Zoekresultaten 2411-2420 van de 42209 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1752

    Klacht tegen gz-psycholoog. Aan klager is TBS met dwangverpleging opgelegd. Hij verblijft op een behandelafdeling van een TBS-kliniek. De gz-psycholoog is als behandelcoördinator betrokken bij de behandeling van klager. Klager verwijt de gz-psycholoog – onder meer - dat klager ten onrechte op deze afdeling verblijft, ten onrechte dubbel begeleid verlof heeft, geen passende diagnose en therapie heeft, onjuiste medicatie krijgt en ten onrechte wordt gestoord tijdens bezoek. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:79 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1416 en C2022/1417

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog werkt in de kliniek waar klager verblijft vanwege een tbs-maatregel. De gz-psycholoog is in de hoedanigheid van behandelcoördinator bij de behandeling van klager betrokken. Klager verwijt de gz-psycholoog het stellen van een onjuiste diagnose en het geven van een onjuist advies aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dat klager de documenten betreffende zijn behandeling niet heeft ontvangen, terwijl hij daar meerdere keren om heeft gevraagd, en dat hij de cultuur en persoonlijkheid van klager heeft beledigd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt in beide zaken het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:86 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1731

    Klacht tegen huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat het klaagschrift niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Klager heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt dat beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:80 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1418

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater is directeur van de kliniek waar klager verblijft vanwege een tbs-maatregel. Tussen klager en de psychiater bestaat geen behandelrelatie. Klager verwijt de psychiater dat er geen zorg voor hem is en dat hij zich niet gerespecteerd voelt. Klager voelt zich slecht behandeld en hij acht de psychiater als directeur eindverantwoordelijk voor alles wat er in de kliniek gebeurt. Het Regionaal Tuchtcollege acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:87 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1333

    Klacht tegen een arts. De klacht betreft de begin 2015 overleden moeder van klaagster, patiënte. Patiënte was hoogbejaard en in verband met bewustzijnsdaling en een verdenking op dehydratie door de huisartsenpost naar de spoedeisende hulp doorgestuurd. Patiënte werd opgenomen op de afdeling klinische geriatrie ter observatie en ondersteuning door middel van zuurstof. In de vroege ochtend heeft een verpleegkundige contact gehad met beklaagde, op dat moment dienstdoend arts-assistent op de spoedeisende hulp afdeling en waarnemer voor acute problemen bij klinisch opgenomen patiënten. De verpleegkundige heeft aan beklaagde voorgelegd dat de urineproductie onder het afgesproken niveau lag, waarbij werd afgesproken het even aan te zien. Later die dag is patiënte overleden. Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat hij ten onrechte niet heeft ingegrepen en dat patiënte onrustig is overleden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:81 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1332

    Klacht tegen een klinisch geriater. De klacht betreft de begin 2015 overleden moeder van klaagster, patiënte. Patiënte was hoogbejaard en in verband met bewustzijnsdaling en een verdenking op dehydratie door de huisartsenpost naar de spoedeisende hulp doorgestuurd. Daar is zij door beklaagde gezien. Daags na opname is patiënte overleden. Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat zij heeft geconcludeerd dat patiënte zeer veel vocht bij de longen vasthield, dat zij een behandeling heeft gekozen die op geen enkele manier te verdedigen valt en dat zij op geen enkele manier heeft geprobeerd met patiënte te communiceren. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:88 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1334

    Klacht tegen een arts op de spoedeisende hulp. De klacht betreft de begin 2015 overleden moeder van klaagster, patiënte. Patiënte was hoogbejaard en in verband met bewustzijnsdaling en een verdenking op dehydratie door de huisartsenpost naar de spoedeisende hulp doorgestuurd. Daar is zij door beklaagde gezien. Daags na opname is patiënte overleden. Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat zij bij de opname ten onrechte met de vochttoediening is gestopt, ten onrechte heeft nagelaten patiënte te stabiliseren/behandelen en op misleidende wijze heeft gecommuniceerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4697

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager is van mening dat de bedrijfsarts een verkeerd advies heeft gegeven over zijn geschiktheid om te werken, klager niet serieus heeft genomen doordat hij zelf geen onderzoek heeft gedaan, en relevante informatie van de huisarts heeft genegeerd. Het college overweegt dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat de bedrijfsarts bepaalde klachten van klager, of gevolgen van zijn klachten, niet bij de beoordeling heeft betrokken. Het is vervolgens aan de werkgever om rekening te houden met die beperkingen en adviezen. Dat klager ontevreden is over de toepassing door de werkgever van de adviezen van de bedrijfsarts, kan niet aan de bedrijfsarts worden verweten. Verder stelt het college vast dat de bedrijfsarts bekend was met de onderneming, omdat hij daar al lange tijd werkzaam was. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de bedrijfsarts meer had moeten doen, zoals actief controles op de werkplek uitvoeren, of verder navraag doen. Het college volgt de bedrijfsarts in diens inschatting dat hij zonder voorafgaand zelfstandig onderzoek op de werkplek, al voldoende kennis en inzicht had om de situatie te beoordelen. De bedrijfsarts had al adviezen gegeven over de werkhervatting rekening houdend met de beperkingen. Wat betreft het derde klachtonderdeel overweegt het college dat de discussie met de huisarts niet zozeer over de klachten en beperkingen ging, maar over de oorzaak van de klachten. Het maakte de inschatting van de bedrijfsarts ten aanzien van de beperking niet anders. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:82 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1452 en C2022/1453

    Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster meldde zich met een wens voor een hals- en kaaklijncorrectie bij de kliniek waar de plastisch chirurg destijds werkzaam was. De plastisch chirurg zag klaagster voor het eerst eind september 2018. Bij dat consult was ook een consulent aanwezig die (zo nodig) vanuit het Duits voor klaagster vertaalde. De ingreep vond plaats in oktober 2018. Klaagster was niet tevreden met het resultaat van de operatie. Nadien heeft veelvuldig mailcontact plaatsgevonden over een herstelbehandeling. Deze herstelbehandeling heeft in november 2019 plaatsgevonden. Klaagster heeft 21 klachtonderdelen geformuleerd die er in de kern op neerkomen dat de informed consent voor de ingrepen en de aanloop daar naartoe ontbreekt, dat de behandelovereenkomst niet goed tot stand is gekomen, dat er geen adequaat pre-operatief gesprek is geweest en dat de ingrepen niet naar de stand van het vak zijn uitgevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en doorhaling van de inschrijving in het BIG-register bevolen. Zowel klaagster als de plastisch chirurg zijn in beroep gekomen van deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht op een ander onderdeel gegrond, namelijk het niet in acht nemen van de verplichte bedenktijd voorafgaand aan de ingreep, en legt aan de plastisch chirurg de maatregel van berisping op. De maatregel van doorhaling komt te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:89 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1755

    Klacht tegen een bedrijfsarts die klager vanaf januari 2013 enige tijd heeft begeleid. Klager heeft tegen deze bedrijfsarts drie eerdere klachten ingediend. Alle klachtonderdelen zijn in eerste instantie ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard en de door klager tegen deze beslissingen ingestelde beroepen zijn uiteindelijk alle verworpen. De onderhavige klacht is de vierde klacht van klager tegen de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege acht klager niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege het ne bis in idem-beginsel en concludeert daarnaast dat klager met het indienen van deze klacht misbruik van recht maakt. Het Centraal Tuchtcollege beslist ook dat klager niet-ontvankelijk is, maar wel op andere gronden.