ECLI:NL:TADRAMS:2025:48 Raad van Discipline Amsterdam 24-937/A/A/D
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2025:48 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-03-2025 |
Datum publicatie: | 28-03-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-937/A/A/D |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Dekenbezwaar. Het bezwaar komt er in de kern op neer dat verweerder geen verantwoordelijkheid voor zijn cliënten neemt, hen niet informeert en verder nergens meer op reageert. Verder wordt verweerder verweten dat hij de deken op ernstige wijze in haar toezichthoudende taak frustreert. Die verwijten zijn gegrond. Nergens blijkt uit dat verweerder zijn cliënten op behoorlijke wijze heeft geïnformeerd over zijn schorsing en over het feit dat hij zich heeft laten uitschrijven als advocaat, of dat hij de cliëntendossiers op behoorlijke wijze heeft overgedragen. Verweerder heeft zich uitgeschreven als advocaat en vervolgens geweigerd het gesprek met de deken aan te gaan. Hij lijkt zich sindsdien onbereikbaar te houden voor zijn cliënten, de deken en voor allerlei bij de zaken betrokken instanties, zoals de Raad voor Rechtsbijstand en het Amsterdamse Hof. Verweerder heeft ook meerdere toezeggingen gedaan (bijvoorbeeld aan de deken en aan ARAG) dat hij doende is zijn dossiers over te dragen en dat hij hierover informatie zal verstrekken, welke toezeggingen verweerder vervolgens niet is nagekomen. Verweerder is ook in onderhavige procedure niet ter zitting bij de raad verschenen. Verweerder bemoeilijkt daarmee in ernstige mate het toezicht door de deken en verweerder laat hiermee bovendien zijn cliënten volledig in de steek. Verweerder heeft met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad en hij heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet vastgelegde kernwaarden, alsmede met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Het is de raad niet gebleken dat er enige omstandigheid speelt, die het gedrag van verweerder (ten dele) kan verklaren. Verweerder lijkt zich ook bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheden, waaronder het ordelijk overdragen van dossiers, omdat hij hierover wel toezeggingen doet. Verweerder komt deze toezeggingen evenwel steeds niet na. De raad is alles overwegende van oordeel dat de maatregel van schrapping moet worden opgelegd. Hoewel dit een vergaande sanctie is, acht de raad dit desondanks passend. Met name het feit dat verweerder geen maatregelen voor zijn cliënten heeft genomen na de aan hem opgelegde schorsing, dat hij momenteel in het geheel niet meer reageert en kennelijk op geen enkele wijze verantwoording wenst af te leggen, maakt dat de raad van oordeel is dat er voor verweerder geen plaats meer is op het tableau. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 maart 2025
in de zaak 24-937/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 december 2024 met kenmerk 2394710/JS/FS, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken haar bezwaar ter kennis van
de raad gebracht. De griffier van de raad heeft de deken en verweerder bij brief van
11 februari 2025 per gewone en aangetekende post en per gewone en aangetekende e-mail
opgeroepen om ter zitting van de raad van 16 december 2024 te verschijnen voor de
behandeling van het dekenbezwaar. De aangetekende e-mail is niet opgehaald door verweerder
en de aangetekende brief is retour gekomen.
1.2 Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 10 maart 2025 in aanwezigheid
van de deken en een stafmedewerker van de deken. Verweerder is niet verschenen. Van
de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en
van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de nagezonden stukken van de deken van 21 februari 2025.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Tegen verweerder is op 1 januari 2022 een klacht ingediend. De raad heeft
in deze klacht op 22 januari 2024 geoordeeld dat de klacht gegrond is en heeft verweerder
een schorsing van 6 weken opgelegd.
2.3 Verweerder is van dit oordeel in hoger beroep gegaan. Op 8 november 2024
heeft het Hof van Discipline aan verweerder een schorsing opgelegd van 26 weken, waarvan
13 weken voorwaardelijk.
2.4 Op 9 augustus 2023 is een nieuwe klacht tegen verweerder ingediend. De raad
heeft op 30 september 2024 geoordeeld dat ook deze klacht gegrond is en verweerder
een schorsing van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, opgelegd.
2.5 In verband met de opgelegde schorsingen heeft de deken verweerder op 12 november
2024 aangeschreven. In de brief schrijft de deken onder meer:
“Schorsing in de uitoefening van de praktijk houdt in dat u geen werkzaamheden mag
verrichten in lopende zaken anders dan die welke betrekking hebben op het tijdelijk
overdragen van die zaken en u geen nieuwe zaken mag aannemen. Het is u evenmin toegestaan
als gemachtigde in een zaak bij de sector kanton dan wel bij de sector bestuursrecht
op te treden. U mag op geen enkele wijze de rechtspraktijk uitoefenen, niet procederend
of adviserend en u mag ook geen werkzaamheden verrichten die tot de advocatenpraktijk
worden gerekend (zoals curator, mediator, jurist of gemachtigde). U mag er geen enkel
misverstand over laten bestaan dat u in de uitoefening van uw praktijk bent geschorst.
Op grond van artikel 48 lid 7 Advocatenwet mag een geschorste advocaat gedurende
de schorsing de titel advocaat niet voeren. U dient voor het volgende zorg te dragen:
• Verwijdering van uw persoonlijke vermelding op het briefpapier (voor zover van
toepassing) en de website van uw kantoor (voor de goede orde hiermee is niet de kantoornaam
bedoeld);
• Het niet vermelden van uw naam met de toevoeging advocaat of een gelijkluidende
term, ook niet in een andere taal, in publicaties en/of personeelsadvertenties (waaronder
publicaties op sociale media zoals LinkedIn, Twitter, Facebook etc.);
• In telefoongesprekken u niet aanduiden (dan wel laten aanduiden) als advocaat
of een gelijkluidende term, ook niet in een andere taal;
• Het onttrekken als advocaat in procedures bij de rechtbank, het hof of de Hoge
Raad en als gemachtigde bij de sector kanton en sector bestuursrecht voor zover daarin
tijdens de duur van uw schorsing een behandeling is bepaald, dan wel deze tijdens
de duur van uw schorsing op de rol staan;
• Het laten muteren van toevoegingen in zaken, waarin u tijdens de duur van uw schorsing
werkzaamheden dient te verrichten;
• Aantoonbare kennisgeving van uw schorsing aan cliënten, wederpartijen, advocaten
en gemachtigden van wederpartijen betreffende die zaken, waarin u tijdens de duur
van uw schorsing werkzaamheden dient te verrichten en u in verband daarmee door een
andere advocaat dient te laten vervangen. Ik verzoek u mij uiterlijk 19 november a.s.
een overzicht toe te zenden van uw cliënten waarvoor dit geldt, onder vermelding van
de naam van degene aan wie de zaak is overgedragen. Ter bevestiging ontvang ik graag
uiterlijk 25 november a.s. een kopie van de brieven aan uw cliënten en (advocaten/gemachtigden
van) wederpartijen.”
2.6 De Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerder bij brief van 13 november 2024
verzocht om binnen één week opgave te doen van de dossiers die worden overgedragen
aan een andere advocaat, met de mededeling welke advocaat de behandeling van de dossiers
overneemt.
2.7 Op 18 november 2024 heeft de deken verweerder uitgenodigd voor een gesprek
op het bureau van de Amsterdamse orde.
2.8 Bij e-mailbericht van 21 november 2024 heeft verweerder de deken geschreven
dat hij op 6 december 2024 beschikbaar was voor een gesprek. Het gesprek is op die
dag ingepland. Verder heeft verweerder in zijn e-mailbericht geschreven dat hij heeft
besloten om zijn werkzaamheden in hoedanigheid van advocaat per 31 december 2024 te
beëindigen.
2.9 Verweerder is per 4 december 2024 uitgeschreven als advocaat.
2.10 Bij brief van 5 december 2024 heeft de deken aan verweerder laten weten
dat het gesprek op 6 december 2024 onverminderd blijft staan. De deken verzoekt verweerder
een overzicht mee te nemen van zijn zaken.
2.11 Hierop heeft verweerder in de ochtend van 6 december 2024 als volgt gereageerd:
“Ik ben inmiddels uitgeschreven van het tableau. Ik zal niet op de afspraak verschijnen.
Ik ben doende de (laatste) dossiers waarbij een verplichte vertegenwoordiging door
een advocaat is vereist over te dragen. Ik zal uiterlijk 20 december 2024 u een opgave
doen toekomen van de zaken die alsdan nog niet zijn overgedragen.”
2.12 De deken heeft, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, van verweerder geen
overzicht ontvangen van de zaken die verweerder behandelde en aan wie deze zouden
zijn overgedragen.
2.13 Tussen ARAG Rechtsbijstand en (het kantoor van) verweerder bestond de afgelopen
jaren een samenwerking, in die zin dat dossiers van verzekerden van ARAG op regelmatige
basis werden uitbesteed aan verweerder. Verweerder heeft ARAG niet zelf geïnformeerd
over zijn schorsing. Verweerder heeft vervolgens - ondanks toezegging van zijn kant
richting ARAG - evenmin gezorgd voor een goede overdracht van de dossiers van verzekerden
van ARAG die verweerder onder zich heeft.
2.14 De deken heeft in januari 2025 contact gehad met een cliënt van verweerder
in een lopend VvE-geschil. Deze cliënt wacht sinds november 2024 op bericht van verweerder
over de voortgang van zijn dossier. Deze cliënt heeft van de Orde van Advocaten moeten
vernemen dat verweerder zich als advocaat had uitgeschreven. Verweerder heeft niet
gereageerd op de vraag van de deken aan wie deze zaak is overgedragen.
2.15 Eind februari 2025 heeft het gerechtshof te Amsterdam contact opgenomen
met de deken over een procedure waarin verweerder een partij bijstond en die inmiddels
voor arrest stond. Verweerder had het hof niet geïnformeerd over zijn schorsing en
zijn uitschrijving als advocaat. Verweerder heeft het hof ook niet geïnformeerd wie
de zaak van hem zou overnemen en aan wie het arrest te zijner tijd moest worden toegestuurd.
2.16 De klager in wiens klachtzaak de schorsing aan verweerder is opgelegd, heeft
verweerder op 19 december 2024 gedagvaard en schadevergoeding gevorderd wegens door
verweerder gemaakte beroepsfouten. Dit heeft geleid tot een verstekvonnis van 19 februari
2025, waarin de gehele vordering van ruim € 34.000,- (exclusief rente en kosten) is
toegewezen. Op e-mailberichten van de advocaat van deze klager aan verweerder, is
door verweerder niet gereageerd.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt
verweerder dat hij nalaat enige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn (voormalige)
cliënten. Het (telkens) niet informeren en niet reageren is tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Evenmin is gebleken dat verweerder zich gehouden voelt te voldoen aan verzoeken van
de deken in het kader van toezicht; ook het onttrekken of bemoeilijken van het toezicht
is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De deken verzoekt de raad het dekenbezwaar gegrond
te verklaren en verweerder te schrappen van het tableau.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht of een dekenbezwaar
dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen
aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder meer inhoudende dat advocaten
zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat
niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid,
(financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de
uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.
Het bezwaar
5.2 Het bezwaar komt er in de kern op neer dat verweerder geen verantwoordelijkheid
voor zijn cliënten neemt, hen niet informeert en verder nergens meer op reageert.
Verder wordt verweerder verweten dat hij de deken op ernstige wijze in haar toezichthoudende
taak frustreert. Die verwijten zijn gegrond. Nergens blijkt uit dat verweerder zijn
cliënten op behoorlijke wijze heeft geïnformeerd over zijn schorsing en over het feit
dat hij zich heeft laten uitschrijven als advocaat, of dat hij de cliëntendossiers
op behoorlijke wijze heeft overgedragen. Verweerder heeft zich uitgeschreven als advocaat
en vervolgens geweigerd het gesprek met de deken aan te gaan. Hij lijkt zich sindsdien
onbereikbaar te houden voor zijn cliënten, de deken en voor allerlei bij de zaken
betrokken instanties, zoals de Raad voor Rechtsbijstand en het Amsterdamse Hof. Verweerder
heeft ook meerdere toezeggingen gedaan (bijvoorbeeld aan de deken en aan ARAG) dat
hij doende is zijn dossiers over te dragen en dat hij hierover informatie zal verstrekken,
welke toezeggingen verweerder vervolgens niet is nagekomen. Verweerder is ook in onderhavige
procedure niet ter zitting bij de raad verschenen. Verweerder bemoeilijkt daarmee
in ernstige mate het toezicht door de deken en verweerder laat hiermee bovendien zijn
cliënten volledig in de steek. Verweerder heeft met zijn handelen het vertrouwen in
de advocatuur geschaad en hij heeft gehandeld in strijd met de in artikel 10a Advocatenwet
vastgelegde kernwaarden, alsmede met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen.
De conclusie hiervan is dat het dekenbezwaar gegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft de deken door zijn handelen en nalaten op ernstige wijze
in haar toezichthoudende taak gefrustreerd (gedragsregel 29) en niet gehandeld zoals
een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Het is de raad
niet gebleken dat er enige omstandigheid speelt, die het gedrag van verweerder (ten
dele) kan verklaren. Verweerder lijkt zich ook bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheden,
waaronder het ordelijk overdragen van dossiers, omdat hij hierover wel toezeggingen
doet. Verweerder komt deze toezeggingen evenwel steeds niet na.
6.2 De raad is alles overwegende van oordeel dat de maatregel van schrapping
moet worden opgelegd. Hoewel dit een vergaande sanctie is, acht de raad dit desondanks
passend. Met name het feit dat verweerder geen maatregelen voor zijn cliënten heeft
genomen na de aan hem opgelegde schorsing, dat hij momenteel in het geheel niet meer
reageert en kennelijk op geen enkele wijze verantwoording wenst af te leggen, maakt
dat de raad van oordeel is dat er voor verweerder geen plaats meer is op het tableau.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel
48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de tweede dag
na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de
Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald
in 7.2.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. I.J. de Laat, M. Kemmers, J.C. Ellerman en M.J.E. van den Bergh, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 24 maart 2025