ECLI:NL:TACAKN:2016:39 Accountantskamer Zwolle 16/3 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2016:39
Datum uitspraak: 20-05-2016
Datum publicatie: 20-05-2016
Zaaknummer(s): 16/3 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht niet-ontvankelijk vanwege 3-jaars- en 6-jaarstermijn.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaken met nummer 16/3 Wtra AK van 20 mei 2016 van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E ,

gemachtigde: mr. M.L. Goudsmit.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-        het op 30 december 2015 ingekomen klaagschrift van 28 december 2015, met bijlagen;

-        een op 12 januari 2016 ingekomen aanvulling op het klaagschrift, gedateerd 10 januari 2016, waarin klager betrokkene [Y] AA (tuchtrechtelijk) aansprakelijk stelt voor het handelen/nalaten van diens kantoorgenoot [A], tegen wie de klacht oorspronkelijk was gericht;

-        het op 9 februari 2016 ingekomen verweerschrift van 5 februari 2016, met bijlagen.

1.2       De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 4 april 2016, waar zijn verschenen ‑ aan de zijde van klager – [X] in persoon, en ‑ aan de zijde van betrokkenen – [Y] AA in persoon, bijgestaan door mr. M.L. Goudsmit (van DAS, kantoor Rijswijk).

1.3       Klager en betrokkenen hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht en/of doen toelichten (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd), alsmede geantwoord en/of doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2.         De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1       Betrokkene staat vanaf 27 maart 1987 ingeschreven als accountant-administratieconsulent (AA) in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba). Hij was ten tijde van belang werkzaam als openbaar accountant bij [Y] & Partners, Accountants en Adviseurs, te [plaats1], een kantoor dat begin 2011 is opgegaan in [B] te [plaats2].

2.2       Klager had vanaf 15 oktober 2006 samen met [C] (hierna: [C]) een restaurant/cateringbedrijf “[D]”/“[E]” in [plaats1]. Klager heeft bij koopovereenkomst van 31 maart 2009 zijn aandeel in deze ondernemingen verkocht aan [C], met dien verstande dat de overgangsdatum van het deel van de verkoper in het exploitatierecht op koper werd gesteld op 31 juli 2008. Klager heeft zich in januari 2010 bij de KvK laten uitschrijven als vennoot van [D].

2.3       Een e-mail aan klager van 3 februari 2009 van de heer [F], directeur van het administratiekantoor [G], houdt - onder meer - in:

“Geachte heer [X], beste [voornaam],

Hierbij bevestig ik u het volgende:

1. Er is een openstaande schuld van [D] aan [G] ad ¤ 2.915.50. Dit is exclusief een latente schuld van onderhanden werk van circa ¤ 5.000,inzake werkzaamheden reconstructie administratie 2008.

2. Er is geen sprake van een reguliere aanlevering van de administratieve bescheiden. Wij zijn in afwachting van de administratie oktober, november, december 2008 en januari 2009. Ik weet niet beter, dat [G] het kantoor is dat de opdracht heeft om de administratieve en fiscale zaken van [D] te verzorgen.

3. De jaarrekening over 2007 is niet definitief.

4. Er is geen sprake van een reguliere betaling van belastingschulden, noch van uw eigen

maandelijkse termijnen.

5. [G] heeft geen loonmutaties over de maand januari 09 van de heer [C] ontvangen. [G] heeft bij gebrek aan reguliere betaling van de openstaande vordering haar werkzaamheden opgeschort.

6. Er is geen sprake van het voeren van een reguliere administratie - ook niet na uitgebreide mondelinge en schriftelijke instructie door ondergetekende en door mijn medewerkster [H] - zoals deze in Nederland vereist wordt. De afgelopen periode was er slechts sprake van aanlevering van plukjes administratieve bescheiden. De aanlevering kan als volgt worden omschreven: Wat kostenfacturen, wat weekomzetten en bankafschriften en zoek het maar uit.

Wij hebben diverse malen aan u,maar met name aan uw firmant aangegeven, dat dit onacceptabel is. Niet alleen richting belastingdienst, maar het is een bron van conflicten tussen firmanten onderling. (….)”

2.4       De heer [A] (de relatiebeheerder van het kantoor van betrokkene, hierna: [A]) heeft [C] bijgestaan, zowel voorafgaand aan, als bij en na het sluiten van de bij 2.2 genoemde koopovereenkomst. Omdat [C] op een gegeven moment zijn declaraties niet (meer) betaalde, heeft [A] per augustus 2009 zijn werkzaamheden voor [C] gestaakt.

2.5       Een e-mail van klager aan [A] van 16 juli 2010 houdt in:

“Geachte heer [A],

Ik heb gisteren telefonisch contact gehad met de heer [Y] inzake [D]. Ondanks herhaalde pogingen om de jaarstukken van 2007, 2008 en 2009 in bezit te krijgen is hier nog steeds niet aan voldaan. Eerder hebben [G] accountants en advocaat [I] hier om gevraagd.

Tot 13 januari 2010 ben ik vennoot geweest van [C] van [D].

Daar ik niet alleen als vennoot optrad maar ook het gehele gefinancierd heb is er ook in de koopovereenkomst opgenomen dat er een degelijke goede financiële administratie moet zijn.

Daar de koopovereenkomst per juni 2010 is ontbonden, ontstaat de oude situatie. Vandaar doe ik een beroep op u om al de gegevens van [D] te overleggen (over te leggen, begrijpt de Accountantskamer).

Gaarne bijsluitend een overzicht van de situatie van 2010.

Deze gegevens wilde ik graag maandag 19 juli 2010 ophalen.

Met vriendelijke groet,

[X]”

3.         De klacht

3.1       Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.

3.2       Ten grondslag aan de klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door klager gegeven toelichting, verwijten inzake het handelen en nalaten van [A] als adviseur van [C] en over het nadien niet aan klager geleverd worden van de door hem bij [A] opgevraagde jaarstukken / financiële gegevens van [D].

4.         De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende. 

4.1       Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen, onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk de Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2.1    Namens betrokkene is primair een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de onderhavige klacht, omdat geen sprake is van een tijdige indiening ervan.

4.2.2    In artikel 22, eerste lid, Wtra, zoals dat luidt sinds 1 januari 2014, is bepaald dat de Accountantskamer een klacht niet in behandeling neemt indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar of meer is verstreken. Ook kan geen klacht meer in behandeling worden genomen indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De Accountantskamer overweegt daarbij dat sinds de wijziging ingaande 1 januari 2014 van artikel 22, eerste lid, Wtra voor aanvang van de daarin bedoelde termijn van drie jaren beslissend is of sprake is van een constatering van ‑ geparafraseerd ‑ het tuchtrechtelijk laakbare karakter van het handelen of nalaten van de accountant, dan wel van zodanige feiten dat daarop redelijkerwijs een vermoeden van zulk tuchtrechtelijk laakbaar handelen of nalaten kan worden gebaseerd. Daarbij is van belang hoe de klacht is omschreven, althans door de Accountantskamer moet worden opgevat. Het gaat er daardoor niet om of, en zo ja wanneer, een klager een handelen of nalaten van een accountant heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren, maar of en, zo ja, wanneer een klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat een handelen of nalaten in strijd is met de hiervoor bedoelde wet- en regelgeving.

4.2.3    De klacht, voor zover betrekking hebbend op het handelen en/of nalaten van [A] inzake diens werkzaamheden tot bijstand van [C], waarvoor klager betrokkene als werkgever van [A] tuchtrechtelijk verantwoordelijk houdt, moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat het desbetreffende handelen en/of nalaten heeft plaatsgehad vóór augustus 2009 (met ingang van welke maand [A] zijn werkzaamheden voor [C] immers staakte), zijnde meer dan zes jaren voor het indienen van het klaagschrift (op 30 december 2015).

4.2.4    En voor zover de klacht betrekking heeft op het door [A] niet aan klager leveren van de jaarstukken / financiële gegevens van [D] die door klager bij hem waren opgevraagd, en waarvoor klager betrokkene eveneens als werkgever van [A] tuchtrechtelijk verantwoordelijk houdt, heeft te gelden dat ‑ blijkens de hiervoor bij 2.5 weergegeven inhoud van de e-mail van 16 juli 2010 van klager aan [A] ‑ klager op of kort na 19 juli 2010 en aldus meer dan drie jaren voor het indienen van de klacht hierover (op 30 december 2015) op de hoogte was van het achterwege blijven van de levering aan klager van de gevraagde stukken, waarop klager redelijkerwijs een vermoeden in de zin van artikel 22, eerste lid, Wtra had kunnen baseren. In zoverre dient de klacht eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.3        Op grond van het hiervoor overwogene dient de klacht in al haar onderdelen niet-ontvankelijk te worden verklaard, zodat als volgt wordt beslist.

5.         Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in al haar onderdelen niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. E.F. Smeele en mr. A.M. van Amsterdam (rechterlijke leden) en Th.A. Verkade RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2016.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.