Zoekresultaten 201-210 van de 46266 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:200 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2708

    Klacht tegen een klinisch psycholoog (en psychotherapeut). Klaagster is in behandeling gekomen op een polikliniek voor depressies. De klinisch psycholoog was haar regiebehandelaar. Klaagster kan zich niet vinden in de manier waarop hij de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis heeft gesteld. Ook vindt zij dat de klinisch psycholoog de behandeling op onzorgvuldige wijze heeft beëindigd en, tot slot, dat hij haar op onzorgvuldige wijze heeft doorverwezen voor schematherapie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en zal het beroep verwerpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:207 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2831

    Ongegronde klacht tegen een tandarts. Klager is ontevreden over de behandeling door de tandarts. Klager verwijt de tandarts dat hij twee niet goed passende protheses heeft, dat hij (de tandarts) een behandeling met implantaten probeerde af te dwingen en dat hij zich in maart 2023 verbaal en fysiek intimiderend heeft gedragen ten opzichte van klager. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2025:72 Accountantskamer Zwolle 25/64 Wtra AK

    Betrokkene heeft de aangiften inkomstenbelasting (IB) voor klaagster verzorgd. Klaagster verwijt betrokkene dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting, dat hij de IB-aangiften 2016 en 2017 eerder had moeten indienen en dat hij de privacy van klaagster heeft geschonden. De Accountantskamer verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:249 Hof van Discipline 's Gravenhage 240209

    Klaagster heeft een klacht ingediend tegen de advocaat van haar ex-echtgenoot met wie zij in een echtscheidingsprocedure is verwikkeld. De klacht houdt in dat verweerder niet voldoende de-escalerend heeft opgetreden en dat verweerder niet onafhankelijk is geweest en onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt aan de betrokken rechters. De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft de klacht ongegrond verklaard. Het hof onderschrijft dat oordeel en bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:195 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024.2644

    Klager is strafrechtelijk vervolgd voor (samengevat) het maken en bezit van kinderporno. In dat kader is hij pro justitia psychologisch onderzocht door de gz-psycholoog. Klager vindt dat de gz-psycholoog het onderzoek niet goed heeft uitgevoerd en dat de conclusies die hij heeft getrokken en de diagnoses die hij heeft gesteld onvoldoende steun vinden in de resultaten van het onderzoek. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de gz-psycholoog de bevoegdheid ontzegt om deskundigenrapportages op te stellen. De gz-psycholoog is het niet eens met dit oordeel en komt hiertegen in beroep. Het Centraal Tuchtcollege vernietigd voor een deel de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en legt aan de gz-psycholoog de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:201 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2709

    Klacht tegen een psychotherapeut (en klinisch psycholoog). Klaagster is in behandeling gekomen op een polikliniek voor depressies. De psychotherapeut was haar regiebehandelaar. Klaagster kan zich niet vinden in de manier waarop hij de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis heeft gesteld. Ook vindt zij dat de psychotherapeut de behandeling op onzorgvuldige wijze heeft beëindigd en, tot slot, dat hij haar op onzorgvuldige wijze heeft doorverwezen voor schematherapie. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en zal het beroep verwerpen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:281 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8490

    Kennelijk ongegronde klacht tegen oogarts, die supervisor was van een AIOS in het vierde jaar van zijn opleiding tot oogarts en bij de behandeling niet betrokken is geweest. De AIOS was bevoegd en bekwaam om het consult met klager zelfstandig te doen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:244 Hof van Discipline 's Gravenhage 250011

    De voormalig accountant van verweerster heeft concept jaarstukken 2021 voor verweerster opgesteld en beklaagt zich erover dat verweerster deze stukken zonder zijn instemming aan haar opvolgend accountant als definitief heeft gepresenteerd. De raad heeft de klacht gegrond verklaard en verweerster een onvoorwaardelijke schorsing opgelegd. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de raad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:282 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8752

    Kennelijk ongegronde klacht tegen AIOS oogheelkunde in het vierde jaar van zijn opleiding. Geen aanwijzing dat er iets anders aan de hand was dan de geconstateerde beschadiging van het hoornvlies. Onderzoek was zorgvuldig en adequaat.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:283 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8203

    Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster verwijt de psychiater in de kern dat de behandeling kwalitatief onvoldoende was, dat hij haar aan haar lot heeft overgelaten en de ernst van haar klachten heeft onderschat. De psychiater stelt dat op sommige punten ruimte voor enige verbetering was, maar dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het college overweegt dat klaagster zowel arts als patiënt was en dat die dubbele rol ingewikkeld kan zijn. Ook bij gezamenlijke besluitvorming had de psychiater zich er bewust van moeten zijn dat de ziekte van klaagster haar beoordelingsvermogen kon beïnvloeden. Dat betekent dat de psychiater er niet zonder meer en niet gedurende een lange periode vanuit kon gaan dat het goed met klaagster ging, zonder haar te zien. Ook in verband met de voorgeschreven medicatie was het nodig om klaagster regelmatig te zien. Klachtonderdelen a en b zijn gegrond. Dat de psychiater vanwege ontstane klachten na het gebruik van medicatie aan een neurologische oorzaak voor de klachten had moeten denken en klaagster eerder dan eind 2020 had moeten verwijzen, kan het college niet vaststellen. Klachtonderdeel c is ongegrond. Klachtonderdeel d, gebrek aan professionaliteit, is deels gegrond voor zoverre het verwijt is dat er te weinig regie en sturing vanuit de psychiater was en dat de psychiater niets heeft gedaan met noodkreten van familie en vrienden van klaagster. Volgt een berisping.