ECLI:NL:TGZRSHE:2025:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7127

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2025:75
Datum uitspraak: 09-07-2025
Datum publicatie: 09-07-2025
Zaaknummer(s): H2024/7127
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een klacht tegen een gz-psycholoog wordt ongegrond verklaard.Klager is veroordeeld tot tbs met dwangverpleging. Verweerder was van juli 2020 tot en met mei 2024 zijn hoofdbehandelaar. Klager verwijt verweerder dat hij beloftes over het deelnemen van de reclassering aan de gesprekken met klager en het tijdstip van het insturen van de verlofevaluatie van klager niet is nagekomen en diens huidige verlofmachtiging heeft laten verlopen.Het college acht klager ontvankelijk in zijn klachten omdat deze betrekking hebben op de individuele gezondheidszorg. De door klager gestelde feiten zeggen namelijk iets over de huidige status en voortgang van de behandeling van klager. Uit de stukken blijkt echter niet dat verweerder de door klager gestelde beloftes heeft gedaan of de verlofmachtiging van klager heeft laten verlopen. Deels blijkt daaruit eerder het integendeel. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders is. De klacht is daarom ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 9 juli 2025 op de klacht van:

[A],
verblijvende te [B],
klager,

tegen

[C],
gz-psycholoog,
(destijds) werkzaam in [D],
verweerder,
gemachtigde: mr. P.H.N. Keuning-Taapken, werkzaam in Amsterdam.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager is veroordeeld tot tbs met dwangverpleging.
Verweerder was van 27 juli 2020 tot en met 22 mei 2024 zijn hoofdbehandelaar.

1.2 Klager verwijt verweerder dat hij zijn beloftes (1) dat de reclassering bij de eerstvolgende
behandelbespreking zou aanschuiven en (2) dat de verlofevaluatie en de sportuitbreidingen op een
bepaalde datum zouden worden ingediend, niet is nagekomen. Daarnaast verwijt hij hem (3) dat hij de
verlofevaluatie en verlofuitbreidingen op een stapel heeft laten liggen waardoor de huidige
verlofmachtiging van klager is verlopen.

1.3 Verweerder voert verweer. Hij stelt allereerst dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht
omdat deze geen betrekking heeft op de individuele gezondheidszorg. Voorts stelt hij dat de klacht
kennelijk ongegrond is.

1.4 Het college komt tot het oordeel dat klager in de klacht kan worden ontvangen maar dat de
klacht kennelijk ongegrond is. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 24 juli 2024;
- de brief van 30 juli 2024 van de secretaris aan klager;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlage;
- de brief van 29 augustus 2024 van de secretaris aan klager;
- de e-mail van 6 september 2024 van klager, waarin opgenomen een verklaring van zijn advocaat;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De klacht en de reactie van de gz-psycholoog
Volgens klager komt verweerder toezeggingen niet na namelijk:
1. Tijdens een terechtzitting op 18 januari 2022 heeft verweerder beloofd dat hij bij de
eerstvolgende behandelbespreking de reclassering zou laten aanschuiven. Dat was op 12 februari 2022
maar toen was er geen reclassering aanwezig, noch bij de vervolgbespreking zes maanden later.
2. Op 16 januari 2024 was er een bespreking van het zorgplan van klager. Verweerder zou de
verlofevaluatie en de sportuitbreidingen op de vroegst mogelijke datum insturen naar het
ministerie. Verweerder noemde de datum 29 april 2024. Later bleek dat de evaluatie pas op 4 juni
2024 intern is besproken en pas op 29 juni 2024 zou worden ingestuurd.
3. Daarnaast heeft verweerder de verlofevaluatie en verlofuitbreidingen op een stapel laten
liggen, waardoor de huidige verlofmachtiging van klager is verlopen.

3.1 Verweerder heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren
en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel
inhoudelijk gaat beoordelen, heeft verweerder het college verzocht de klacht ongegrond te
verklaren.

3.2 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
4.1 Verweerder heeft primair een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van klager in zijn
klacht. Volgens verweerder gaat het bij de klachten van klager niet om handelen of nalaten dat
betrekking heeft op de zorg die de beroepsbeoefenaar behoort te verlenen, noch op enig ander
handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van
individuele gezondheidszorg.
Beslissing van 9 juli 2025

4.2 Het college overweegt als volgt. De Wet BIG spitst zich toe op de individuele
gezondheidszorg. De individuele gezondheidszorg heeft onder meer betrekking op handelingen die
rechtstreeks gericht zijn op een persoon en het doel hebben de gezondheid van die persoon te
bevorderen of te bewaken. Het college is van oordeel dat de klachten van klager wel betrekking
hebben op de individuele gezondheidszorg. De door klager gestelde feiten (indien juist) zeggen
namelijk iets over de huidige status en voortgang van de
behandeling van klager. Het signaal dat door de gz-psycholoog met het betrekken van de
reclassering wordt afgegeven, is of kan zijn dat het goed gaat ofwel de goede kant opgaat.
Ditzelfde geldt voor (de termijn van het insturen van) de verlofevaluatie en
verlofuitbreidingen. Klager is daarom in alle drie klachtonderdelen ontvankelijk. Het college komt
daarmee toe aan een inhoudelijke beoordeling.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
4.3 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gz-psycholoog. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de gz-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Ook geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk
zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) heeft verweerder tijdens de eerste verlengingszitting op 18 januari 2022
toegezegd dat de reclassering tijdens de eerstvolgende bespreking op 12 februari 2022 zou
aanschuiven?
4.4 Uit de door verweerder bij zijn verweerschrift gevoegde beslissing van de rechtbank Limburg
van 1 februari 2022 blijkt dat verweerder tijdens de verlengingszitting op 18 januari 2022 het
volgende naar voren heeft gebracht [alle citaten letterlijk weergegeven]: “Pas op het moment dat
[naam klager] gesetteld is, zal de reclassering worden betrokken. Dit zal
naar verwachting niet eerder zijn dan in augustus 2022. De stappen die nog gezet moeten worden,
vergen tijd.”
Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit citaat van de rechtbank onjuist is. Het college gaat
dan ook van de juistheid daarvan uit. Daarmee staat vast dat verweerder op de verlengingszitting
niet heeft toegezegd dat de reclassering bij de volgende bespreking op 12 februari 2022 aanwezig
zou zijn.
Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b) heeft verweerder beloofd dat hij de verlofevaluatie en de sportuitbreidingen op
29 april 2024 naar het ministerie zou doorsturen?
4.5 Uit de door verweerder in het geding gebrachte “Notulen Zorgplanbespreking” van 16 januari
2024 blijkt onder meer het volgende:

“Afspraak:
- Betrokkene kan samen met de behandelaren van de Longcare een plan maken betreft zijn wens voor
sportverloven. De BC RW kan dit dan meenemen in de verlofevaluatie van betrokkene die vanaf
29-04-2024 mag worden ingediend.”

Uit deze notulen blijkt niet dat verweerder heeft beloofd dat hij de verlofevaluatie (met mogelijke
sportuitbreidingen) op 29 april 2024 zou insturen maar alleen dat de
verlofevaluatie vanaf die dag mag worden ingediend. Klager heeft zijn stelling dat dit anders is
niet aannemelijk gemaakt.
Dit klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) heeft verweerder de verlofevaluatie en verlofuitbreidingen op een stapel laten
liggen, waardoor de huidige verlofmachtiging van klager is verlopen?
4.6 Verweerder heeft tegen dit klachtonderdeel het volgende verweer gevoerd. Hij was tot 22 mei
2024 betrokken bij de behandeling van klager. Een verlofmachtiging geldt voor een jaar en de
evaluatie daarvan dient op zijn vroegst vier, maar op zijn laatst twee
maanden voor het verstrijken van die termijn te worden ingediend. De verlofmachtiging van klager
liep tot 29 augustus 2024, zodat de evaluatie tussen 29 april 2024 en 29 juni 2024 moest zijn
ingediend. Op 22 mei 2024 was de termijn van indiening nog niet verlopen en
vanaf toen heeft hij geen invloed meer gehad op het verlofbeleid en de verlofevaluatie. Hij heeft
dus geen verlofmachtiging laten verlopen.

4.7 Het college overweegt als volgt. Klager heeft het voorgaande niet weersproken. Hij heeft geen
gebruik gemaakt van de mogelijkheid om (middels een mondeling vooronderzoek, zie hierboven onder
2.2) te reageren op het standpunt van verweerder. Het college gaat er daarom vanuit dat verweerder
na 22 mei 2024 niet meer betrokken was bij de behandeling van klager. Op dat moment liep de termijn
waarbinnen de evaluatie moest zijn ingediend nog. Die termijn liep namelijk tot 29 juni 2024.
Verweerder heeft dus geen termijn laten verlopen. Van wat er na 22 mei 2024 is gebeurd is, kan
verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.

Slotsom
4.8 Alle drie klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

5. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 9 juli 2025 door R.A. Steenbergen, voorzitter,
M.J.E. Lemmens en T. Koetsier, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M. van der Hart, secretaris en
uitgesproken door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk.