ECLI:NL:TGZRAMS:2025:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7628

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:174
Datum uitspraak: 08-07-2025
Datum publicatie: 08-07-2025
Zaaknummer(s): A2024/7628
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Deels gegronde klacht tegen een arts. Klager en de arts zijn bekenden van elkaar. De arts vernam tijdens een patiëntenbespreking dat klager plotseling was opgenomen. Zij bezocht hem twee keer en bekeek het medisch dossier. Klager verwijt haar dat dit ongeoorloofde inzage was en dat de arts medische informatie heeft gedeeld die anders was dan de informatie die door zijn behandelend arts werd gedeeld. De arts heeft inzicht getoond in de onjuistheid van haar handelen en mede gelet op de omstandigheden waaronder de schending van het inzagerecht heeft plaatsgevonden, het reflecteren van de arts ter zitting en de reeds genomen maatregelen naar aanleiding van de onbevoegde inzage, ziet het college geen aanleiding om de arts nog een maatregel op te leggen.

A2024/7628
Beslissing van 8 juli 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 8 juli 2025 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: C,

tegen

D,
arts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: mr. E.E. Schmitt-Hoogeterp, werkzaam te Utrecht.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager en de arts zijn in de familiare sfeer goede bekenden van elkaar. De arts vernam tijdens een patiëntenbespreking dat klager, in het ziekenhuis waar zij werkzaam is, plotseling was opgenomen. Zij bezocht hem twee keer en bekeek het medisch dossier. Klager verwijt haar dat dit een ongeoorloofde inzage was, omdat zij geen behandelrelatie met klager had. Tevens verwijt klager de arts dat zij medische informatie met hem zou hebben gedeeld, die anders was dan de informatie die eerder met hem door zijn behandelend arts werd gedeeld.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is en de klacht deels gegrond. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 september 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van de secretaris aan de gemachtigde van klager van 29 november 2024;
- de reactie van de gemachtigde van klager van 16 december 2024, met bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 14 februari 2025 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van de gemachtigde van de arts van 28 april 2025, met bijlagen, in antwoord op de brief van de secretaris van 6 maart 2025;
- de e-mail van gemachtigde van klager van 13 mei 2025 met bijlagen;
- de reactie hierop van 16 mei 2025 van de gemachtigde van de arts.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan heeft de klager geen gebruik gemaakt. De arts is samen met haar opleider en haar gemachtigde wel verschenen.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 27 mei 2025. De gemachtigden van partijen en de arts waren aanwezig. Klager was afwezig. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de arts heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 29 juli 2024 is klager met spoed opgenomen in het E.

3.2 De arts is werkzaam als ANIOS cardiologie op de afdeling Cardiologie van het E en kent klager (de patiënt) en diens familie persoonlijk.

3.3 Op 31 juli 2024 is de casus van klager besproken tijdens de middagoverdracht van het cardiologie team en nam de arts kennis van het feit dat klager opgenomen was.

3.4 Zij bezocht klager, op persoonlijke titel, op 31 juli 2024 en nogmaals op 1 augustus 2024 om te kijken hoe het met hem ging. Zij had meerdere malen kort het medisch dossier van klager ingezien om op de hoogte te blijven van de status van klager.

3.5 Op 4 augustus 2024 diende de zoon van klager (gemachtigde van klager) een klacht in over de arts bij de klachtenfunctionaris van het E, ten aanzien van hetgeen besproken zou zijn tijdens de twee bezoeken aan zijn vader. Naar aanleiding van deze klacht kwam klager er achter dat de arts toegang had gehad tot het medisch dossier terwijl de arts geen behandelrelatie met klager had.

3.6 Op 12 augustus 2024 meldde het E de ongeoorloofde inzage in het dossier van klager door de arts als datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

3.7 Op 15 augustus 2024 vond er een telefonisch gesprek plaats tussen de zoon van klager en de klachtenfunctionaris. Op diezelfde dag stuurde de zoon van klager een door hemzelf opgestelde machtiging naar de klachtenfunctionaris getekend door de klager op 30 juli 2024. De klachtenfunctionaris stuurde op diezelfde dag een e-mail en gaf aan dat klager en de zoon van klager zouden worden uitgenodigd voor een gesprek met de arts, haar opleider en de klachtenfunctionaris met enkele voorstellen voor een datum. Indien zij daar gebruik van wilden maken, verzocht de klachtenfunctionaris een door het E opgestelde machtiging te laten ondertekenen door klager en diens zoon.

3.8 Op 23 augustus 2024 en op 27 augustus 2024 verzocht de klachtenfunctionaris nogmaals om een geldige machtiging van klager zodat de klacht verder kon worden behandeld.

3.9 De zoon van klager stuurde een brief op 28 augustus 2024 waarin hij aangaf dat de eerder overgelegde machtiging voldoende moest zijn.

3.10 De klachtenfunctionaris achtte de machtiging onvoldoende en verzocht de zoon van klager nogmaals op 6 september 2024 om het format van het E te gebruiken, ook in verband met het (kunnen) verstrekken van medische informatie over klager. In het schrijven nodigde zij de zoon van klager en klager nogmaals uit voor een gesprek.

3.11 De zoon van klager stuurde daarop op 8 september 2024 een brief en handhaafde zijn standpunt aangaande de reeds verstrekte machtiging. Hij stelde geen vertrouwen te hebben in de interne klachtenprocedure en bood het E een laatste kans om antwoord te geven op de door hem gestelde vragen in zijn klachtbrief van 4 augustus 2024 bij gebreke waarvan hij een klacht zou indienen bij het tuchtcollege voor de gezondheidszorg en de geschillencommissie van het ziekenhuis.

3.12 De klachtenfunctionaris berichtte de zoon van klager in haar brief van 12 september 2024 dat de ongeoorloofde inzage is gevolgd door een melding bij de Autoriteit Persoonsgegevens en dat de arts een disciplinaire straf had ontvangen. Nogmaals werd aangeboden om met de arts, haar opleider en de klachtenfunctionaris in gesprek te gaan. Om verder op de zaak in te gaan, verzocht zij andermaal om een geldige machtiging van klager te overleggen.

3.13 De zoon van klager antwoorde in de brief van 15 september 2024 dat hij de machtiging van het E niet wilde invullen en verdere stappen te gaan ondernemen.

3.14 Op 15 september 2024 diende de zoon van klager de onderhavige tuchtklacht in tegen de arts.

3.15 Bij brief van 16 september 2025 reageerde de klachtenfunctionaris nogmaals met het aanbod om in gesprek te willen gaan met alle betrokkenen. Zij deelde tevens mede dat zij klager zelf zou bellen om zijn wens aangaande de klacht te onderzoeken.

3.16 Het telefoongesprek met klager vond plaats op 17 september 2024 en de klachtenfunctionaris koppelde het gesprek aan de zoon van klager terug in een e-mail van
19 september 2024. Volgens de klachtenfunctionaris had zij de situatie aan klager voorgelegd en gevraagd of hij de klachtenprocedure wilde voortzetten. Daarop zou de klager hebben gezegd dat hij de klacht wilde intrekken.


3.17 De zoon van klager heeft op 15 oktober 2024 bij de Raad van Bestuur van het E een klacht ingediend tegen de klachtenfunctionaris.

4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klager verwijt de arts dat zij:
a) onterecht het medisch dossier heeft ingezien;
b) medische informatie heeft gedeeld die afwijkend was van de eerder verkregen informatie van de behandelend arts.

4.2 De arts heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van misbruik van recht. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de arts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Ontvankelijkheid
5.1 In artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG is bepaald dat een tuchtklacht aanhangig kan worden gemaakt door een rechtstreeks belanghebbende. Bij een rechtstreeks belanghebbende dient in de eerste plaats te worden gedacht aan de patiënt van een aan tuchtrechtspraak onderworpen beroepsbeoefenaar. De patiënt kan een ander machtigen om namens hem een klacht in te dienen.

5.2 De arts meent dat de zoon van klager niet als belanghebbende kan worden gezien nu er geen voldoende expliciete en concrete machtiging is afgegeven. De machtiging die op 30 juli 2024 door de zoon van klager is overhandigd aan de klachtenfunctionaris kan niet dienen als machtiging voor de ingediende klacht bij het E of voor de onderhavige tuchtklacht. De machtiging is gedateerd en ondertekend op 30 juli 2024 en heeft ook een andere inhoud (voor het voeren van ‘alle juridische procedures’). Deze machtiging was reeds afgegeven voor de verweten gedraging van de arts op 31 juli 2024.

5.3 Op 13 mei 2025 heeft de zoon van klager een voldoende gespecificeerde machtiging overgelegd die is ondertekend door zijn vader. Daarom kan hij als gemachtigde van zijn vader optreden en is de klacht ontvankelijk.

Misbruik van recht?
5.4 De arts heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van misbruik van recht. In dat kader heeft de arts aangevoerd dat klager eerst een klacht wilde indienen via de klachtenfunctionaris van het E die niet in behandeling is genomen wegens het ontbreken van een geldige machtiging. Meerdere malen is door de klachtenfunctionaris verzocht een door het E voorgeschreven machtiging over te leggen, maar dat heeft de zoon van klager geweigerd. In een schrijven van 28 augustus 2024 heeft de zoon van klager aangegeven dat hij met de op 30 juli 2024 door zijn vader verstrekte machtiging wel ontvankelijk zou zijn bij het tuchtcollege. De arts meent daarin te zien dat er een andere beweegreden aan deze handelswijze ten grondslag ligt namelijk het inzien van het medisch dossier.

5.5 Hoewel de gehele gang van zaken aan de kant van klager uiterst moeizaam verliep, te meer nu gemachtigde van klager zelf jurist is en zou moeten weten welke machtiging het doorbreken van de geheimhoudingsplicht rechtvaardigt, is het niet voldoende om misbruik van recht aan te nemen. Het valt niet zonder meer te begrijpen waarom de zoon van klager zich zo halsstarrig opstelde en weigerde de gevraagde machtiging te ondertekenen en daarover ook niet in gesprek wilde gaan met de klachtenfunctionaris. Desalniettemin is (nog) geen sprake van misbruik van recht. Het college zal de klacht dan ook inhoudelijk beoordelen.

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.6 De vraag is of arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel a) onterechte inzage in het medisch dossier
5.7 De arts heeft meerdere malen het medisch dossier van klager ingezien zonder dat er
op dat moment sprake was van een behandelrelatie. Zij deed dit vanuit persoonlijke betrokkenheid bij de klager die zij goed kende in de persoonlijke en familiare sfeer.

5.8 De arts erkent dat zij geen behandelrelatie had en begrijpt dat zij onbevoegd was om het medisch dossier in te zien. Zij heeft hiervoor meerdere malen ook haar spijt betuigt. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b) de arts heeft medische informatie gedeeld die afwijkend was van de eerder verkregen informatie van de behandeld arts.
5.9 Klager verwijt de arts dat zij medische informatie zou hebben gedeeld die anders was dan de reeds eerder gedeelde informatie door de behandeld arts. Dit zou bij klager grote stress hebben veroorzaakt.

5.10 Klager is niet aanwezig op de zitting en heeft ook geen gebruik willen maken van de aangeboden mogelijkheden om de situatie te bespreken met de arts, haar opleider en de klachtenfunctionaris. De gemachtigde van klager, die niet aanwezig was bij de twee bezoeken van de arts, verklaarde ter zitting dat de arts gezegd zou hebben: “je ligt op cardio”, terwijl zijn vader op de afdeling longziekten lag. Slechts deze ene zin heeft geleid tot dit klachtonderdeel bij dit tuchtcollege. Er is dus geen inhoudelijke medische informatie gedeeld zoals dit klachtonderdeel lijkt te suggereren.

5.11 De arts verklaart dat zij tijdens haar korte bezoek aan klager geen enkele medische informatie besproken. Haar doel van het bezoeken van klager was enkel ingegeven om klager te zien en hem beterschap te wensen. Zij ontkent ook dat zij gezegd zou hebben dat klager op de afdeling cardiologie lag.

5.12 Het college stelt vast dat de lezingen van klager en de arts over wat er tijdens het deze korte bezoeken is gezegd, niet door het college kan worden vastgesteld. Het is vaste tuchtrechtelijke rechtspraak dat in een geval als dit, waarbij sprake is van het woord van de één tegen het woord van de ander, geen oordeel door het college kan worden gevormd. Aan het woord van de één kan immers niet meer waarde worden gehecht dan aan het woord van de ander. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Slotsom
5.13 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) gegrond is en klachtonderdeel b) ongegrond.

Maatregel

5.14 Het college moet beoordelen of een maatregel op zijn plaats is en zo ja, welke maatregel. Daarbij weegt het college mee dat het onterecht inzien van een medisch dossier op zichzelf een tuchtrechtelijk verwijt betreft. Hier telt mee dat de arts het medisch dossier van haar familielid inzag om te zien waar hij lag en mogelijk ook om op de hoogte te raken van zijn toestand. Verder heeft de arts in haar verweerschrift en ter zitting haar welgemeende excuses aangeboden. Het E heeft nadat de onbevoegde inzage bekend werd de arts een disciplinaire straf opgelegd en de onbevoegde inzage gemeld als datalek bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De arts heeft zelf deze casus gepresenteerd aan het team cardiologie zodat eenieder hiervan kan leren.

5.15 De arts heeft inzicht getoond in de onjuistheid van haar handelen op dit punt en mede gelet op de omstandigheden waaronder de schending van het inzagerecht heeft plaatsgevonden, het reflecteren van de arts ter zitting en de reeds genomen maatregelen naar aanleiding van de onbevoegde inzage, ziet het college geen aanleiding om de arts nog een maatregel op te leggen.

Publicatie
5.16 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets kunnen leren van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, L.W.M. Creemers, lid-jurist, B.J. Bouma, E.A. Dubois en M. Kruijtzer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.