ECLI:NL:TADRARL:2024:164 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-273/AL/NN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2024:164
Datum uitspraak: 24-06-2024
Datum publicatie: 25-06-2024
Zaaknummer(s): 24-273/AL/NN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 juni 2024

in de zaak 24-273/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 18 april 2024 met kenmerk 2024 KNN005 / 2296274.

1.FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager en zijn ex-partner zijn verwikkeld in diverse procedures over de omgang met hun dochter.

1.2 Verweerster staat in die procedures de ex-partner van klager bij.

1.3 De rechtbank heeft een zorg- en contactregeling vastgesteld. Namens klager is er hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Ook is er een kortgedingprocedure gevoerd tot nakoming van de beschikking van de rechtbank.

1.4 Op 19 december 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij een persoonlijke vete aan het uitvechten is en niet meer handelt in het belang van het kind door niet de-escalerend te werken en met haar handelen mee te werken aan ouder- en familieverstoting.

3. VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4. BEOORDELING

Maatstaf

4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Aan deze advocaat komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2 Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als deze in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. De in dit verband door de advocaat te betrachten terughoudendheid mag zowel worden verwacht bij het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als bij het starten van procedures en het nemen van maatregelen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Klacht

4.3 Klager stelt dat verweerster een persoonlijke vete aan het uitvechten is en niet handelt in het belang van het kind door niet de-escalerend te werken. Klager voert hierbij onder meer aan dat hij vermoedt dat verweerster aan haar cliënte heeft geadviseerd om zaken aan te dikken en zo nodig te liegen. Ook zou verweerster haar cliënte hebben geadviseerd om haar dochter geen contact met klager te laten hebben, aldus klager. De voorzitter volgt klager niet in dit onderdeel van klacht. De genoemde verwijten zijn alleen gebaseerd op vermoedens, gevoelens en aannames van klager. De verwijten zijn niet onderbouwd. Vanwege het ontbreken van enige onderbouwing en omdat verweerster deze gemotiveerd heeft betwist, is de juistheid van deze verwijten niet komen vast te staan.

4.4 Ook het verwijt van klager dat verweerster niet inzet op bemiddeling of mediation is niet onderbouwd. Bovendien heeft verweerster hierover gesteld dat mediation voor haar cliënte al een gepasseerd station was op het moment dat zij haar cliënte in deze zaak is gaan bijstaan. In zo’n geval kan de wederpartij, klager, niet verlangen dat een advocaat toch een mediation probeert. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en haar cliënt. Als zij menen dat mediation niet (meer) een passende mogelijkheid is, kan de advocaat niet door de wederpartij dan wel door de gedragsregels worden verplicht om dat alsnog te proberen. Het stond verweerster in deze zaak daarom vrij om niet voor een mediationtraject te kiezen.

4.5 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken. Dat betekent dat de klacht kennelijk ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door
mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024.

Griffier                                                                     Voorzitter

Verzonden op: 24 juni 2024