Zoekresultaten 1-10 van de 44971 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:102 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2586

    Wrakingsverzoek gericht tegen een lid-beroepsgenoot. De wrakingskamer oordeelt dat de enkele omstandigheid dat een lid-beroepsgenoot in loondienst werkzaam is bij een instelling waar ook een commercieel label onder valt of die verbonden is met een andere commerciële instelling, en het daardoor enkel oproepen van de mogelijke vrees voor de schijn van partijdigheid door een financieel belang bij een bepaalde tuchtrechtelijke uitspraak, brengt niet met zich dat sprake is van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid jegens een partij kan worden afgeleid. Het verzoek wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2585

    Wrakingsverzoek gericht tegen een lid-beroepsgenoot. De wrakingskamer oordeelt dat de enkele omstandigheid dat een lid-beroepsgenoot in loondienst werkzaam is bij een instelling waar ook een commercieel label onder valt of die verbonden is met een andere commerciële instelling, en het daardoor enkel oproepen van de mogelijke vrees voor de schijn van partijdigheid door een financieel belang bij een bepaalde tuchtrechtelijke uitspraak, brengt niet met zich dat sprake is van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid jegens een partij kan worden afgeleid. Het verzoek wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/8142

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen medisch adviseur in verband met advies aan zorgverzekeraar over de vergoeding van de behandeling van klager in het buitenland. Geen weerslag op de individuele gezondheidszorg. Financieel (declaratie)geschil. Klager kennelijk niet ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7551

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een KNO-arts. Klager verwijt de KNO-arts dat hij op 28 augustus 2020 verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij bij het uitvoeren van het oortoilet bij het linkeroor van klager dit linkeroor heeft `stukgezogen’. De KNO-arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat de KNO-arts het oortoilet heeft mogen uitvoeren en dat dit in het geval van klager juist goed was. Het college ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de KNO-arts hierbij een fout heeft gemaakt. Het uitvoeren van een oortoilet is binnen de keel- neus- en oorheelkunde een routinemaatregel die meerdere keren per dag wordt uitgevoerd en die ook steeds op dezelfde manier wordt uitgevoerd. De KNO-arts is hierin gespecialiseerd. Klagers stelling dat in zijn geval geen oortoilet uitgevoerd had mogen worden omdat hij dunne, slappe trommelvliezen heeft met perforaties is onjuist. Het zijn juist de patiënten met die problematiek die bij de KNO-arts onder behandeling staan en in die zin was de situatie van klager niet dermate bijzonder. Ook bij deze patiënten is het gebruikelijk en juist om het oortoilet op deze manier uit te voeren. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:47 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747317 / DW RK 24 99 HE/RH

    Op grond van artikel 50 Rv mag de gerechtsdeurwaarder betekenen aan het woonadres van een bestuurder van een BV. Dat klaagsters woonadres bekend is geworden aan familie van de onder bewindgestelde had klaagster kunnen voorkomen door haar adres als geheim te laten registreren in de BRP. Deze bekendwording komt daarom voor haar eigen risico en kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-353/DB/OV/W

    wraking kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:48 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747649 / DW RK 24/108 HE/RH

    De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij niet heeft gereageerd op twee brieven van de zijde van klagers. Maatregel van waarschuwing opgelegd ten aanzien van dit klachtonderdeel. Ten aanzien van de klacht over het innen van dwangsommen wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder af mocht gaan op de informatie die was aangeleverd door de opdrachtgever. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:106 Hof van Discipline 's Gravenhage 240227

    Klager klaagt dat zijn advocaat hem bij het eerste gesprek (en ook later niet) heeft medegedeeld dat hij vervroegd met pensioen ging. De raad van discipline heeft zijn klacht ongegrond verklaard. Het Hof van Discipline bekrachtigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:49 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747839 / DW RK 24/113 HE/RH

    Op grond vanI het bepaalde in artikel 46 Rv moet de volgende vraag worden gesteld: mocht de gerechtsdeurwaarder erop vertrouwen dat de persoon die hij aantrof het exploot ter hand zou stellen van klaagster? De minderjarige aan wie het exploot is overhandigd betrof klaagsters 17-jarige zoon. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat na zorgvuldige afweging is besloten dat deze persoon bekwaam was het dwangbevel in ontvangst te nemen aangezien het aannemelijk was dat deze persoon zou bevorderen dat het afschrift degene voor wie het exploot is bestemd, tijdig zou bereiken. Het enkele feit dat klaagsters zoon op dat moment minderjarig was, maakt dat niet anders. De gerechtsdeurwaarder heeft een bedrag van € 700 aan klaagster teruggestort, zonder contact met klaagster op te nemen dat het bedrag ten onrechte geïncasseerd was. De gerechtsdeurwaarder heeft geen uitleg gegeven noch verontschuldigen aan klaagster aangeboden voor de gang van zaken. De gerechtsdeurwaarder heeft een e-mail van klaagster pas na zeven weken beantwoord. Dit is tuchtrechtelijk laakbaar gelet op de vaste jurisprudentie van de kamer waarin is bepaald dat een gerechtsdeurwaarder correspondentie binnen twee weken dient te beantwoorden in een dossier dat bij hem of haar in behandeling is. Geconcludeerd wordt dat de gerechtsdeurwaarder te laat en te weinig inhoudelijk (door een standaardbrief te sturen) heeft gecommuniceerd met klaagster. Maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:107 Hof van Discipline 's Gravenhage 240279

    Verweerder heeft voor een vennootschap opgetreden terwijl hij daarbij slechts op instructies van één van de twee (indirect) zelfstandig bevoegde bestuurders afging. De raad van discipline heeft dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht. Wel wordt aan verweerder een waarschuwing opgelegd omdat verweerder bij het geven van een opdracht voor een onafhankelijk onderzoek bij de vennootschap er onvoldoende zorg voor heeft gedragen dat dit onderzoek op een evenwichtige wijze, met inachtneming van de posities van de beide bestuurders, zou zijn verricht. Tegen dit laatste oordeel is verweerder in hoger beroep gekomen. Verweerder verwijt de raad dat hij met het geven van een oordeel over -kortweg- het onderzoek buiten de reikwijdte van de klacht is getreden. Het Hof van Discipline komt tot diezelfde conclusie, vernietigt de beslissing van de raad op dit punt en verklaart de klacht ongegrond zoals die had moeten worden beoordeeld.