Zoekresultaten 701-750 van de 1481 resultaten

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:42 Accountantskamer Zwolle 15/2235 Wtra AK

    Niet voldoende voldaan aan de op betrokkene rustende zorgplicht bij de begeleiding en advisering van de verkoop van een deel van de onderneming van een cliënt. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:43 Accountantskamer Zwolle 15/2729 en 15/2730 Wtra AK

    Zevende tuchtklacht van een voormalig deurwaarder tegen betrokken accountants, werkzaam bij het BFT, in het kader van het door hen uitgeoefende toezicht. Er is onder meer sprake van misbruik van tucht(proces)recht indien is gebleken dat op voorhand is uitgesloten dat de behandeling van de klacht zou kunnen bijdragen aan de doelstelling van de tuchtrechtspraak. Klager maakt misbruik van zijn bevoegdheid indien hij het indienen van de klacht, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de accountant achterwege had behoren te laten. Hiervan kan eerst sprake zijn als klager zijn klacht baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van tucht(proces)recht past terughoudendheid gelet op het recht op onbelemmerde toegang tot de tuchtrechter. In casu is er daadwerkelijk sprake van voormeld misbruik; klacht mitsdien niet-ontvankelijk. Tevens is de klacht niet-ontvankelijk in verband met het beginsel van ne bis in idem en/of het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:41 Accountantskamer Zwolle 15/1473 Wtra AK

    Controle jaarrekening. Aandeelhouders van de vennootschap hebben een conflict en gaan uit elkaar; twee aandeelhouders (de facto klagers) bieden hun aandelenpakket conform de geldende blokkerings- en aanbiedingsregeling aan; voor de waardering van de aandelen vormde de te controleren jaarrekening van de moedervennootschap een uitgangspunt. In de jaarrekening van een Poolse dochter wordt conform lokale wettelijke voorschriften, anders dan in voorgaande jaren, het onroerend goed tegen historische kostprijs opgenomen. De Nederlandse moeder neemt deze waardering in de geconsolideerde jaarrekening vrijwillig over, terwijl in vorige jaren het onroerend goed daarin op basis van actuele waarde was opgenomen. Ten onrechte heeft betrokkene bij zijn beslissing deze vrijwillige stelselwijziging voor de geconsolideerde balans te accepteren niet centraal gesteld de vraag of een dergelijke vrijwillige wijziging leidde tot een belangrijke verbetering van het inzicht dat de jaarrekening gaf (artikelen 2:362 eerste tot en met vierde lid, 2:363, vierde en vijfde lid, en artikel 2:384 eerste en zesde lid BW juncto RJ 140), maar de vraag of het gevolg van de gepresenteerde waardering tegen historische kostprijs voor de jaarrekening van de moedervennootschap materieel zou zijn. Onvoldoende controlewerkzaamheden ter zake de rechtmatigheid van een verhoging van de managementfee van de achterblijvende directeur-grootaandeelhouder. Onvoldoende controlemaatregelen ingezet ter zake een materiele afwaardering van de voorraden. Deze post is in strijd met RJ 270, alinea 404, ook onvoldoende in de jaarrekening toegelicht. De goedkeurende verklaring van betrokkene ontbeert zodoende deugdelijke grondslag. Betrokkene is tekort geschoten bij zijn risico-taxatie en het nemen van specifieke maatregelen om de controle met voldoende diepgang te verrichten; hij had ter zake zijn controle bij klagers, die in het te controleren boekjaar operationeel en statutair directeur respectievelijk controller waren, informatie moeten inwinnen, ook al waren deze ten tijde van de controle arbeidsongeschikt. Berisping

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:40 Accountantskamer Zwolle 15/622 Wtra AK

    Nadere uitwerking van het ne-bis-in-idembeginsel in het geval dat aan klager na de behandeling van een door hem tegen dezelfde accountant eerder ingediende en gegrond verklaarde klacht over de controle van een jaarrekening nieuwe feiten en omstandigheden bekend worden welke tot het oordeel zouden kunnen leiden dat ook op grond van die nieuwe feiten en omstandigheden de controle van die jaarrekening onjuist is uitgevoerd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:37 Accountantskamer Zwolle 15/1081-1082-1083 Wtra AK

    Persoonsgericht onderzoek naar oud-bestuurder van een zorginstelling. De fundamentele beginselen van integriteit en objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid vereisen dat de accountant op een adequate wijze rekening houdt met de belangen van de personen, op wie zijn onderzoek betrekking heeft en hij zal er voor dienen te waken dat de bij zijn persoonsgericht onderzoek betrokken personen geen onnodige reputatieschade oplopen. In casu is het onderzoek/de rapportage op een aantal deelpunten met onvoldoende diepgang uitgevoerd, in dier voege dat betrokkenen betrekkelijk eenvoudig nader onderzoek hadden kunnen en moeten verrichten naar door hen in hun rapportage aan de orde gestelde punten, die de financiële integriteit van de betrokken oud-bestuurder raakten, en waarbij zij de vraag open hebben gelaten dat betrokkene onjuist gehandeld had.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:38 Accountantskamer Zwolle 15/2589 Wtra AK

    Kantoortoetsing; gegrond; berisping.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:39 Accountantskamer Zwolle 16/3 Wtra AK

    Klacht niet-ontvankelijk vanwege 3-jaars- en 6-jaarstermijn.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:34 Accountantskamer Zwolle 15/2076, 15/2123 en 15/2124

    Betreft civielrechtelijk geschil tussen een accountantsorganisatie en een voormalige contractpartner over de wijze van beëindigen van dit contract en het vermeende handelen daarna in strijd met rechten van de wederpartij. De CEO en CFO van de accountantsorganisatie worden tuchtrechtelijk aangesproken, mede voor de wijze waarop zij zich in de civielrechtelijke procedure uitlaten/verweren. Verweer van misbruik van tuchtrecht wordt verworpen nu niet is gebleken dat op voorhand is uitgesloten dat de behandeling van de onderhavige klachten zou kunnen bijdragen aan de doelstelling van de tuchtrechtspraak. De omstandigheid dat klaagster bij de onderhavige door haar geïnitieerde procedures naast een tuchtrechtelijk belang tevens andere belangen heeft, die niet samenvallen met deze doelstelling van de tuchtrechtspraak, betekent nog niet dat sprake is van misbruik van tuchtrecht. Wat betreft de deelklacht gegrond op art. 32 Bta heeft te gelden dat de omstandigheid dat artikel 32 Bta ziet op accountantsorganisaties dit nog niet met zich mee brengt dat een vermeende schending van dit artikel door betrokkenen (CEO en CFO) niet tuchtrechtelijk toetsbaar zou kunnen zijn. Het beroep op niet-ontvankelijkheid wordt derhalve verworpen. De inhoud van het schriftelijk verweer door de CEO (in casu o.m. standpunt innemende notities van de CEO aan de door de rechter aangestelde deskundige), als reactie op de stellingen van de wederpartij in de civielrechtelijke procedure, heeft niet het karakter van een persoonsgericht onderzoek, noch betreft het een assurance-opdracht. Wel betreft een dergelijk schriftelijk verweer een “professionele dienst” in de zin van art. 1 VGBA, nu het met toepassing van de vakbekwaamheid van een accountant is opgesteld, en dient het derhalve in overeenstemming met de vier in art. 3 VGBA genoemde fundamentele beginselen tot stand te zijn gekomen. Herhaling van de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer inzake het innemen van een civielrechtelijk standpunt door de accountant in zijn zakelijke betrekkingen. Niet gebleken is dat de CEO in zijn schriftelijke uitingen in de procedure een standpunt heeft ingenomen dat bewust onjuist of misleidend blijkt te zijn, noch dat hem in sterke mate verweten zou kunnen worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen. Ook de andere gedragingen die klaagster de betrokken CEO en/of CFO tuchtrechtelijk verwijten, moeten worden aangemerkt als het handelen van accountants in hun zakelijke betrekkingen, zodat dit handelen eveneens het innemen van een civielrechtelijk standpunt betreft. Wederom niet aannemelijk geworden dat deze gedragingen bewust onjuist of misleidend tot stand zijn gekomen Klacht ex art. 32 Bta: een schending van dit artikel door betrokkenen is niet aannemelijk geworden. Klacht geheel ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:35 Accountantskamer Zwolle 15/1892 Wtra AK

    Het in het kader van een behoorlijke tuchtprocesorde bestaande beginsel van concentratie van klachten heeft betrekking op klachten gericht tegen dezelfde accountant. Klagen tegen de ene accountant in een bepaald feitencomplex staat niet in de weg aan naderhand klagen over hetzelfde feitencomplex tegen een andere accountant (kantoorgenoot van de eerste accountant). Volgens vaste jurisprudentie dient de accountant het vertrouwelijke karakter van informatie die hij in het kader van zijn beroepsmatig en zakelijk handelen heeft verkregen, te eerbiedigen en mag hij deze informatie zonder specifieke machtiging daartoe niet aan een derde bekendmaken, tenzij wettelijk of beroepshalve een recht of plicht daartoe bestaat. Nu er in casu geen toestemming was van de betrokken cliënte (zie artikel 16, sub d VGBA), en zich geen van de andere in artikel 16 VGBA gemelde situaties voordeed, heeft betrokkene reeds daarom terecht de gevraagde informatie niet verschaft. Geen rechtsregel bepaalt dat een klachtbehandelaar/collega-accountant van het kantoor van een accountant, waartegen klager een klacht heeft ingediend, onafhankelijk dient te zijn. Bij de afhandeling van die klacht dient hij wel objectief te werk te gaan. In casu is niet aannemelijk geworden dat hij niet objectief gehandeld zou hebben.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:36 Accountantskamer Zwolle 15/1800 Wtra AK

    Klachten over niet naleven non-concurrentie- en relatiebeding, tekortschieten in prestaties voor klanten klaagster en over overdracht dossier ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:33 Accountantskamer Zwolle 15/2163 Wtra AK

    Een accountant moet bereid zijn aan zijn opdrachtgever en aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever op diens verzoek in algemene zin informatie te verstrekken over de door hem ter uitvoering van zijn opdracht verrichte werkzaamheden. Die verplichting vindt zijn grondslag in het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2 onder d van de VGBA. Er bestaat geen algemene en onbeperkte verplichting om aan zijn opdrachtgever, laat staan aan de curator in het faillissement van die opdrachtgever, verantwoording af te leggen in de vorm van het in afschrift verstrekken van het dossier van de accountant. Of een accountant gehouden is tot het verstrekken van (afschriften van) stukken is afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die zijn verricht ter uitvoering van de opdracht, de deskundigheid van de opdrachtgever en overigens van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:32 Accountantskamer Zwolle 15/2576 en 15/2768 Wtra AK

    Retentierecht ziet op de door de accountant opgestelde stukken en niet op de administratie van klagers. Door te weigeren die administratie af te geven, heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Dat geldt ook voor het indienen van aangiften namens zijn cliënten zonder die aangiften eerst met hen te bespreken.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:30 Accountantskamer Zwolle 15/1303 Wtra AK

    Beginselen van een behoorlijke procesorde die aan het indienen van een nieuwe klacht door dezelfde klager in de weg staan. Toepassing van het beginsel van ne bis in idem in samenhang met het beginsel van een gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het geval dat een nieuwe klacht wordt ingediend over de vermeende onjuistheid van door/namens de aangeklaagde accountant gedane uitlatingen ter zitting bij de Accountantskamer of het College van beroep voor het bedrijfsleven of in een daarna gehouden zitting bij de civiele rechter over hetzelfde feitencomplex.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:31 Accountantskamer Zwolle 15/1996 en 15/1997 Wtra AK

    Deels ongegrond en deels niet ontvankelijk op grond van 3-jaarstermijn, zoals art. 22 Wtra luidt sinds 1 januari 2014: voor aanvang van de daarin bedoelde termijn van drie jaren beslissend is of sprake is van een constatering van ‑ geparafraseerd ‑ het tuchtrechtelijk laakbare karakter van het handelen of nalaten van de accountant, dan wel van zodanige feiten dat daarop redelijkerwijs een vermoeden van zulk tuchtrechtelijk laakbaar handelen of nalaten kan worden gebaseerd. Daarbij is van belang hoe de klacht is omschreven, althans door de Accountantskamer moet worden opgevat. Het gaat er daardoor niet om of, en zo ja wanneer, een klager een handelen of nalaten van een accountant heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren, maar of en, zo ja, wanneer een klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat een handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:28 Accountantskamer Zwolle 16/972, 973, 15/2076, 2123, 2124

    Afwijzing voeging en heropening van de behandeling van een eerdere klachtzaak, die voor uitspraak staat, met een nieuw ingediende klacht inhoudende dat betrokkenen tijdens de mondelinge behandeling van de eerdere klacht de Accountantskamer onjuist hebben geïnformeerd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:29 Accountantskamer Zwolle 15/1928 Wtra AK

    Gezien de bevindingen bij een door betrokkene zelf ingesteld onderzoek (aanzienlijke aantallen contante ontvangsten en uitbetalingen; geen functiescheiding en geen kasadministratie) bij een beleggingsmaatschappij, had betrokkene nimmer mogen overgaan tot het samenstellen van de jaarrekeningen van die beleggingsmaatschappij over een aantal jaren en had hij zijn opdracht daartoe moeten teruggeven. Verder vormden de contante ontvangsten en uitbetalingen een indicatie voor een melding op grond van de Wwft. Betrokkene heeft die melding niet gedaan en daarvoor geen goede reden aangevoerd. Ingeval een accountant met een samenstellingsopdracht gelden leent van een client moet hij afdoende waarborgen treffen om de bedreigingen die uit dat lenen voortvloeien voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:27 Accountantskamer Zwolle 15/2590 Wtra AK

    Accountant moet te allen tijde zorgdragen voor stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Bij kantoortoetsing (samenstelpraktijk) tekortkomingen vastgesteld in het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Ook als de uitgevoerde toetsing geen hertoetsing was maar een toetsing, mogen bevindingen bij eerdere toetsing worden betrokken bij de beoordeling van een klacht over een latere toetsing. Definitieve doorhaling voor een termijn van twaalf maanden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:25 Accountantskamer Zwolle 15/1641 Wtra AK

    Bij de controle van de eerste jaarrekening van een investeringsmaatschappij in vastgoed moet de accountant op grond van NVCOS 315 (dat inhoudt dat de accountant voldoende kennis van de entiteit moet vergaren) ook acht slaan op de inhoud van het voor de oprichting uitgegeven prospectus, omdat de accountant bij deze controle niet kan steunen op informatie verkregen bij eerdere controlewerkzaamheden. Betrokkene had gelet op het inzichtvereiste, erop moeten toezien dat in de jaarrekening expliciet was vermeld dat de aandelen in de vennootschappen waarin het vastgoed werd gehouden pas in de loop van het boekjaar waren verkregen zodat de gebruikers van de jaarrekening hadden beseft dat de verantwoorde huuropbrengsten niet op een heel jaar betrekking konden hebben.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:26 Accountantskamer Zwolle 15/1408 en 15/1409 Wtra AK

    Beginselen van een behoorlijke procesorde, die aan het indienen van een nieuwe klacht door dezelfde klager in de weg staan. Ne bis in idem, gesloten stelsel van rechtsmiddelen, beginsel van concentratie van klachten. In casu de invloed van nieuw voorgedragen argumenten die klager al voorafgaand aan de behandeling van de nieuwe klacht bekend waren, althans redelijkerwijs bekend konden zijn.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:24 Accountantskamer Zwolle 15/2042 Wtra AK

    Accountant heeft over een reeks van jaren bewust te lage aangiften omzetbelasting gedaan door omzet te verschuiven naar latere jaren (teneinde daarvan liquiditeitsvoordeel te genieten). Strijd met de fundamentele beginselen integriteit en professioneel gedrag. Aannemelijk is dat hij wel de intentie had de verschuldigde bedragen alsnog te betalen, zoals die blijkt uit het opnemen van een passiefpost ter zake in zijn jaarrekeningen. Betrokkene heeft de fouten vrijwillig hersteld maar pas nadat de belastingdienst een onderzoek was gestart. Definitieve doorhaling voor een jaar.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:22 Accountantskamer Zwolle 15/1442 Wtra AK

    Rapport met persoonsgerichte aspecten. Oordeel in rapport dat bestuur deelgemeente in strijd met de beginselplicht tot handhaving van overtreden wettelijke voorschriften heeft gehandeld doordat besluitvorming over handhavend optreden tegen moskee of legaliseren jarenlang is uitgebleven, in verschillende opzichten ontoereikend gemotiveerd en daarom in strijd met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid in de VGC. Daarmee is niet gezegd dat in het rapport ten onrechte is geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat tot 2011 is afgezien van handhavend optreden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:23 Accountantskamer Zwolle 15/1866 Wtra AK

    Verstrekt overzicht van de verwerking van ontvangen betalingen op openstaande bedragen geeft voldoende inzicht. Het overzicht had eerder verstrekt moeten worden maar die traagheid is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:20 Accountantskamer Zwolle 15/2041 Wtra AK

    Oplettendheid van de accountant vereist bij het indienen van belastingaangiften namens zijn cliënt. Daarbij moet hij acht slaan op signalen die duiden op het indienen van onjuiste aangiften. Meer oplettendheid mag worden verwacht naarmate de aangiften omzetbelasting zullen resulteren in hoge terug te geven bedragen. Parallel met regels uit NVCOS 4410 die gelden als de accountant bij de uitvoering van de opdracht constateert dat gegevens die door de leiding van de entiteit zijn verstrekt, onbevredigend zijn. Betrokkene is onzorgvuldig geweest bij het vastleggen van een geldleenovereenkomst tussen verbonden partijen, welke hij ter onderbouwing van de belastingaangiften aan de Belastingdienst heeft ingezonden. Betrokkene heeft en onrechte geen Wwft-melding gedaan. Berisping.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:21 Accountantskamer Zwolle 15/1726 Wtra AK

    Brief op verzoek cliënt die is ingebracht in procedure bij rechtbank ontbeert een deugdelijke grondslag. Betrokkene heeft verzuimd aan echtgenote van de aandeelhouder van een besloten vennootschap (die beiden klant zijn van betrokkene) te vragen of zij toestemming geeft voor beëindiging van haar pensioenopbouw in de vennootschap. Hij heeft daarna geacteerd alsof die toestemming wel was gegeven. Een en ander levert strijd op met fundamenteel beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Berisping.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:19 Accountantskamer Zwolle 16/10 Wtra AK

    Klacht kennelijk niet-ontvankelijk i.v.m. driejaarstermijn. Zaak op de voet van art. 39 Wtra door de voorzitter zonder zitting afgedaan en niet ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:18 Accountantskamer Zwolle 16/7-16/111-112-113 Wtra AK

    Voorzittersbeslissing. Kennelijk niet ontvankelijk i.v.m. verstreken zijn van de zesjaarstermijn.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:17 Accountantskamer Zwolle 15/2120 Wtra AK

    Rol van accountant bij conflictueuze situatie tussen clienten. Uit de VGBA vloeit niet als algemene regel voort dat een accountant zich na (en vanwege) het ontstaan van een (niet aanstonds overbrugbaar) belangenconflict tussen de bestuurders/aandeelhouders van een entiteit altijd dient terug te trekken als accountant van én de entiteit én alle bestuurders/aandeelhouders. Wel dient de accountant bij het verlenen van zijn professionele dienst in zo’n situatie van belangentegenstellingen voortdurend bedacht te zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van die fundamentele beginselen. Doen er zich op enig moment omstandigheden voor die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan de fundamentele beginselen, dan dient de accountant (in de terminologie van artikel 21, eerste lid, van de VGBA) een toereikende maatregel te nemen, die ertoe leidt dat hij zich aan deze beginselen houdt. Extra waakzaamheid is geboden in het geval de accountant in een dergelijk conflictueuze situatie zich in zoverre terugtrekt dat hij zijn professionele diensten nog enkel voor een deel van zijn clienten voortzet. Daarbij past de waarschuwing voor de accountant dat schending van het fundamenteel beginsel van objectiviteit niet alleen aan de orde is indien wordt vastgesteld dat van een objectieve oordeelsvorming daadwerkelijk geen sprake is, maar ook indien duidelijk is dat de accountant zich heeft begeven in een situatie waarin zijn objectiviteit te zeer in het gedrang komt. Onder omstandigheden kunnen zich situaties voordoen waarin volledig terugtrekken als accountant van én alle bestuurders/aandeelhouders én de entiteit, in plaats van het eenzijdig door de accountant beëindigen van zijn opdrachtrelatie met een deel van zijn clienten, geboden is teneinde naleving van de fundamentele beginselen te waarborgen. Komt de accountant in een situatie te verkeren dat hij in het vervolg alleen nog maar een deel van zijn clienten gaat bijstaan, dan vereist het fundamentele beginsel van objectiviteit allereerst dat de accountant ervoor zorgt dat het voor alle betrokken partijen duidelijk is dat hij vanaf enig moment alleen nog de belangen behartigt van één (deel) van de partijen. In een dergelijke situatie verdient voorts speciale aandacht het in acht nemen van de verplichting tot geheimhouding van informatie, en dan met name de informatie die als vertrouwelijk heeft te gelden tussen de accountant en de partij(en) wier belangen hij niet meer behartigt. In casu geen schending van de fundamentele beginselen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:15 Accountantskamer Zwolle 15/835 Wtra AK

    Ontijdige en onjuiste beoordelingsverklaring inzake een jaarrekening, waarin i.v.m. het niet opnemen van een dividendbesluit een materiele onzekerheid, waarvan de omvang bekend is, voorkomt. Betrokkene had erop moeten aandringen dat inzake deze onzekerheid een toereikende toelichting in de jaarrekening werd opgenomen, inclusief een kwantificering van de effecten daarvan (zie onder meer randnummer 69 sub b. onder vi NV COS 2400, versie 16 december 2013). Nu een dergelijke toelichting ontbrak, had betrokkene moeten afwegen welke gevolgen dit had voor de af te geven beoordelingsverklaring. Met de bestaande summiere toelichting in het accountantsrapport gaf de jaarrekening in ieder geval niet het wettelijk vereiste inzicht. Daarnaast had betrokkene, nu hem de gevraagde documentatie omtrent het dividendbesluit niet ter beschikking was gesteld, onvoldoende assurance-informatie beschikbaar, hetgeen afhankelijk van de mogelijke effecten daarvan tot een conclusie met beperking of onthouding van een conclusie had moeten leiden (zie onder meer randnummers 75 tot en met 85 NVCOS 2400, versie 16 december 2013). Betrokkene had derhalve de verklaring in de vorm zoals deze is afgegeven, dan ook nooit in het maatschappelijk verkeer mogen brengen. Betrokkene beheerst het systeem van het opmaken van de jaarrekening en het voorleggen aan de AVA niet, dan wel onvoldoende. Hiervoor vindt de Accountantskamer te meer een aanwijzing in het gegeven dat betrokkene tenminste tweemaal een beoordelingsverklaring heeft afgegeven bij de jaarrekening 2001 in 2013 en in 2014 en nochtans van mening is dat er nog geen jaarrekening tot stand is gekomen. Betrokkene is zich er kennelijk niet van bewust geweest dat hij zijn beoordelingsverklaring dient te dateren op de datum waarop hij zijn beoordeling heeft voltooid en niet eerder dan de datum waarop de leiding van de huishouding de jaarrekening heeft opgemaakt. Betrokkene heeft aldus onduidelijkheid gecreëerd over de status van de jaarrekening en gehandeld in strijd met zowel de indertijd geldende Richtlijnen voor de Accountantscontrole 910, alsmede de latere (voor toetsing van onderhavige klacht van belang zijnde) versies van de NVCOS 2400. Berisping.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:16 Accountantskamer Zwolle 15/1731 Wtra AK

    Er is geen gedrag - of beroepsregel die het tegelijk (doen) verzorgen van de administratie alsook het samenstellen van de jaarrekening (mede) op basis van aan die administratie ontleende gegevens verbiedt. Daarbij geldt wel dat de accountant bij het verrichten van deze werkzaamheden ten allen tijde de fundamentele beginselen vervat in de VGC en de VGBA in acht moet nemen en zich moet houden aan de regels van NVCOS 4410. Gezien de omstandigheden waarin de vennootschappen verkeerden had betrokkene bij het samenstellen moeten constateren dat de aan hem verstrekte gegevens onvolledig of anderszins onbevredigend waren in die zin dat hij zich had moeten afvragen of er aanleiding bestond om (hogere) voorzieningen te treffen. Onder verwijzing naar paragraaf 13 en 14 van NVCOS had betrokkene vervolgens nadere inlichtingen dienen in te winnen en verkregen informatie en ontvangen toelichtingen moeten verifiëren. Gezien diezelfde omstandigheden had op grond van het BW en de RJkl in de toelichting bij de jaarrekening een uiteenzetting opgenomen moeten worden over de invloed van die omstandigheden op het vermogen van de rechtspersonen en een uiteenzetting over die omstandigheden waarin de rechtspersonen verkeerden. De mededeling dat een duurzame voortzetting van de bedrijfsuitoefening niet onmogelijk is, kan naar het oordeel van de Accountantskamer niet worden aangemerkt als een zodanige uiteenzetting. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:14 Accountantskamer Zwolle 15/853 Wtra AK

    Het staat een accountant in het algemeen vrij civielrechtelijke rechtsmaatregelen te nemen tegen een cliënt die zijn declaraties niet betaalt, maar daarbij dient hij een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang, te weten betaling van zijn declaraties, en de (voor hem kenbare) belangen van die cliënt, die als gevolg van die te nemen rechtsmaatregelen (kunnen) worden geschaad. Daarbij moet aangetekend worden dat het aanvragen van een faillissement een zeer vergaande rechtsmaatregel is, welke niet lichtvaardig door de accountant mag worden ingezet. Gelet op de voorafgaande (invorderings)maatregelen van betrokkene en gelet op het relatief lange tijdsverloop alvorens de gewraakte faillissementsaanvraag is gedaan, is de Accountantskamer van oordeel dat betrokkene in het onderhavige geval de hiervoor vermelde afweging juist heeft gemaakt en dat hij niet lichtvaardig het faillissement van klager heeft aangevraagd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:12 Accountantskamer Zwolle 15/822 en 823 Wtra AK

    Datgene waarvan betrokkenen klager en zijn echtgenote betichten, is het niet naleven van het in de managementovereenkomst vermelde relatie- en concurrentiebeding. Dat handelen rechtvaardigt naar het oordeel van de Accountantskamer niet het gebruik van het woord “malversaties”. Dat impliceert immers dat er sprake is van verduistering van toevertrouwde gelden of van fraude. Om die reden hadden betrokkenen zich van deze uitlating moeten onthouden. Dat handelen rechtvaardigt evenmin de kwalificatie “stelen”, zeker niet gelet op het toen al gegeven oordeel van de voorzieningenrechter over dat handelen. Een en ander levert strijd op het fundamentele beginsel van integriteit dat vergt dat de waarheid geen geweld wordt aangedaan.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:13 Accountantskamer Zwolle 15/1903 Wtra AK

    Niet aannemelijk geworden dat betrokkene niet of onvoldoende inlichtingen zou hebben verschaft aan een door de Ondernemingskamer benoemde deskundige, die onderzoek moest doen inzake een geschil tussen familieleden/aandeelhouders m.b.t. de familie-bv. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:10 Accountantskamer Zwolle 15/1230 Wtra AK

    Klacht over waardering pensioenvoorzieningen voor zover ontvankelijk, ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:11 Accountantskamer Zwolle 15/597 Wtra AK

    De Accountantskamer herhaalt dat een openbaar accountant van een entiteit met twee of meer bestuurders/aandeelhouders die optreedt voor die entiteit én die bestuurders/aandeelhouders, op grond van de VGC en haar opvolgster de VGBA, voortdurend bedacht moet zijn op mogelijke bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen. Doen zich op enig moment bedreigingen voor het niet naleven van de fundamentele beginselen voor, dan dient de accountant een toereikende maatregel te nemen, die ertoe leidt dat hij zich aan de fundamentele beginselen houdt. De gesignaleerde bedreiging(en), de beoordeling daarvan, de toegepaste maatregel(en) en de conclusie dient de accountant schriftelijk vast te leggen. Uit de fundamentele beginselen vloeit niet als algemene regel voort dat een accountant zich na (en vanwege) het ontstaan van een (niet aanstonds overbrugbaar) belangenconflict tussen de bestuurders/aandeelhouders van een entiteit altijd (zo spoedig mogelijk) dient terug te trekken als accountant van én de entiteit én de bestuurders/aandeelhouders. Dat neemt niet weg dat er zich situaties kunnen voordoen waarin volledig terugtrekken als accountant van én de bestuurders/aandeelhouders én de entiteit geboden is. Naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit (die in het gedrang kan komen bij het verrichten van werkzaamheden in het kader van een gerezen geschil tussen een cliënt en een voormalige cliënt, welke werkzaamheden een rol kunnen spelen in de beslechting van dat geschil) vergde in dit geval dat betrokkene zich ervan vergewist had of klagers toen werden bijgestaan door een andere accountant en/of een waarderingsdeskundige.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:9 Accountantskamer Zwolle 15/1493 Wtra AK

    Teruggave controle-opdracht. Verschil van inzicht van de opvolgende externe accountant inzake materiële posten. Opvolgend controlerend accountant heeft na zijn interimcontrole ernstige bedenkingen t.a.v. onder meer in de vorige jaarrekeningen doorgevoerde impairments op onroerend goed en de post ‘Overige schulden’ in de te controleren jaarrekening 2014 en acht zich genoodzaakt te onderzoeken in hoeverre foutherstel geboden is. De cliënt/klager wil niet meewerken aan nader onderzoek, althans wil voor het benodigde meerwerk, mede gezien de offerte bij aanvang van de opdracht, niet betalen. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene bij herhaling aan klager heeft meegedeeld, dat de informatie waarover hij beschikte, ontoereikend was om een controleverklaring bij de jaarrekening 2014 af te kunnen geven. Betrokkene heeft klager meerdere malen verzocht om toestemming voor het verrichten van meerwerk, teneinde afdoende controle-informatie te verkrijgen, echter klager heeft dit consequent geweigerd. Onder deze omstandigheden kan niet van een accountant worden verwacht dat hij desondanks nadere controle-informatie tracht te verkrijgen. Nu de posten betreffende de waardering van het onroerend goed en de post ‘Overige schulden’, waarvoor betrokkene over onvoldoende controle-informatie beschikte, zowel van materieel belang zouden kunnen zijn als een diepgaande invloed zouden kunnen hebben, heeft betrokkene terecht conform randnummer 13 sub b onder i NVCOS 705, nu dat ook praktisch uitvoerbaar was, de controle-opdracht teruggegeven. Geen rechtsregel bepaalt dat betrokkene geen standpunt mag innemen dat afwijkt van de mening en het oordeel van de externe accountant die de vorige jaarrekeningen heeft gecontroleerd.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:8 Accountantskamer Zwolle 15/854 Wtra AK

    De verantwoordelijkheid van de controlerend accountant met betrekking tot fraude in de te controleren jaarrekening. In casu post onderhanden werk stelselmatig te hoog in de administratie opgenomen. Gezien de feitelijke omstandigheden, waarbij betrokkene gebruik heeft gemaakt van informatie (een totaallijst van onderhanden werken) afkomstig van de te controleren entiteit, had hij meer controle-informatie moeten verkrijgen over de nauwkeurigheid en de volledigheid van de verschafte lijst. Klacht gegrond; waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:7 Accountantskamer Zwolle 15/1867 en 15/1868 Wtra AK

    De Accountantskamer is van oordeel dat klagers ten tijde van het feitelijk handelen en/of nalaten van betrokkenen dan wel zeer kort daarna daarvan hebben kunnen kennisnemen. Klagers hebben daarom meer dan drie jaar voor de indiening van het klaagschrift (redelijkerwijs) kunnen constateren dat er sprake was het verlenen van diensten aan partijen met tegengestelde belangen, van (mogelijke) zelftoetsing en het (mogelijk) niet eerbiedigen van het vertrouwelijke karakter van verkregen informatie, van (mogelijk) eigen belang van het kantoor van betrokkenen en van vertrouwdheid. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:6 Accountantskamer Zwolle 15/2076, 2123 en 2124 en 16/243 en 244 Wtra AK

    Late aanvulling van de klacht in het zicht van de al bepaalde mondelinge behandeling. Beslissing tot afsplitsing van de behandeling van de aangevulde klacht.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:4 Accountantskamer Zwolle 15/1432 Wtra AK

    In daags voor de zitting ingekomen verduidelijking van de klacht wordt aangevoerd dat betrokkene zich had dienen te realiseren voor welk doel de uitkomsten van zijn werkzaamheden gebruikt zouden worden. Deze stellingen kunnen niet worden beschouwd als een te late en daarom ongeoorloofde uitbreiding van de klacht, omdat de deugdelijkheid van verrichte werkzaamheden altijd mede moet worden beoordeeld aan de hand van de gemaakte afspraken over het doel van die werkzaamheden en over de beperkingen die mogelijk aan die werkzaamheden of de uitkomst daarvan kleven. Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid brengt mee dat een accountant, die werkzaamheden op zich neemt, zich ten allen tijde, voordat hij met die werkzaamheden aanvangt en ongeacht of die werkzaamheden onder enige standaard vallen, rekenschap geeft van en volstrekte duidelijkheid schept over het doel daarvan. Betrokkene heeft dat niet gedaan. Van betrokkene had voorts gevergd kunnen worden dat hij schriftelijk duidelijk had gemaakt dat hij indicatieve waarderingen en conceptberekeningen had vervaardigd. Ook als kennis wordt gegeven van indicatieve waarderingen van ondernemingen en van conceptberekeningen, moet, als er meer methoden bestaan om een onderneming te waarderen, op heldere wijze uiteen worden gezet welke methode is gehanteerd en waarom voor een bepaalde methode is gekozen, hoe een (concept)berekening tot stand is gekomen en welke gegevens daarbij in aanmerking zijn genomen en welke aannames daarbij zijn gehanteerd. Als er voor een voldragen waardering en berekening nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, moet dat uiteraard vermeld worden. Berisping.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:5 Accountantskamer Zwolle 15/1430 Wtra AK

    Accountant stelt in opdracht van een cliënt ter ondersteuning van diens standpunt in een civiel geschil met een ex-cliënt van betrokkene een op Standaard 4400 NVCOS gebaseerd rapport op. Die ex-cliënt dient daarover een klacht in. Gegrond is het onderdeel van de klacht dat betrokkene vanwege de aan de orde zijnde bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit, zichtbaar toepassing had moeten geven aan het in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA bedoelde toetsingskader. Eveneens zijn gegrond de onderdelen van de klacht die zien op de vorm van de rapportage en de daarbij gebruikte bewoordingen. Betrokkene had in zijn rapport tegenstrijdige bewoordingen moeten vermijden, terwijl het gebruik van het begrip ‘feitelijke bevindingen’ in de gegeven omstandigheden niet was aangewezen, een en ander in verband met het gegeven dat betrokkene wist dat zijn rapport door zijn cliënt zou worden ingebracht in de inmiddels aanhangige civiele procedure tegen de ex-cliënt. Voor zover wordt geklaagd over de inhoud van het rapport is niet komen vast te staan dat de door betrokkene gepresenteerde aansluiting geen deugdelijke grondslag had. In zoverre is de klacht ongegrond. Volgt maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:3 Accountantskamer Zwolle 15/831 Wtra AK

    Betrokkene heeft jaarlijks geadviseerd over door dochtervennootschappen aan de enige aandeelhouder uit te keren dividend. In maart 2012 heeft hij in een e-mail met bijgevoegd een spreadsheet voorstellen gedaan voor mogelijke dividenduitkeringen. De eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid houden in dat betrokkene bij het formuleren van een zodanig voorstel duidelijk uiteenzet welke gegevens hij daarbij in aanmerking heeft genomen. Het voorstel waarop de klacht ziet, is gebrekkig. Zo blijkt niet aan de hand waarvan betrokkene heeft beoordeeld dat de ratio’s nog “voldoende tot goed” waren. Betrokkene diende voorts niet alleen oog te hebben voor het overschrijden van de grens voortvloeiend uit artikel 2:216, tweede lid (oud), van het BW (en dat wil dus zeggen: ultimo 2011), maar ook voor de solvabiliteit van de dochtervennootschap ten tijde van het formuleren van het voorstel drie maanden later en voor de solvabiliteit op het tijdstip waarop de voorgestelde uitkering wordt gedaan. In het verlengde daarvan diende hij de aandeelhouder uitdrukkelijk te wijzen op haar verplichting om te waarborgen dat de solvabiliteit ten tijde van het uitkeren van het voorgestelde dividend nog steeds “gezond” was. Waarschuwing

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:1 Accountantskamer Zwolle 15/2044 Wtra AK

    Omzetbelastingfraude van betrokkene voldoende aannemelijk gemaakt, ook al is betrokkene van zijn strafrechtelijke veroordeling in appel gegaan en heeft hij ter zitting bij de Accountantskamer niet willen verklaren. Klager, het openbaar ministerie, had toegezegd al hetgeen betrokkene ter zitting bij de Accountantskamer zou verklaren niet te zullen inbrengen in de strafprocedure. Ook aannemelijk is geworden dat betrokkene een professionele hennepplantage voerde. De belastingfraude is strijdig met de fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (VGC); het houden van een professionele hennepplantage valt onder het bereik van het tuchtrecht en is strijdig met het fundamentele beginsel van professionaliteit (VGBA). Beide gedragingen zijn daarenboven ook in strijd met het belang van een goede beroepsuitoefening als bedoeld in art. 51, 1e lid, sub b. WAA respectievelijk art. 42, 1e lid, sub b. Wab. Maatregel: doorhaling met een niet-herinschrijvingstermijn van 10 jaar. (Bij beslissing van 26 november 2015, Wtra 15/2224, ECLI:NL:TACAKN:2015:125, was reeds bij wege van voorlopige voorziening de tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register bevolen.)

  • ECLI:NL:TACAKN:2016:2 Accountantskamer Zwolle 15/1293 Wtra AK

    Betrokkene heeft in opdracht van de ACM onderzoek gedaan naar de solvabiliteit en liquiditeit van klaagster i.v.m. het voornemen van de ACM om aan klaagster een boete op te leggen. Om te kunnen beoordelen of betrokkene bij de uitvoering van deze opdracht in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep verzoekt klaagster betrokkene om afschrift van zijn opdrachtbevestiging aan de ACM. Betrokkene weigert dat met een beroep op zijn geheimhoudingsverplichting; de ACM heeft desgevraagd betrokkene geen toestemming gegeven om aan klaagster een afschrift van de opdrachtbevestiging te doen toekomen. Klaagster meent dat betrokkene zich ten onrechte op zijn geheimhoudingsverplichting beroept. Zulks ten onrechte, mede gezien art. 16 sub d. stond het betrokkene niet vrij de tussen hem en de ACM geldende vertrouwelijkheid te doorbreken. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:153 Accountantskamer Zwolle 14/2716 Wtra AK

    Uitspraak op klacht die om redenen van het algemeen belang is voortgezet door de AFM tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl heeft gecontroleerd. De klacht van de oorspronkelijke klagers is al bij tussenbeslissing van 30 oktober 2014 ontvankelijk geacht. Er is geen aanleiding om op dat oordeel terug te komen. Bij voortzetting van de klacht op basis van artikel 30 Wtra is geen hernieuwde beoordeling aangewezen van de ontvankelijkheid van de op aanwijzing van de Accountantskamer in de plaats getreden klager, voor zover het gaat om de oorspronkelijke klacht. Niet kan worden aangenomen dat de AFM een eigen, nieuwe klacht heeft ingediend. De AFM heeft slechts in andere bewoordingen hetzelfde verwijt geformuleerd. De door de AFM overgelegde stukken behoeven niet op grond van het beginsel van ‘fair trial’ buiten beschouwing van de klacht te worden gelaten. Die stukken zijn niet door betrokkene aan de AFM ter beschikking gesteld, terwijl de AFM die stukken niet zonder wettelijke basis heeft verkregen en de aan de AFM opgelegde verplichting tot geheimhouding/vertrouwelijkheid niet geldt tegenover de tuchtrechter. De Accountantskamer mag acht slaan op wat zij heeft overwogen en geoordeeld in andere, gelijktijdig behandelde tuchtzaken tegen dezelfde accountant over hetzelfde feitencomplex en waarin die accountant zich behoorlijk heeft kunnen verweren en heeft verweerd. In de beslissing van heden in de tuchtklacht van de curatoren is al geoordeeld dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl met onvoldoende diepgang heeft gepland en uitgevoerd, als gevolg waarvan betrokkene bij die jaarrekeningen een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer heeft gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag kan worden vastgesteld. Voorts wordt acht geslagen op de door de accountantsorganisatie van betrokkene in november 2010 getrokken conclusie dat aan de hand van het controledossier 2009 onvoldoende is kunnen blijken dat de verzamelde controle-informatie toereikend is om de bij de jaarrekening 2009 afgegeven verklaring te onderbouwen, welke conclusie betrokkene onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Een en ander leidt ertoe dat de voortgezette klacht gegrond moet worden verklaard. Gelet op het verzuim en het ernstig gebrek aan vakbekwaamheid bij betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:154 Accountantskamer Zwolle 15/151 en 15/714 Wtra AK

    Uitspraak op gevoegde klacht van de curatoren van Weyl en van belangenbehartigende stichting tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008 en 2009 van Weyl heeft gecontroleerd. Verweer dat klacht van de stichting misbruik van klachtrecht oplevert, omdat die klacht is bedoeld om de niet-ontvankelijkheid van de curatoren te omzeilen, gaat op in het beroep van betrokkene dat de klacht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. De klacht van de stichting is, voor die ziet op de controle van de jaarrekening 2008, is wegens overschrijding van de zesjaarstermijn uit artikel 22 Wtra niet-ontvankelijk. In dat verband is beslissend de datum van afgifte van de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2008 en niet de latere toestemming van betrokkene om die goedkeurende verklaring openbaar te maken. Wat betreft de controle van de jaarrekening 2009 is de klacht van de stichting ontvankelijk. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht van de curatoren wegens termijnoverschrijding faalt, zowel wat betreft de controle van jaarrekening 2008 als die van jaarrekening 2009. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene, althans zijn kantoor, zich steeds publiekelijk op het standpunt heeft gesteld dat de controle van de jaarrekeningen is uitgevoerd met inachtneming van alle geldende beroepsregels. Klachtonderdeel dat betrokkene bij zijn controle de voorschriften omtrent onafhankelijkheid heeft nageleefd, is gegrond. Ten onrechte heeft betrokkene als controlerend accountant van Weyl de verbondenheid aan Weyl van zijn voorganger tevens voormalige superieur, terwijl die voormalig controlerend accountant nog steeds beschikte over een e-mailadres bij de accountantsorganisatie, niet aangemerkt als een bedreiging voor zijn onafhankelijkheid. Niet blijkt dat betrokkene aan die bedreiging aandacht heeft geschonken bij de cliënt- en opdrachtcontinuering en of welke waarborgen daartegen getroffen hadden moeten worden. Het klachtonderdeel over het niet verrichten van voldoende controlewerkzaamheden en het niet verkrijgen van voldoende en geschikte controle-informatie is behandeld aan de hand van de onderwerpen i) frauderisico’s, ii) goederenbeweging, inclusief voorraden, iii) debiteuren, inclusief factoring, iv) crediteuren en v) continuïteit. Wat betreft i) frauderisico’s wordt geconcludeerd dat betrokkene geen oog heeft gehad voor inherente risico’s of adequate waarborgen in de interne beheersing en in het geheel geen frauderisico’s heeft onderkend, wat niet voorstelbaar is. Daarnaast is gebleken dat betrokkene niet heeft uitgevoerd wat hij zich in de controleaanpak omtrent het frauderisico nog wel had voorgenomen. Betrokkene is op dit onderwerp in zeer ernstige mate tekortgeschoten. Wat betreft ii) goederenbeweging wordt vastgesteld dat geen sprake is geweest van een diepgaand, sluitend onderzoek naar de goederenbeweging, de aansluiting daarvan met de geldbeweging en naar de voorraden, terwijl betrokkene in zijn controle juist zo’n belang had toegekend aan de goederenbeweging. Op basis van de verrichte werkzaamheden was evenmin een deskundig oordeel over de juistheid van voorraden mogelijk. Ook op dit onderdeel is betrokkene ernstig tekortgeschoten. Wat betreft iii) debiteuren wordt vastgesteld dat betrokkene hieromtrent evenmin heeft voldaan aan de voor hem geldende vaktechnische regels en dat vele aspecten van dit onderdeel niet heeft beschikt over voldoende en geschikte controle-informatie. De voorgaande conclusie geldt evenzeer voor iv) crediteuren, waarbij daar met name het niet verrichten van controlewerkzaamheden omtrent de volledigheid van de verantwoorde inkoopfacturen opmerkelijk is. Wat betreft v) continuïteit wordt vastgesteld dat betrokkene geen afzonderlijke controlewerkzaamheden heeft verricht, terwijl daar vanwege de zeer recente verruiming van de kredietfaciliteiten en het vrijwel onmiddellijk ontstaan van een substantiële overstand alle aanleiding toe was. De conclusie is dat betrokkene de waardekringloop binnen Weyl op meerdere onderdelen in volstrekt onvoldoende mate heeft onderzocht. De controle heeft feitelijk geen effectieve inhoud gehad; de controle is ontoereikend geweest in opzet en uitvoering. Een en ander leidt weinig twijfel dat indien wel toereikende controlewerkzaamheden waren verricht, betrokkene de ongegronde correctieboekingen in de grootboekrekeningen voorraden/inkopen, debiteuren en crediteuren wel had blootgelegd. Tot slot is het klachtonderdeel dat betrokkene de in artikel 30 Wta bedoelde meldplicht heeft geschonden, door niet te melden dat tegen hem een tuchtklacht was ingediend. De verzuimen van betrokkene kunnen niet anders worden aangemerkt dan als veelomvattend, ernstig en verstrekkend, waarbij het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer in de beroepsgroep in ernstige mate is geschaad. Tevens is in aanmerking genomen dat betrokkene gedurende lange tijd de waarheid geweld heeft aangedaan door, ondanks de andersluidende uitkomst van een intern onderzoek naar het controledossier 2009, zich publiekelijk steeds op het standpunt te stellen dat zijn handelwijze en de uitgevoerde jaarrekeningcontroles voldeden aan de daaraan te stellen vaktechnische eisen. Gelet op een en ander, in het bijzonder het ernstig gebrek aan vakbekwaamheid, is de maatregel van doorhaling passend en geboden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:155 Accountantskamer Zwolle 15/1401 Wtra AK

    Kantoortoetsing. Betrokkene drijft in de vorm van een eenmanszaak een accountantskantoor en is daarnaast ook vennoot van een ander accountantskantoor elders. Dat laatste kantoor, waaraan geen andere accountant is verbonden, wordt getoetst en bij die toetsing blijken vele zeer ernstige tekortkomingen, waarbij de indruk ontstaat dat betrokkene feitelijk niet of nauwelijks bemoeienis heeft met de accountantswerkzaamheden van dat andere accountantskamer. In een daaropvolgend gesprek met de Raad van Toezicht belooft betrokkene zijn verbondenheid aan dat kantoor te beëindigen, aan welke belofte betrokkene zich niet houdt. Dat leidt uiteindelijk tot een tuchtklacht, gebaseerd op een tekortschietend stelsel van kwaliteitsbeheersing. Die klacht is gegrond. Aangezien het maatschappelijk verkeer ernstig risico loopt bij voortzetting van accountantswerkzaamheden door betrokkene, is de maatregel van doorhaling passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:152 Accountantskamer Zwolle 15/1232 Wtra AK

    Klacht over accountant die jaarrekeningen samenstelt van rechtspersonen die controleplichtig zijn geworden. Niet zonder meer valt in te zien dat het een accountant nimmer is toegestaan een samenstellingsopdracht te aanvaarden van een controleplichtige cliënt. Dat wordt anders zodra het de accountant duidelijk is of moet zijn dat de cliënt zich aan de controleplicht zal onttrekken. Toen dat duidelijk was of had moeten zijn, had betrokkene zich dienen te realiseren dat hij op grond van het bepaalde in artikel A-110.2 van de VGC gehouden was te vermijden dat hij in verband werd gebracht met rapportages die naar zijn oordeel een bewering bevatten die niet volledig is. Evenzeer had betrokkene zich (op grond van het bepaalde in artikel B1.210.1 en B1.210.6 van de VGC) moeten afvragen of het onttrekken aan de controleplicht een bedreiging opleverde voor het continueren van de opdrachtrelatie. In dit geval waren er geen gegronde redenen waarom niet aan de controleplicht hoefde te worden voldaan. Daarom had betrokkene zijn opdracht tot het samenstellen moeten teruggeven en niet zijn samenstelwerkzaamheden moeten continueren. Met het afgeven van de samenstellingsverklaringen over een aantal daaropvolgende jaren heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A.100.4 onder e. van de VGC dat onder meer inhoudt dat een accountant zich houdt aan de voor hem geldende wet- en regelgeving.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:151 Accountantskamer Zwolle 15/1400 Wtra AK

    Nba-klacht over kantoorkwaliteit. Vast wordt gesteld dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing na een herhaalde onvoldoende in 2010 opnieuw tekortschiet. Die constatering, gevoegd bij het niet voldoen aan de PE-verplichtingen, leidt tot de maatregel van doorhaling, onder bepaling van de termijn van niet-inschrijving op 18 maanden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:150 Accountantskamer Zwolle 15/551 Wtra AK

    Klacht van voormalig aandeelhouder/bestuurder van moedervennootschap over de verwerking van de aan dochtervennootschap toekomende beheervergoeding en de ter zake getroffen voorziening in de jaarrekening van die dochtervennootschap. Na overdracht van die vordering, verdween die vordering en die voorziening echter uit de boeken bij de dochtervennootschap, wat echter geen vrijval van een voorziening ofwel resultaatboeking oplevert, zodat het klachtonderdeel ongegrond is. Evenmin is grond voor het klachtonderdeel dat sprake is geweest van onrechtmatig afzien van beheervergoeding, omdat dochtervennootschap niet gebonden is aan de overeenkomst van verkoop van aandelen in de moedervennootschap, in welk verband is afgesproken dat niet van de oorspronkelijke managementovereenkomst zou worden afgeweken. Het klachtonderdeel dat betrokkene had moeten onderkennen dat gelden frauduleus werden weggesluisd, is onvoldoende onderbouwd. Tot slot ontbeert het klachtonderdeel dat betrokkene in de verviervoudiging van toezichtkosten een aanwijzing voor fraude had moeten zien. Volgt ongegrondverklaring van de klacht in alle onderdelen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:146 Accountantskamer Zwolle 14/2615 Wtra AK

    Klacht van drie financierende banken tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. Klachtonderdeel over verwerking van vordering op groepsmaatschappij is deels en klachtonderdeel over verwerking van bancaire financieringen en derivaten geheel niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen. Vast wordt gesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Wat betreft de waardering van onroerend goed in 2008 en 2009 geldt dat niet is gebleken dat betrokkene toereikende controle-informatie heeft verkregen in hoeverre de door de controlecliënt gevolgde gedragslijn van niet-afwaarderen binnen twee jaar na aankoop of oplevering viel te rijmen met de in de jaarrekeningen vermelde grondslag van ‘aanschafwaarde dan wel lagere marktwaarde’, terwijl sprake was van tegenstrijdige informatie. Betrokkene had aanvullende controlewerkzaamheden dienen te verrichten. Voor de waardering van het onroerend goed in 2010 heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Het klachtonderdeel over het onvoldoende controleren van de in 2009 doorgevoerde schattingswijziging inzake voorziening huurgaranties is eveneens gegrond als ook aangaande de schattingswijziging inzake voorziening groot onderhoud. Bij dat laatste moet worden vastgesteld dat betrokkene niet heeft onderkend dat geen sprake was van een schattingswijziging maar van een stelselwijziging, die had moeten worden toegelicht. Het klachtonderdeel over niet uitvoeren van voldoende controlewerkzaamheden aangaande de voorziening rechtsgeschillen is, voor zover dat ziet op 2008 en 2009, ongegrond doch aangaande 2010 gegrond; betrokkene had niet mogen afgaan op de schatting van de bedrijfsjurist van de controlecliënt zelf. Het klachtonderdeel over het verrichten van onvoldoende controlewerkzaamheden aangaande de rubricering van de schulden en de continuïteit is eveneens gegrond. Het klachtonderdeel aangaande niet vermelden van transacties met verbonden partijen is als onvoldoende onderbouwd ongegrond. De slotsom is dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan zijn bij die jaarrekeningen goedkeurende verklaringen in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier 2010 ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 4 (vier) maanden. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.