ECLI:NL:TAHVD:2025:118 Hof van Discipline 's Gravenhage 240387
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:118 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-07-2025 |
Datum publicatie: | 08-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 240387 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Beklag artikel 13 Advocatenwet ongegrond. |
Beslissing van 4 juli 2025
in de zaak 240387
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager
tegen:
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat
als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 26 november 2024.
Bij het hof
1.3 Klager heeft op 2 december 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken
ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier het verweer van de deken.
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
2.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.2 Op 25 november 2024 heeft klager aan de deken van de Orde van Advocaten te Rotterdam verzocht om aanwijzing van een advocaat teneinde hem bij te staan voor een verzoek tot wraking in een lopende procedure. Het betreft een procedure bij de sectie familierecht in de rechtbank Rotterdam waarin klager wordt bijgestaan door mr. K en een zitting stond gepland op 2 december 2024. Volgens klager wil mr. K echter niet voldoen aan zijn verzoek om de rechter te wraken omdat hij deze rechter nog van zijn studie kent en de wraking geen kans van slagen zou hebben.
2.3 Op 26 november 2024 heeft de deken het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken heeft zijn afwijzing als volgt gemotiveerd:
“Vooropgesteld, u geeft in het webformulier aan dat er een advocaat is die u bijstaat
in de bodemprocedure. De omstandigheid dat u het niet eens bent met de wijze waarop
deze advocaat de zaak behandelt (in dit geval de weigering om in deze procedure een
wrakingsverzoek in te dienen), levert op zichzelf geen grond op voor aanwijzing van
een
andere advocaat. In dit kader verwijs ik u naar de uitspraak van het Hof van Discipline
’s-Hertogenbosch van 10 juli 2017 (ECLI:NL:TAHVD:2017:142).
Daarnaast deel ik u mede dat er veel informatie ontbreekt bij uw aanwijzingsverzoek,
zoals:
- het diagnose document van het Juridisch Loket;
- de schriftelijke afwijzing van de advocaat naar wie het Juridisch Loket u heeft
verwezen met de reden van die afwijzing;
- minimaal vijf schriftelijke afwijzingen van andere advocaten, waaruit blijkt waarom
de advocaat u niet wil bijstaan.
Het is voor mij derhalve ook niet mogelijk om te kunnen beoordelen dat het u zelf
niet lukt om een advocaat te vinden.
Afsluitend merk ik op dat de termijn waarbinnen een advocaat zou moeten worden aangewezen,
vóór 2 december 2024, te kort is. U heeft mij niet geïnformeerd over de beslissing
op uw uitstelverzoek.
Conclusie
Ik wijs uw verzoek om aanwijzing van een advocaat om de hierboven genoemde redenen
af. Dat betekent dat ik geen advocaat voor u zal aanwijzen.”
2.4 Op 29 november 2024 heeft klager de deken per e-mail bericht dat het diagnosedocument van het Juridisch Loket ontbreekt omdat klager in detentie zat toen de zaak begon en dat hij enkel telefonische afwijzingen heeft van andere advocaten.
2.5 Op 2 december 2024 heeft de deken klager bericht dat de nadere gegevens van klager geen aanleiding vormen om op zijn beslissing terug te komen.
2.6 Bij e-mail van 2 december 2024 heeft klager zich bij dit hof beklaagd over de beslissing van de deken.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen omdat
hij wel voldoet aan de gestelde voorwaarden. Ter onderbouwing van zijn beklag heeft
klager het diagnosedocument van het Juridisch Loket bijgevoegd, waarin klager wordt
verwezen naar B advocaten, en daarnaast acht schriftelijke afwijzingen van andere
advocaten. Tevens geeft hij aan dat hij spoed heeft.
Verweer
3.2 Het verweer van de deken zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig)
een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door
een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden,
zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan
een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
Oordeel hof
4.2 Het hof is van oordeel dat de deken het verzoek van klager op goede gronden heeft afgewezen. Er is immers een advocaat die klager bijstaat in de civielrechtelijke procedure en de omstandigheid dat klager het niet eens is met de weigering van de advocaat om in voornoemde procedure een wrakingsverzoek in te dienen levert op zichzelf geen grond op voor aanwijzing van een andere advocaat. Daarbij heeft klager niet inzichtelijk gemaakt dat zijn verzoek om wraking enige kans van slagen zou hebben. Ook overigens heeft klager geen belang meer bij zijn verzoek nu de zittingsdatum van 2 december 2024 reeds is verstreken.
4.3 Het beklag tegen de beslissing van de deken van 26 november 2024 om geen advocaat aan te wijzen op de voet van artikel 13 Advocatenwet zal daarom ongegrond worden verklaard.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 26 november 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. K. Teuben en H.H.
Tan, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier, en in het
openbaar uitgesproken op
4 juli 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 juli 2025.