Zoekresultaten 261-280 van de 21655 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:60 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-441/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:54 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-638/DH/RO

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de bijstand bij een aanvraag bij de IND deels gegrond. Verweerder heeft op meerdere momenten onzorgvuldig gehandeld. Hij heeft nagelaten de opdracht schriftelijk te bevestigen en ook over de kansen en risico’s van de procedure heeft hij klager niet (schriftelijk) voorgelicht. Verweerder heeft de leges van de eerste aanvraag niet voldaan, waarna de IND de aanvraag buitenbehandeling heeft gesteld. Hij heeft verder bij de aanvraag onjuiste en overbodige stukken gevoegd, terwijl bij het samenstellen van die stukken meer van verweerder verwacht mocht worden. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de kernwaarde deskundigheid. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:48 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-016/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk, vanwege tijdverloop. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond, omdat er voor verweerster geen verplichting bestond om een klacht in te dienen tegen de advocaat van de wederpartij.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:51 Hof van Discipline 's Gravenhage 230307W

    Dit verzoek tot wraking (het tweede wrakingsverzoek) kan niet anders worden begrepen dan dat verzoekers het niet eens zijn met de beslissing op het eerste wrakingsverzoek. Een wrakingsverzoek is niet bedoeld als middel om onvrede over een eerder door het hof gegeven beslissing aan de orde te stellen, laat staan die beslissing (nogmaals) inhoudelijk te (laten) toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen voor de wraker onwelgevallige, of in zijn ogen onjuiste, beslissingen. Daaruit volgt dat het tweede wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:61 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-486/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:55 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-438/DH/RO

    Verzet. De raad stelt vast dat de beslissing van de voorzitter op 4 september 2024 is uitgesproken en ook op die datum naar partijen is verzonden. Het verzet is op 8 oktober 2024 ontvangen door de raad. Dat is meer dan 30 dagen na de verzending van de beslissing. Niettemin zal klaagster in haar verzet ontvankelijk worden verklaard, omdat in het bericht waarmee de beslissing van de voorzitter naar klaagster is verstuurd 9 september 2024 als verzenddatum is genoemd. Klaagster is aldus onjuist geïnformeerd door de raad. Dit kan haar niet worden aangerekend. De termijnoverschrijding is naar het oordeel van de raad verschoonbaar. Verzet ontvankelijk, maar ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:54 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-113/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. De voorzitter verklaart de klacht, voor zover deze ziet op het verwijt dat verweerster niet coöperatief is geweest, hetgeen heeft geleid tot een door haar opgestarte procedure bij de rechtbank Limburg, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzitter verklaart de klacht voor het overige ontvankelijk en, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond omdat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:50 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-626/DB/LI

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:51 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-671/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in penitentiaire beklagzaken. Verweerster heeft al vanaf het begin met klager afgesproken dat zij enkel zijn strafzaak en een beperkte lijst aan beklagzaken zou behandelen voor hem. Zij heeft zich echter gesteld bij de RSJ voor alle zaken van klager. Daarmee is zij in beginsel ook verantwoordelijk voor de behandeling van alle zaken van klager bij de RSJ. Vervolgens heeft zij namens klager pro-formaberoep ingediend in een aantal zaken. Het lag vervolgens op de weg van verweerster om klager te informeren over die beroepen, bijvoorbeeld wanneer de RSJ hem in de gelegenheid stelde om het motiveringsgebrek te herstellen. Als verweerster met klager zou hebben afgesproken dat zij de motivering niet voor hem zou indienen, had zij dit schriftelijk moeten bevestigen aan hem. Dat klager wekelijks twee klachten indiende, ontslaat verweerster ook niet van die plicht. Juist in die situatie is het aan de advocaat om duidelijk te zijn richting de cliënt wat zij wel en vooral niet voor hem doet, en om dit vervolgens schriftelijk vast te leggen. Klacht in zoverre gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:52 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-714/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van (voormalig) werknemer. Klager verwijt verweerster dat zij meer tijd voor een handeling (brief, e-mail of telefoongesprek) heeft geschreven, dan daadwerkelijk aan die handeling is besteed. De raad heeft de feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel niet kunnen vaststellen. Ook verwijt klager verweerster dat zij tijd heeft geschreven voor telefoongesprekken met cliënten, terwijl die telefoongesprekken niet daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Verweerster heeft dit erkend en heeft de achtergrond van deze urenregistratie gemotiveerd toegelicht, in welk verband zij onder meer naar voren heeft gebracht dat zij de aan de voorbereiding van de telefoongesprekken bestede tijd heeft geschreven. Op grond van de specifieke in de onderhavige klachtzaak aan de orde zijnde omstandigheden leidt het registreren van tijd voor “telefoongesprekken” terwijl die telefoongesprekken niet daadwerkelijk hebben plaatsgevonden naar het oordeel van de raad niet tot de conclusie dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:53 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-696/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over verweerders optreden in een tuchtrechtelijke procedure. Geen sprake van ne bis in idem. Verweerder heeft tegen klager een tuchtklacht ingediend als represaille en om als wisselgeld te gebruiken om een tegen hemzelf ingediende tuchtklacht ingetrokken te krijgen. Dat de tuchtklacht daarnaast wél kansrijke klachtonderdelen bevatte, doet eraan af dat verweerder zich in dat geval had moeten beperken tot enkel die kansrijke klachten. Door zijn klacht mede in te dienen ter vergelding, heeft verweerder misbruik gemaakt van het klachtrecht. Daarnaast heeft verweerder klager aansprakelijk gesteld voor de schade vanwege de eerder ingediende tuchtklacht. Verweerder heeft daarmee afbreuk gedaan aan het laagdrempelige karakter van het klachtrecht. Dit kan ertoe leiden dat klachten worden afgehouden uit vrees voor tegenmaatregelen. Een advocaat moet zich daar dan ook van onthouden. In beginsel kan niet worden volstaan met een berisping. Omdat verweerder zich inmiddels heeft laten coachen en niet gebleken is dat hij zou zijn teruggevallen in zijn oude gedragspatroon, volstaat de raad toch met een berisping.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:49 Hof van Discipline 's Gravenhage 240140D

    Dekenbezwaar. Verweerster heeft gedurende een periode van circa vijf jaar in een zeer groot aantal (circa 2500) dossiers bij de indiening van gemeenschappelijke echtscheidingsverzoeken louter als doorgeefluik gefungeerd, zonder dat sprake is geweest van enige inhoudelijke betrokkenheid van verweerster bij de dossiers en zonder dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen. De raad heeft geoordeeld dat verweerster met haar handelen, dat gedurende meerdere jaren heeft voortgeduurd en in een groot aantal dossiers heeft plaatsgevonden, haar taak als advocaat heeft miskend en het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en heeft een voorwaardelijke schorsing voor de duur van 12 weken opgelegd. Het hof acht zeer verwijtbaar dat geen sprake is van een eenmalige fout, maar dat het verweten handelen gedurende meerdere jaren heeft voortgeduurd en in een groot aantal dossiers heeft plaatsgevonden. Het ziet aanleiding om een zwaardere maatregel op te leggen en acht een onvoorwaardelijk deel van de schorsing aangewezen. Verweerster is weliswaar uitgeschreven als advocaat maar gelet op haar leeftijd en haar mogelijke terugkeer in de advocatuur in de toekomst acht het hof die maatregel op zijn plaats. Het hof oordeelt dat een schorsing van 12 weken, waarvan 6 voorwaardelijk passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:48 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-786/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over een advocaat in zijn hoedanigheid van bestuurder en vereffenaar. Klacht deels niet-ontvankelijk wegens de vervaltermijn uit artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet. Klacht kennelijk ongegrond ten aanzien van het lezen en gebruiken van klaagsters e-mails, het aanzeggen van dwangsommen en het doen van grievende uitlatingen

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:50 Hof van Discipline 's Gravenhage 240155D

    Dekenbezwaar. Verweerder heeft ondanks herhaalde verzoeken en met de deken gemaakte afspraken niet de voor de ONK benodigde stukken aangeleverd en diverse -verplichte opgaven niet gedaan. De raad heeft vastgesteld dat het - gelet op de ernst van de feiten en omdat verweerder geen enkel inzicht in zijn situatie en uitleg over zijn handelen en nalaten heeft gegeven - niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De raad heeft verweerder de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. Het hof is het eens met de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:49 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-620/DB/LI

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:54 Raad van Discipline Amsterdam 25-077/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak is kennelijk ongegrond. Dat verweerder de door hem ingediende producties op onrechtmatige, dan wel ongeoorloofde, wijze zou hebben verkregen, blijkt naar het oordeel van de voorzitter uit niets en klager heeft dit verwijt ook niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. De voorzitter overweegt ten overvloede dat het er alle schijn van heeft dat klager met het indienen van deze derde klacht tegen verweerder, in ook hetzelfde feitencomplex, vooral lijkt te beogen aan verweerder zoveel mogelijk nadeel toe te brengen. Het tuchtrecht is daarvoor niet bedoeld. Gebruikmaking van het tuchtrecht op deze wijze is naar het oordeel van de voorzitter in feite misbruik van recht. Klager moet er daarom rekening mee houden dat een volgende klacht tegen verweerder door de raad van discipline niet meer in behandeling zal worden genomen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:48 Raad van Discipline Amsterdam 24-937/A/A/D

    Dekenbezwaar. Het bezwaar komt er in de kern op neer dat verweerder geen verantwoordelijkheid voor zijn cliënten neemt, hen niet informeert en verder nergens meer op reageert. Verder wordt verweerder verweten dat hij de deken op ernstige wijze in haar toezichthoudende taak frustreert. Die verwijten zijn gegrond. Nergens blijkt uit dat verweerder zijn cliënten op behoorlijke wijze heeft geïnformeerd over zijn schorsing en over het feit dat hij zich heeft laten uitschrijven als advocaat, of dat hij de cliëntendossiers op behoorlijke wijze heeft overgedragen. Verweerder heeft zich uitgeschreven als advocaat en vervolgens geweigerd het gesprek met de deken aan te gaan. Hij lijkt zich sindsdien onbereikbaar te houden voor zijn cliënten, de deken en voor allerlei bij de zaken betrokken instanties, zoals de Raad voor Rechtsbijstand en het Amsterdamse Hof. Verweerder heeft ook meerdere toezeggingen gedaan (bijvoorbeeld aan de deken en aan ARAG) dat hij doende is zijn dossiers over te dragen en dat hij hierover informatie zal verstrekken, welke toezeggingen verweerder vervolgens niet is nagekomen. Verweerder is ook in onderhavige procedure niet ter zitting bij de raad verschenen. Verweerder bemoeilijkt daarmee in ernstige mate het toezicht door de deken en verweerder laat hiermee bovendien zijn cliënten volledig in de steek. Verweerder heeft met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad en hij heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden, alsmede met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Het is de raad niet gebleken dat er enige omstandigheid speelt, die het gedrag van verweerder (ten dele) kan verklaren. Verweerder lijkt zich ook bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheden, waaronder het ordelijk overdragen van dossiers, omdat hij hierover wel toezeggingen doet. Verweerder komt deze toezeggingen evenwel steeds niet na. De raad is alles overwegende van oordeel dat de maatregel van schrapping moet worden opgelegd. Hoewel dit een vergaande sanctie is, acht de raad dit desondanks passend. Met name het feit dat verweerder geen maatregelen voor zijn cliënten heeft genomen na de aan hem opgelegde schorsing, dat hij momenteel in het geheel niet meer reageert en kennelijk op geen enkele wijze verantwoording wenst af te leggen, maakt dat de raad van oordeel is dat er voor verweerder geen plaats meer is op het tableau.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:49 Raad van Discipline Amsterdam 24-841/A/A

    Raadsbeslissing. Beide klachtonderdelen worden door de raad ongegrond verklaard. Het was voor klager duidelijk dat verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat optrad als contactpersoon voor de gemeente. Verweerder heeft daarover geen misverstand laten bestaan. Het is de raad voorts niet gebleken dat verweerder bij de invulling van zijn rol als contactpersoon verder zou zijn gegaan dan het zijn van (slechts) aanspreekpunt. Verweerder heeft over de invulling van zijn beide rollen helder gecommuniceerd. Tevens ziet de raad geen reden waarom verweerder als advocaat, naast het zijn van contactpersoon voor de gemeente, in dit geval niet ook als procesadvocaat van de gemeente tegen klager had mogen optreden. Naar het oordeel van de raad conflicteren deze twee hoedanigheden in dit geval niet met elkaar en is van belangenverstrengeling geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:46 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-051/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter verklaart de raad kennelijk onbevoegd, voor zover de klacht strafrechtelijke kwalificaties bevat. De voorzitter voor het overige, met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk, omdat de klacht betrekking heeft op – vermeend - handelen of nalaten van verweerder in 2012.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:50 Raad van Discipline Amsterdam 24-735/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat deels gegrond. Verweerster heeft bij haar onttrekkingsbericht nagelaten om de rechtbank actief te informeren over de gewijzigde woonsituatie van klager, terwijl dit in de gegeven omstandigheden wel op haar weg lag. Hiermee heeft verweerster onzorgvuldig gehandeld en dit valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. Aan verweerster wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.