ECLI:NL:TAHVD:2025:117 Hof van Discipline 's Gravenhage 250135
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:117 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-07-2025 |
Datum publicatie: | 08-07-2025 |
Zaaknummer(s): | 250135 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | De deken heeft het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. Aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat de vader van klager een advocaat heeft voor de procedures waarin vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven. Voor een AVG-procedure van de vader en een zaak van vader op het terrein van het Wdz-klachtrecht is geen vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, zodat voor aanwijzing van een advocaat geen reden is. Voor het klachtrecht van klager is evenmin vertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven. Het hof onderschrijft de beslissing van de deken. |
Beslissing van 4 juli 2025
in de zaak 250135
naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klager
tegen:
mr. J. Schaap
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam
de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken
1.1 Klager heeft op 20 maart 2025 -namens zijn vader- bij de deken Noord-Holland een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Op 25 maart 2025 is dit verzoek doorverwezen naar de deken Amsterdam.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 2 april 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat de vader van klager een advocaat heeft voor de procedures waarin vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven. Voor een AVG-procedure van de vader en een zaak van vader op het terrein van het Wdz-klachtrecht is geen vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, zodat voor aanwijzing van een advocaat geen reden is. Voor het klachtrecht van klager is evenmin vertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven. De deken heeft beslist geen advocaat voor klager of zijn vader aan te wijzen.
Bij het hof
1.3 Klager heeft op 14 april 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken van 2 mei 2025
- de repliek van klager van 14 mei 2025
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken
uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 Klager heeft op het webformulier van 20 maart 2025 verzocht om aanwijzing van een advocaat.
2.2 Op 25 maart 2025 heeft de deken aan klager verzocht om nadere inlichtingen te verschaffen omtrent zijn verzoek.
2.3 Op 27 maart 2025 heeft klager een reactie aan de deken gestuurd.
2.4 Op 28 maart 2025 heeft de deken opnieuw aan klager om informatie gevraagd.
2.5 Op 31 maart 2025 heeft klager een reactie aan de deken gestuurd.
2.6 Met het besluit van 2 april 2025 heeft de deken het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat afgewezen (zie 1.2).
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag
3.1 Klager stelt dat hij een advocaat voor zijn vader nodig heeft voor een cassatie in de rechterlijke machtiging zaak. Voorts stelt klager dat voor het klachtrecht een advocaat moet worden toegewezen.
Verweer
3.2 De deken heeft weergegeven waarom het verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat is afgewezen. Voorts heeft de deken aangevoerd dat het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor een cassatie in de rechterlijke machtiging zaak geen beklag is tegen de beslissing van 2 april 2025. Kennelijk is sprake van een nieuw verzoek. De deken heeft opgemerkt dat niet duidelijk is of het beklag op verzoek, en met instemming, van de vader van klager is ingediend.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.2 Het hof is van oordeel dat de deken het verzoek van klager op goede gronden heeft afgewezen.
4.3 De deken heeft aan de afwijzende beslissing terecht ten grondslag gelegd dat in de procedures van de vader van klager de vader een advocaat heeft voor de procedures waarin vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven. Voor een AVG-procedure van de vader en een zaak van vader op het terrein van het Wdz-klachtrecht is geen vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, zodat voor aanwijzing van een advocaat geen reden is. Voor het klachtrecht van klager is evenmin vertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven.
4.4 Nu klager in zijn beklag geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangedragen, ziet het hof geen aanleiding om te oordelen dat aan klager een advocaat moet worden toegewezen.
4.5 Klager heeft in zijn beklagschrift laten weten dat hij een advocaat voor zijn vader zoekt voor een cassatie in de rechterlijke machtiging zaak van zijn vader. Terecht heeft de deken opgemerkt dat dit een nieuw verzoek is, waarvoor deze beklagprocedure bij het Hof van Discipline niet bedoeld is.
4.6 Het hof onderschrijft de beslissing van de deken. Het beklag van klager is ongegrond.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 2 mei 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. M.S.A. van Dam en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van M.H.A. Uri, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 4 juli 2025.