Zoekresultaten 1-10 van de 43864 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:294 Hof van Discipline 's Gravenhage 240063

    Klacht over advocaat als onderzoeker. Het hof oordeelt niet over de vraag of verweerster voldoende duidelijk is geweest over haar hoedanigheid, omdat dat oorspronkelijk niet voorlag als klacht. Het hof oordeelt dat niet is komen vast te staan dat verweerster in haar optreden onzorgvuldig heeft gehandeld en niet is gebleken dat verweerster klagers werkelijk op het verkeerde been heeft gezet. Wat betreft het verwijt dat onvoldoende deskundig zou zijn geweest geldt dat verweerster terecht andere strafrechtadvocaten heeft ingeschakeld voor zover zij op dat onderwerp over onvoldoende expertise beschikte. Beroep faalt, klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-471/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij, terwijl hij wist dat mevrouw L door klager werd bijgestaan, op 27 juni 2023 zonder klagers tussenkomst of toestemming met mevrouw L heeft gesproken over een regeling en op 3 juli 2023 zonder klagers tussenkomst of toestemming met mevrouw L een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten. Verweerder heeft aldus in strijd gehandeld met gedragsregel 25. Rekening houdend met tuchtrechtelijk verleden: schorsing van twee weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:2 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-648/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster de rechtbank opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt door bij brief van 27 maart 2024 het concept ouderschapsplan van 14 november 2023, in plaats van het definitief ouderschapsplan, aan de rechtbank toe te sturen. Van een definitief ouderschapsplan was nog geen sprake. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:3 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-326/DB/OB

    Verzet. De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:292 Hof van Discipline 's Gravenhage 240159

    Klacht over advocaat wederpartij. Het hof stelt vast dat de raad een beslissing heeft gewezen terwijl zij geen acht hebben geslagen op stukken uit het procesdossier van de deken. Het hof verwijst de zaak terug naar de raad voor een inhoudelijke beoordeling.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:4 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-870/DB/LI

    Raadbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klager heeft zich op 27 september 2022, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Dat klager niet eerder heeft kunnen klagen is niet gebleken. Klager heeft zich immers (onder meer) bij brief van 27 december 2017 bij verweersters kantoor beklaagd, zodat vast staat dat klager in ieder geval reeds op die datum bekend was met hetgeen waarover hij in de onderhavige klachtzaak klaagt. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is kortom geen sprake. De raad verklaart de klacht op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:293 Hof van Discipline 's Gravenhage 240136

    klacht over eigen advocaat. Klaagster klaagt dat verweerder een factuur heeft gestuurd, terwijl zij hem geen opdracht heeft gegeven voor rechtsbijstand. Het verweer dat verweerder verder werkte onder de opdrachtbevestiging van zijn kantoorgenoot slaagt niet. Gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2025:3 Accountantskamer Zwolle 24/2414 Wtra AK

    Betrokkene was samenstellend accountant van een onderneming over het boekjaar 2022. In die hoedanigheid heeft hij foutherstel toegepast ten aanzien van de verwerking onderhandenprojecten in de vergelijkende cijfers van 2021. Klager, die zijn aandelen in deze onderneming had verkocht en die een garantieverklaring had afgegeven aan de koper, meent dat ten onrechte foutherstel is toegepast, onder meer omdat daarvoor onvoldoende onderbouwing aanwezig was. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene heeft onvoldoende onderbouwd dat hij kritisch heeft gekeken naar de informatie die hij van het management had ontvangen. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid had hij extra werkzaamheden moeten verrichten alvorens tot foutherstel over te gaan.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7568

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager verwijt de verpleegkundige dat zij hem onder dwang aripiprazol toedient waarvan hij ernstige bijwerkingen, met name aan zijn gebit, ondervindt. Het college ziet geen aanleiding om te concluderen dat de verpleegkundige verwijtbaar heeft gehandeld. Het college kan de verpleegkundige volgen in haar motivering waarom zij, ondanks de bezwaren van klager, van mening is dat de medicatie – die op basis van een zorgmachtiging aan klager wordt verstrekt - aan klager moet blijven worden verstrekt. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7169

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager is de IGJ. De klacht bestaat uit twee onderdelen; het verwijt dat de verpleegkundige tweemaal seksueel grensoverschrijdend heeft gehandeld tijdens zijn werkzaamheden bij een abortuskliniek en dat hij tijdens zijn werkzaamheden in de ambulancezorg en als burgerhulpverlener niet professioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het college is van oordeel dat aannemelijk is dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de verpleegkundige jegens twee patiënten. Het handelen van verweerder is onverenigbaar met het werk van de verpleegkundige, in het bijzonder ten opzichte van de kwetsbare patiënten die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel constateert het college dat er sprake is van een patroon in het handelen van de verpleegkundige waarin hij herhaaldelijk de grenzen van het toelaatbare opzoekt en daar overheen gaat. De verpleegkundige ging niet alleen voorbij aan de protocollen, richtlijnen en kwaliteitskaders van de diverse organisaties waarvoor hij werkzaam is geweest, maar ook in meer algemene zin aan de veiligheid van patiënten en/of burgers door zijn eigenstandige werkwijze en zijn omgang met medische hulpmiddelen. Het college heeft zorgen over het gebrek aan reflecterend en lerend vermogen van de verpleegkundige en heeft niet de indruk dat de verpleegkundige zich voldoende realiseert welke impact zijn handelen heeft gehad dan wel had kunnen hebben op patiënten en burgers. Vanwege de aard van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen en de wijze waarop de verpleegkundige dit handelen lijkt goed te praten, ook nog ter zitting is het college van oordeel dat met de maatregel van het verbod tot wederinschrijving (de verpleegkundige heeft zichzelf laten uitschrijven uit het BIG-register) het risico op herhaling onvoldoende is weggenomen. Het college legt daarom naast een verbod op wederinschrijving ook een algeheel beroepsverbod op.