ECLI:NL:TADRSGR:2025:48 Raad van Discipline 's-Gravenhage 25-016/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2025:48 |
---|---|
Datum uitspraak: | 12-03-2025 |
Datum publicatie: | 02-04-2025 |
Zaaknummer(s): | 25-016/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk, vanwege tijdverloop. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond, omdat er voor verweerster geen verplichting bestond om een klacht in te dienen tegen de advocaat van de wederpartij. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van
12 maart 2025
in de zaak 25-016/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 9 januari 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2025/003 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 30. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mails van klager van 28 januari 2025 (met bijlage) en 29 januari 2025.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager is in 2016 gescheiden.
1.2 Op 28 januari heeft mr. K, namens de ex-partner van klager, een brief naar
klager gestuurd met het verzoek om wijziging van de alimentatieregeling. Klager heeft
naar aanleiding hiervan eerst contact gehad met zijn ex-partner en vervolgens met
mr. K.
1.3 Klager heeft verweerster benaderd voor bijstand. Op 28 februari 2021 heeft
verweerster naar klager onder meer een begroting van de te verwachten kosten gestuurd,
te weten € 2.420,- voor het beoordelen van de zaak, € 1.815,- voor het voeren van
correspondentie en het aangaan van een onderhandelingsgesprek, en € 6.050,- in het
geval van een procedure.
1.4 Het dossier bevat twee door klager ondertekende opdrachtbevestigingen, gedateerd
op 9 en 12 maart 2021.
1.5 Op 17 maart 2021 heeft verweerster een e-mail naar mr. K gestuurd, waarin
zij aangeeft dat klager wil onderzoeken of partijen tot een passende regeling kunnen
komen. Zij heeft in dat kader een aantal vragen aan (de cliënte van) mr. K gesteld,
waaronder over (de inkomsten uit) het pensioen van de ex-partner.
1.6 Mr. K heeft op 22 april 2021 gereageerd, waarna verweerster op 3 mei 2021
gemotiveerd heeft gereageerd, waarbij zij bij mr. K onder meer een actueel pensioenoverzicht
van de ex-partner heeft opgevraagd.
1.7 Op 31 mei 2021 heeft mr. K gereageerd.
1.8 Op 1 juni 2021 heeft verweerster in een e-mail aan klager geschreven dat
zij mr. K heeft gesproken en dat het verzoekschrift zal worden ingediend om de termijn
waarop de wijziging kan ingaan veilig te stellen. Verweerster stelt voor het verzoekschrift
af te wachten, om vervolgens te overleggen welk voorstel klager naar aanleiding daarvan
wil doen.
1.9 Op 4 juni 2021 heeft mr. K een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend.
1.10 Op 9 juni 2021 heeft verweerster op het ingediende verzoekschrift gereageerd
en heeft zij aan mr. K onder meer geschreven:
“U had aangegeven dat de reeds meermalen opgevraagde informatie over het vroegpensioen
dat uw cliënte vanaf haar 60e levensjaar zou kunnen ontvangen bij dit verzoekschrift
zou zitten. Helaas is dit niet het geval. (…)
Cliënt ontvangt graag een nieuw recent overzicht van uw cliënte van mijnpensioenoverzicht.nl
dan wel berichtgeving van het Pensionfonds Zorg en Welzijn waaruit volgt wat de status
van dit opgebouwde recht is. (…)
Mij moet van het hart dat deze informatie al meerdere keren opgevraagd is. Het uitblijven
van het verstrekken van deze informatie heeft gemaakt dat er nog geen concreet voorstel
kon worden gedaan en dus nog geen overeenstemming is bereikt. Dit heeft al geleid
tot een aanzienlijke kostenverhoging aan de kant van uw cliënte door het opstellen
en indienen van het verzoekschrift. Graag voorkom ik dat het ook nog leidt tot onnodige
kosten aan de kant van mijn cliënt doordat ik een verweerschrift zou moeten opstellen.”
1.11 Op 10 juni 2021 heeft mr. K een e-mail aan verweerster verstuurd met daarbij
onder meer een uitdraai van mijnpensioen.nl van de ex-partner.
1.12 Op 22 juni 2021 heeft verweerster een voorstel voor door klager te betalen
partneralimentatie aan mr. K verstuurd.
1.13 Op 25 juni 2021 heeft mr. K gereageerd, inhoudende dat zijn cliënte tevreden
is met de inhoud van het voorstel, dat er mogelijkheid wordt gezien om tot overeenstemming
te komen en dat er een verschil van mening bestaat over een bedrag van € 49,- bruto
per maand.
1.14 Op 1 juli 2021 heeft verweerster aan mr. K bericht dat klager heeft besloten
de discussie te beëindigen en akkoord te gaan met het bedrag dat de ex-partner verzoekt.
Verweerster verzoekt mr. K om een concept vaststellingsovereenkomst (VSO).
1.15 Op 12 juli 2021 heeft verweerster mr. K bericht over de door hem opgestelde
VSO en de aanpassingen die klager daarin opgenomen wil hebben.
1.16 Op 13 juli 2021 heeft mr. K aan verweerster laten weten dat klagers aanvullende
voorwaarden niet eerder zijn besproken en dat de ex-partner daar niet mee akkoord
gaat.
1.17 Op 14 juli 2021 heeft verweerster aan mr. K laten weten dat hij in zijn
reactie alleen maar de eigen kant van de zaak belicht en dat klager de overeenkomst
zal tekenen zoals die is.
1.18 Op 22 juli 2021 heeft klager mr. K rechtstreeks aangeschreven, waarna mr.
K de bankgegevens van de ex-partner aan verweerster heeft doorgegeven.
1.19 Op 20 augustus 2021 heeft verweerster de eindbeschikking naar klager gestuurd.
1.20 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en zijn ongenoegen over mr. K geuit.
Hij schrijft onder meer:
“Ik heb jou € 7.500,- betaald om voor me op te komen en te zorgen dat zo’n [mr.
K] me niet kapot kan maken. Allemaal weggegooid geld!! (…)
Waarom heb je geen moeite gedaan om een fatsoenlijke reactie van [mr. K] te verkrijgen!!???”
1.21 Op 23 augustus 2021 heeft verweerster onder meer als volgt gereageerd:
“Wat naar dat je hier nog zo’n last van hebt. (…) Wat heb je nodig om dit achter
je te kunnen laten?”
1.22 Op 26 augustus 2021 heeft klager een e-mail naar verweerster gestuurd, waarin
hij nogmaals zijn ongenoegen uit over mr. K, bijvoorbeeld omdat mr. K een cruciaal
document heeft achtergehouden en daarmee het proces heeft gefrustreerd en opgerekt.
1.23 Op 30 augustus 2021 heeft verweerster onder meer als volgt gereageerd:
“Nu [mr. K] niet bereid lijkt te zijn om rechtstreeks met jou hierover in gesprek
te gaan, terwijl je aangeeft wel iets van hem nodig te hebben, adviseer ik je om toch
de deken hierover te benaderen. Je kunt de deken schriftelijk jouw klacht over het
handelen van [mr. K] kenbaar maken.”
1.24 Op 31 augustus 2021 heeft verweerster aan klager bericht dat zij conform
haar toezegging een uur heeft afgeboekt van de tijd die zij na 24 juni 2021 aan het
dossier heeft besteed.
1.25 Het dossier bevat een factuuroverzicht, waaruit blijkt dat klager aan verweerster
€ 7.441,51 heeft betaald.
1.26 Op 21 juni 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
Klager verwijt verweerster dat zij niet heeft opgetreden tegen de schandalige handelwijze
van mr. K. Zij had volgens klager moeten ingrijpen op de volgende punten:
a) Verweerster had klagers belang beter moeten behartigen door ervoor te zorgen
dat gevraagde bewijsstukken binnen een dag of een paar dagen na verzuim alsnog aangeleverd
zouden zijn.
b) Verweerster had mr. K op zijn gedrag moeten aanspreken en had moeten blijven
aandringen dat hij zijn bewijsstukken snel zou aanleveren.
c) Verweerster had mr. K moeten aangeven bij de Orde van Advocaten.
2.2 Klager verwijt verweerster verder dat zij alle tijd heeft genomen en die
tijd tegen € 300,- per uur in rekening heeft gebracht, terwijl zij er effectief niets
mee heeft gedaan. Verweerster en mr. K zijn een half jaar bezig geweest om een simpel
probleem op te lossen. Door haar werkwijze heeft ze duizenden euro’s extra verdiend
aan de zaak.
2.3 Klager stelt dat verweerster al in haar eerste brief had moeten vragen om
een actueel pensioenoverzicht. Hij vraagt zich af waarom verweerster het drie maanden
heeft laten duren voordat het sleuteldocument van de hele zaak er lag. Klager heeft
zich door verweersters nalatigheid tijdens het proces totaal onveilig gevoeld, omdat
hij constant werd geschoffeerd door mr. K en verweerster daar niets tegen deed. Een
snelle en fatsoenlijke oplossing werd steeds onmogelijker. Klager is door de nalatigheid
van advocaten dermate getraumatiseerd dat hij 100% arbeidsongeschikt is geraakt.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht gaat over de dienstverlening van verweerster als advocaat van klager.
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt houdt de
tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de
wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – kostenrisico en proceskansen
– waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid
is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer
in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat
zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele
standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid
die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht. Binnen de beroepsgroep is voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit
geen sprake van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van
een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden
mag worden verwacht.
Klachtonderdelen a) en b)
4.2 Op grond van artikel 46g lid 1 aanhef en onder a Advocatenwet wordt een klacht
niet-ontvankelijk verklaard indien deze wordt ingediend na het verloop van drie jaren
na de dag waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen
nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.
Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen
van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat
geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen
redelijkerwijs als bekend worden zijn aan te merken.
4.3 Deze klachtonderdelen zien beide op het pensioenoverzicht van de ex-partner
dat moest worden aangeleverd. Klager verwijt verweerster in de kern dat zij daar onvoldoende
op heeft aangedrongen bij mr. K. Deze klachtonderdelen zien daarmee op verweersters
handelen c.q. nalaten in de periode van 17 maart 2021 tot 10 juni 2021. Verweerster
heeft onbetwist gesteld dat zij op die dag het pensioenoverzicht van de wederpartij
heeft ontvangen. Klager heeft zijn klacht pas op 24 juni 2024 ingediend en daarmee
buiten de termijn van drie jaar. Dat is te laat. Dat sprake is van een uitzondering
zoals bedoeld in artikel 46g lid 2 Advocatenwet is de voorzitter niet gebleken.
4.4 De voorzitter verklaart klachtonderdelen a) en b) daarom niet-ontvankelijk
op grond van artikel 46g lid 1 Advocatenwet.
4.5 Voor zover klager ook klaagt over verweersters bijstand vanaf 10 juni 2021,
geldt dat niet gebleken is dat verweersters bijstand van onvoldoende kwaliteit was.
Evenmin blijkt dat zij onvoldoende voortvarend is geweest. Voor zover ontvankelijk,
zijn de klachten op dit punt kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.6 Dit verwijt ziet erop dat verweerster mr. K niet heeft aangegeven bij de
Orde van Advocaten. De voorzitter is van oordeel dat daartoe geen verplichting bestond.
Verweerster heeft klager, toen hij zijn ongenoegen uitte, gewezen op de mogelijkheid
een klacht tegen mr. K in te dienen. Zij heeft klager daarmee voldoende geïnformeerd.
Als klager verweersters bijstand bij het indienen van een klacht tegen mr. K had gewild,
had hij verweerster daartoe de opdracht moeten geven (en had zij die opdracht moeten
accepteren). Dat heeft klager niet gedaan. Dit verwijt is kennelijk ongegrond.
Tot slot
4.7 Klager maakt verweerster in zijn repliek ook verwijten over de hoogte van
haar declaraties. De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie
niet oordeelt over declaratiegeschillen. De tuchtrechter moet wel beoordelen of excessief
is gedeclareerd. Of daarvan sprake is, hangt af van alle omstandigheden van het geval.
Van excessief declareren is de voorzitter niet gebleken. Verweerster heeft klager
vooraf geïnformeerd over de te verwachten kosten en is hij daarmee akkoord gegaan.
De uiteindelijke kosten zijn binnen die verwachting gebleven en zijn niet excessief.
Ook dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht voor zover deze ziet op gedragingen van verweerster voor 24 juni
2021, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;
- de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 12 maart 2025