Zoekresultaten 2401-2410 van de 42263 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/712321 DW RK 22/8 MdV/SM

    De gegronde klachtonderdelen, in onderlinge samenhang bezien, leveren de volgende verwijten op. De gerechtsdeurwaarder heeft zonder rekening te houden met het belang van klager en de wens van de opdrachtgever buitenproportioneel beslag gelegd. In het exploot van 26 november 2020 zijn de executiekosten opgelopen tot € 1.464,34, waar de oorspronkelijke hoofdsom € 95,00 was. De bij klager gewekte indruk dat deze beslagen voor eigen gewin zijn gelegd, is niet geheel onbegrijpelijk. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder er blijk van gegeven onvoldoende op de hoogte te zijn van de voor de beroepsgroep relevante jurisprudentie en wet- en regelgeving, die hem had kunnen beletten disproportioneel beslagen te leggen, of daarover onjuiste stellingen in te nemen. Ook heeft de kamer moeten constateren dat de gerechtsdeurwaarder op ten minste drie separate momenten gedemonstreerd heeft (tegenover klager, en ook in klachtprocedure) zijn administratie niet te kunnen overzien. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de gerechtsdeurwaarder relevante stukken niet meer kan produceren, en een uitermate verwarrende verklaring heeft verstrekt over de inleidende dagvaarding. Naar het oordeel van de kamer geeft de gerechtsdeurwaarder blijk van een onjuiste rechtsopvatting waar het gaat om de (excessieve) hoeveelheid aan gelegde beslagen en de betekening van de daaruit voortvloeiende exploten. Nu het leggen van beslag, het betekenen van stukken maar ook het voeren van een deugdelijke administratie behoren tot de kernwerkzaamheden van een gerechtsdeurwaarder, rekent de kamer deze onjuiste rechtsopvatting de gerechtsdeurwaarder zwaar aan. De kamer ziet daarom aanleiding tot het opleggen van zowel een berisping als een boete van € 3.000,-

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1161

    Klacht tegen arts werkzaam bij Bureau Rijbewijskeuringen. Klager werd verdacht van rijden onder invloed. De beklaagde arts heeft klager onderzocht onder supervisie van de keurende psychiater (eveneens aangeklaagd: C2021/1162). De conclusie van het rapport was dat klager niet rijbevoegd was met als gevolg dat zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de arts en de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege hebben de klacht destijds ongegrond verklaard. Klager is daarnaast in bezwaar gegaan bij het CBR en uiteindelijk in hoger beroep gegaan bij de bestuursrechter (ABRvS).  De ABRvS heeft het hoger beroep gegrond verklaard, zodat het CBR een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de (on)geldigheid van het rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor nieuwe informatie gevraagd. De keurend psychiater heeft deze informatie verstrekt in een brief die de arts mede heeft ondertekend. Mede op basis van deze informatie heeft het CBR het rijbewijs van klager wederom ongeldig verklaard. De nieuwe tuchtklacht van klager gaat over hetgeen de arts in de brief heeft verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, voor zover gericht tegen de (inhoud van de) brief, ongegrond verklaard en klager voor het overige i.v.m. ne bis in idem niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. 

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:66 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-984/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht tegen advocaat van de wederpartij in familiezaak deels gegrond. Verweerster heeft de grenzen van de haar toekomende vrijheid overschreden vanwege het overleggen van de verklaringen van de psycholoog. In deze verklaringen laat de psycholoog zich fors negatief uit over klaagster. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij de verklaringen wilde overleggen om inzichtelijk te maken dat zijdens haar cliënt sprake was geweest van een hulpverleningstraject. Dat doel had verweerster echter ook op een andere wijze kunnen bereiken. Door de producties in deze vorm in het geding te brengen en daar in haar verweerschrift nadrukkelijk en onvoorwaardelijk naar te verwijzen, heeft verweerster zich onnodig grievend over klaagster uitgelaten en met name ook niet gewaakt voor onnodige polarisatie tussen klaagster en verweersters cliënt. In appel heeft verweerster bij het beroepschrift het volledige procesdossier uit de eerste aanleg, waaronder de als productie bij het verweerschrift ingediende verklaringen van de psycholoog,  overgelegd, terwijl zij op dat moment op de hoogte was van de inhoud van de beslissing van het Medisch Tuchtcollege d.d. 10 februari 2020, van het bezwaar van (de advocaat van) klaagster tegen het overleggen van de verklaringen van de psycholoog en van de beslissing van de rechtbank om deze verklaringen buiten beschouwing te laten. Onder die omstandigheden stond het verweerster niet vrij om het volledige procesdossier uit eerste aanleg te overleggen, zonder de bewuste verklaringen in te trekken, te nuanceren of toe te lichten. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:111 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-230/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij die echtscheidingsbeschikking niet heeft ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Klager werd bijgestaan door eigen advocaat. Beide advocaten hadden de echtscheidingsbeschikking kunnen laten inschrijven, maar geen van beiden heeft dat gedaan. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart. Nu klager in deze zaak niet klaagt over zijn eigen advocaat en uit het klachtdossier ook niet blijkt dat verweerster destijds met de advocaat van klager heeft afgesproken dat zij de inschrijving van de beschikking zou regelen, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:25 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/711476 DW RK 21/575 MdV/SM

    Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – onder meer – dat hij zich niet heeft ingespannen de kinderalimentatie vordering te innen, nadat de schuldenaar is vertrokken naar het buitenland. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder voldoende heeft voldaan aan zijn inspanningsplicht. Maar de gerechtsdeurwaarder is geen opsporingsinstantie en is evenmin bevoegd buiten Nederland. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1162

    Klacht tegen psychiater werkzaam bij Bureau Rijbewijskeuringen. Klager werd verdacht van rijden onder invloed. Een arts (eveneens aangeklaagd: C2021/1161) heeft klager onderzocht onder supervisie van de beklaagde keurend psychiater. De conclusie van het rapport was dat klager niet rijbevoegd was met als gevolg dat zijn rijbewijs door het CBR ongeldig is verklaard. Klager heeft vervolgens een tuchtklacht ingediend tegen de arts en de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege hebben de klacht destijds ongegrond verklaard. Klager is daarnaast in bezwaar gegaan bij het CBR en uiteindelijk in hoger beroep gegaan bij de bestuursrechter (ABRvS).  De ABRvS heeft het hoger beroep gegrond verklaard, zodat het CBR een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de (on)geldigheid van het rijbewijs. Het CBR heeft hiervoor nieuwe informatie gevraagd. De psychiater heeft deze informatie verstrekt in een brief die de arts mede heeft ondertekend. Mede op basis van deze informatie heeft het CBR het rijbewijs van klager wederom ongeldig verklaard. De nieuwe tuchtklacht van klager gaat over hetgeen de psychiater in de brief heeft verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht, voor zover gericht tegen de (inhoud van de) brief, ongegrond verklaard en klager voor het overige i.v.m. ne bis in idem niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:67 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-985/DB/OB

    Tussenbeslissing. Ambtshalve aanvulling van de klacht en terugverwijzing naar de deken voor onderzoek naar de aanvulling van de klacht.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:112 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-238/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij kennelijk niet-ontvankelijk vanwege ontbreken rechtstreeks belang.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/727928 / DW RK 23/7 MdV/SM

    Beslissing op verzet. Klagers beklagen zich er over dat de gerechtsdeurwaarder het bewijs dat Nederland geen grondwet heeft negeert en dat er geen sprake is van een rechtsgeldig vonnis. Overwogen is dat op gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis aan klagers te betekenen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:63 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-261/DB/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. De klacht heeft betrekking op de inhoud van de dagvaarding die verweerster heeft opgesteld en op 2 augustus 2019 heeft doen betekenen. Klager heeft zich op 13 december 2022, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Omdat de termijn is verstreken zal de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren.