Zoekresultaten 1741-1750 van de 42634 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:276 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-169/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat. Collegialiteit en welwillendheid. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te reageren op diverse e-mails van klaagster. Hierdoor heeft verweerster zich niet collegiaal en welwillend opgesteld ten opzichte van klaagster. De aard en ernst daarvan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Bij de bepaling van de maatregel wordt rekening gehouden met de context waarbinnen over verweerster is geklaagd, namelijk een echtscheidingsprocedure die een onderlinge welwillende houding tussen de advocaten vereist. Ook wordt meegewogen dat verweerster noch in haar schriftelijke verweer noch in de ter zitting namens haar voorgelezen brief blijk heeft gegeven van enige zelfreflectie ten aanzien van het verwijt dat haar wordt gemaakt. De mededeling van verweerster dat zij zich binnenkort zal laten uitschrijven als advocaat verhindert de raad niet om in deze zaak een maatregel op te leggen. Daarbij wordt er wel rekening mee gehouden dat aan verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:199 Hof van Discipline 's Gravenhage 230228

    Klacht over advocaat wederpartij. Klager is als bestuurder van klaagster niet-ontvankelijk verklaard bij gebrek aan een rechtstreeks eigen belang bij de klacht. Ook is klaagster op een aantal onderdelen  van de klacht niet-ontvankelijk verklaard om die reden. Verweerder heeft een confraternele brief uit een procedure van zijn kantoorgenoot tegen een andere wederpartij van klaagster overgelegd in een procedure van klaagster tegen zijn cliënt. Dat valt - gezien de jurisprudentie van het hof van discipline - binnen de reikwijdte van gedragsregel 12 (oud). Het hof legt geen maatregel op nu het hof begrip heeft voor het feit dat verweerder heeft gehandeld in lijn met de gedragsregels die in de actuele tijdsgeest gelden. Deels gegrond. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1821

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was begin september 2021 bij een collega van de huisarts geweest met klachten van tintelingen in haar lichaam en krampen in haar benen en armen, waarvoor zij is behandeld. Eind september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten van tintelingen en krampen, en met de nieuwe klacht van duizeligheid. De huisarts heeft na informatie van de assistent het dossier van klaagster geraadpleegd en de assistente de opdracht gegeven klaagster te bellen met de mededeling dat de Ropinirol gestopt moest worden vanwege duizeligheidsklachten en dat klaagster zou worden teruggebeld na contact met de neuroloog. Dit bleek die dag niet meer mogelijk en de huisarts heeft klaagster een dag later teruggebeld. Begin oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie was dat sprake was van een neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Drie dagen na dit consult is klaagster wegens sensibiliteitsstoornissen met de ambulance naar de SEH vervoerd, waar een lacunair herseninfarct werd geconstateerd. Zes dagen na het ontslag uit het ziekenhuis heeft klaagster de huisarts gevraagd of hij contact kon opnemen met haar behandelend neuroloog in verband met duizeligheidsklachten. De huisarts heeft dat diezelfde dag gedaan en het advies van de neuroloog was een afwachtend beleid te hanteren. Tijdens een huisbezoek twee dagen later heeft de huisarts klaagster onderzocht en besloten haar door te verwijzen naar een KNO-arts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de huisarts. Zij vindt dat hij slecht naar haar heeft geluisterd en zijn eigen draai heeft gegeven aan haar klachten. Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1891

    Klacht tegen bedrijfsarts. De bedrijfsarts, destijds nog werkzaam als bedrijfsarts in opleiding, heeft in eerste instantie contact gehad met klager in het kader van een preventief traject, in de periode van eind 2020 tot medio 2021. Daarna heeft hij klager begeleid na diens ziekmelding. Ruim negen maanden later is de betrokkenheid van de bedrijfsarts beëindigd. Klager is ontevreden over de begeleiding van de bedrijfsarts en voelt zich door hem niet geholpen. Klager heeft meerdere klachten over het handelen van de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:277 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-062/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door tekstvoorstellen en een conceptconvenant voortvloeiend uit schikkingsonderhandelingen met mr. Van T. aan het gerechtshof voor te leggen, terwijl hij daar geen toestemming voor had. Dit klachtwaardige handelen van verweerder raakt aan schending van de kernwaarde integriteit. Rekening houdend met alle omstandigheden van deze zaak rechtvaardigen de aard en ernst van deze schending de oplegging van een maatregel in de vorm van een berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:151 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1822

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was van november 2021 tot en met januari 2022 ingeschreven in de praktijk van de huisarts. Tijdens het kennismakingsgesprek begin november 2021 gaf klaagster aan dat zij hoofdpijn-, duizeligheids- en misselijkheidsklachten had. Deze waren ontstaan sinds de beroerte begin oktober 2021. De huisarts heeft klaagster toen onderzocht. Tegen de misselijkheid heeft hij Metoclopramide voorgeschreven. Bestudering van het dossier gaf hem geen reden om contact op te nemen met de neuroloog, zoals door klaagster was verzocht. Voor de blijvende pijn in de rug en benen schreef de huisarts Pregabaline voor. Begin december 2021 heeft hij met klaagster besproken dat het eerder voorgeschreven medicijn Grepid mogelijk de hoofdpijn en duizeligheid kon veroorzaken. In overleg werd besloten dit te vervangen door Dipyridamol en Acetylsalicylzuur. Een dag later belt klaagster dat zij de Dipyridamol niet verdroeg. De huisarts heeft gezegd dat zij direct kon stoppen en terug kon gaan naar Grepid of het nog een weekje kon proberen. Klaagster besloot het nog te proberen. Zij is begin december 2021 door een cardioloog gezien op de SEH. De cardioloog heeft haar gerust gesteld dat er geen (acuut) hartprobleem was. Begin januari 2022 heeft de huisarts klaagster gezien en heeft hij de medicatie aangepast. Klaagster wilde ook een verwijzing naar de neuroloog. De huisarts heeft dit verzoek ingewilligd. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten overleg te hebben met de neuroloog, heeft gezegd dat hij overleg heeft gehad met de neuroloog terwijl dat niet zo was en een medicijn heeft gestopt zonder overleg. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:271 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-102/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klager is een voormalige cliënt van verweerster. De raad oordeelt dat aan alle voorwaarden voor de uitzondering van gedragsregel 15 lid 3 is voldaan en verweerster met haar optreden niet klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld. De klacht is daarom ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:200 Hof van Discipline 's Gravenhage 230238

    Art. 13. beklag niet-ontvankelijk, nu beklag te laat is ingesteld. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1823

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was als patiënt van juli 2021 tot begin september 2021 ingeschreven bij één van de vijf huisartsenpraktijken die een overkoepelende organisatie exploiteert. De huisarts is in die praktijk werkzaam als vaste waarnemer. Klaagster heeft begin juli 2021 gevraagd om een consult. Dit consult heeft een dag later plaatsgevonden. De huisarts heeft klaagster verwezen naar het ziekenhuis voor beeldvormend onderzoek. Tegen de krampen die klaagster had, heeft de huisarts inhibin voorgeschreven. Klaagster heeft zich eind juli 2021 bij de huisarts gemeld met het vermoeden van een ontstoken piriformis. Hoewel de behandelend fysiotherapeut daar niet aan dacht, heeft de huisarts klaagster op haar verzoek verwezen naar een neuroloog van het ziekenhuis waar zij eerder naar was doorverwezen. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten haar tijdig naar een neuroloog te verwijzen, haar niet serieus heeft genomen, onnodige onderzoeken heeft verricht, geweigerd heeft haar inzage in haar dossier te geven en haar gezondheidssituatie heeft doen verslechteren. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:272 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-395/AL/GLD

    Klacht over eigen asielrechtadvocaat. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad klager op deskundige en zorgvuldige wijze bijgestaan. De raad heeft daarbij aansluiting gezocht bij het oordeel van de KRAV waaruit volgt dat verweerster heeft gehandeld conform de 'best practises guide' voor asielrechtadvocaten. Klacht ongegrond.