
b) het woonadres waarop de dagvaarding is achtergelaten als geheim adres is aangemerkt;
c) op het woonadres (wooncomplex) een gebrekkig functionerend postsysteem is;
d) de verhuurder bekend is met het e-mailadres en telefoonnummer van klaagster en dat die niet door de gerechtsdeurwaarder zijn benut.
4. De beslissing van de voorzitter
4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder slechts kan afgaan op datgene wat zijn opdrachtgever opgeeft. De aangereikte gegevens behoeft hij behoudens evidente onjuistheden niet feitelijk te controleren. Indien klaagster het niet eens was met het bedrag dat in de dagvaarding werd genoemd dan had het op haar weg gelegen om tijdens de gerechtelijke procedure verweer te voeren, zulks heeft zij nagelaten. Daarnaast kan uit de overgelegde producties niet worden opgemaakt dat zij, voor de zitting, een betalingsbewijs van het door haar gestelde bedrag aan de gerechtsdeurwaarder heeft doen toekomen. De gerechtsdeurwaarder kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klaagster bij de gemeente om geheimhouding van haar adres heeft verzocht. Gelet op deze omstandigheid is het niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder in de dagvaarding heeft opgenomen dat het een geheim adres betreft.
4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c) heeft de voorzitter overwogen dat klaagster stelt dat zij overdag naar haar werk is en dan niet op haar woonadres bereikbaar is. De voorzitter maakt hieruit op dat klaagster stelt dat het postsysteem op het woonadres (wooncomplex) niet goed functioneert. Dit is een omstandigheid die de gerechtsdeurwaarder niet verweten kan worden. Op grond van artikel 47 Rv mag de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding in een gesloten envelop op het woonadres van klaagster achterlaten indien niemand wordt aangetroffen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.
4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel d) heeft de voorzitter overwogen dat het enkele feit dat [ ] zou beschikken over de contactgegevens (e-mailadres en telefoonnummer) van klaagster niet automatisch met zich meebrengt dat de gerechtsdeurwaarder daar ook over beschikt. Daarnaast valt niet in te zien op welke wijze de gerechtsdeurwaarder die contactgegevens, indien zij daarover beschikte, had moeten gebruiken. Het betreft immers losse opdrachten tot het uitbrengen van een dagvaarding en het betekenen van een vonnis, welke op grond van de in de wet genoemde wijze dienen te geschieden. Een e-mailadres en telefoonnummer zijn niet geschikt om aan de wettelijke eisen te voldoen.
5. De gronden van het verzet
5.1 Op gronden als vermeld in het verzetschrift verzet klaagster zich tegen de afwijzing van de klacht als kennelijk ongegrond. Het verzetschrift richt zich op de vermeende onjuiste aanwijzing van de kantoren van de gerechtsdeurwaarders als beklaagden en ook tegen de complexe, verwarrende afhandeling van beslagleggingen en incasso’s door de verschillende gerechtsdeurwaarders.
5.2 Dat door klaagster in beide zaken ten onrechte het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is aangesproken, is gelegen in het feit dat verschillende behandelaars en (kandidaat-, toegevoegd-) gerechtsdeurwaarders een rol hebben gespeeld in deze zaak. Dat de kamer klaagster hierop niet heeft gewezen is op zijn minst ongelukkig te noemen. Temeer daar de aangeklaagde gerechtsdeurwaarders wel om een verweerschrift is verzocht. Van die verweerschriften heeft klaagster pas kennis genomen na toezending van de beslissingen van 12 september 2017. In de tussentijd is door gemachtigde van klaagster twee keer naar de voortgang geïnformeerd. Op geen enkele wijze is toen of anderszins melding gemaakt van een noodzaak om de oorspronkelijke klacht te herzien.
5.3 Het bij dagvaarding gevorderde bedrag van € 1192,53 plus de huur van de eerste week van januari van € 67,53 was onjuist, omdat de huur van de eerste week van januari reeds in de loop van 2016 was voldaan. Het te incasseren bedrag is als gevolg van incassokosten, salaris, griffierecht, proceskosten, overige kosten en rente opgelopen tot een bedrag van € 2.701,86. Nadat duidelijk was geworden dat een deel van de hoofdsom reeds was betaald, werd een nieuwe specificatie opgemaakt ten bedrage van € 2.769,39. Van zorgvuldig handelen is hier geen sprake geweest.
5.4 Tenslotte blijft klaagster - gezien haar woon-, werk- en contact situatie - bezwaard over het feit dat door de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding in een gesloten envelop op het woonadres van klaagster achter te laten.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet
6.1 Klaagster maakt in één verzetschrift bezwaar tegen twee verschillende voorzittersbeslissingen. In dit geval kan de kamer slechts ingaan op het verzet voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de voorzitter in de zaak met nummer C/13/621282 / DW RK 16/1402.
6.2 De aanwijzing van het verkeerde kantoor als beklaagde en de volgens klaagster complexe, verwarrende afhandeling van beslagleggingen en incasso’s speelt slechts een rol in de zaak met nummer C/113/62188 / DW RK 16/1403. Nu die zaak niet voor behandeling op de rol stond van de zitting van 9 oktober 2018, kan de kamer niet ingaan op de gronden van het verzet als vermeld onder 5.1. en 5.2.
6.3 tTn aanzien van de gronden als vermeld onder 5.3 en 5.4 verenigt de kamer zich met de gronden waarop de voorzitter de klacht van klaagster heeft afgedaan. De kamer is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren dan ook geen nieuwe gezichtspunten op. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
6.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
BESLISSING:
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend voorzitter, mr. E. Diepraam en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.