ECLI:NL:TADRARL:2023:271 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-102/AL/GLD
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2023:271 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-10-2023 |
Datum publicatie: | 13-11-2023 |
Zaaknummer(s): | 23-102/AL/GLD |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klager is een voormalige cliënt van verweerster. De raad oordeelt dat aan alle voorwaarden voor de uitzondering van gedragsregel 15 lid 3 is voldaan en verweerster met haar optreden niet klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld. De klacht is daarom ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 9 oktober
2023
in de zaak 23-102/AL/GLD
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: [S. K.]
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 mei 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 2 februari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 22/60 van de
deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 3 juli 2023. Daarbij was
verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op
de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op
de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is een voormalig cliënt van het kantoor van verweerster. Klager en verweerster
verschillen van mening over hoe vaak verweerster klager en/of de familie van klager
heeft bijgestaan.
2.2 Verweerster is in 2022 door [T. Y.] verzocht om haar bij te staan in een door
klager aangespannen procedure om - kort gezegd - haar als curator van haar en klagers
zuster te laten ontslaan.
2.3 Bij brief van 31 maart 2022 heeft verweerster het volgende aan klager geschreven:
Tot mij heeft zich gewend mevrouw, [T. Y.], met het verzoek haar bij te staan inzake
de procedure welke door u aanhangig is gemaakt bij de Rechtbank betreft uw verzoek
ontslag/benoeming curator. U bent een voormalig cliënt van ons kantoor waardoor ik
u als volgt bericht. Op basis van de gedragsregels voor de advocatuur mag ik in dit
geval de belangen van mevrouw [Y] bijstaan, aangezien de aan mij toe te vertrouwen
belangen niet dezelfde zaak betreffen ten aanzien waarvan u in het verleden door ons
werd bijgestaan. Ook is er geen verband tussen beide kwesties, en een toekomstige
verband is evenmin aanwezig. Voorts beschik ik niet over vertrouwelijke informatie,
dan wel zaaksgebonden informatie van u die van belang kan zijn voor de onderhavige
kwestie. Mocht u een andere mening zijn toebedeeld, dan verzoek ik u binnen twee dagen
na verzending deze e-mail uw bezwa(a)ren omkleed met redenen mij kenbaar te maken.
Mocht ik binnen twee dagen na verzenden deze e-mail geen reactie ontvangen dan ga
ik ervan uit dat u hiertegen geen bezwaar heeft.’’
2.4 Bij brief van 6 april 2022 heeft klager aan verweerster als volgt gereageerd:
Tot mijn verbazing wilt u [T. Y.] bijstaan in de rechtszaak inzake ontslag/benoeming curator (2203128). U heeft destijds tegen mij gezegd toen ik u vroeg of u mij wilde bijstaan bij dezelfde zaak over het curatorschap van [T. Y.] dat dit niet mogelijk was omdat u [T. Y.] tevens bijstond in andere zaken. Dit valt mijns inziens onder belangenverstrengeling. Omdat u ook mijn advocaat ben vraag ik u vriendelijk docht dringend om in deze zaak niet als advocaat op te treden. Mocht u toch in deze zaal als advocaat willen optreden, dan voel ik mij genoodzaakt een klacht in te dienen bij de orde van advocaten.’’
2.5 Bij e-mail van 14 april 2022 heeft verweerster aan klager als volgt gereageerd:
U geeft aan bezwaren te hebben op mijn optreden als advocaat van mevrouw [T. Y.]. Naar ik begrijp onderbouwt u uw bezwaar door te stellen dat ik haar in het verleden bijstond in andere zaken. Dit ziet op de periode dat u eveneens cliënt was van ons kantoor. Dit zou volgens u onder belangenverstrengeling vallen. Ik kan niet tegemoetkomen aan uw bezwaar en verzoek om de volgende redenen. Allereerst kan ik uw bezwaar niet plaatsen, aangezien ik mevrouw [T. Y.] niet eerder heb bijgestaan als cliënte. Ook niet in de periode dat u cliënt was van ons kantoor. Derhalve kan ik nimmer aan u hebben medegedeeld dat ik u niet kon bijstaan, omdat mevrouw [T. Y.] mijn cliënt is/was. Als gevolg hiervan kan geen sprake zijn van belangenverstrengeling. In mijn brief d.d. 31 maart jl. heb ik een opsomming gegeven waarom ik conform de gedragsregels mevrouw [T. Y.] mag bijstaan, waarnaar ik u verwijs. Gelet op het vorenstaande heeft u geen redelijke bezwaren aangevoerd op grond waarvan ik niet vrij zou staan mevrouw [T. Y.] bij te staan. Ik zal mij dan ook niet onttrekken aan de onderhavige kwestie.’’
2.6 Verweerster heeft [T. Y.] vervolgens als advocaat in deze procedure bijgestaan. [T. Y.] was curator van de zuster van [T. Y.] en klager. Deze door klager tegen [T. Y.] gevoerde procedure had als doel om [T. Y. als curator te laten ontslaan.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door klager in het verleden
bij te staan en nu op te treden als advocaat van zijn wederpartij.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dient de tuchtrechter bij
de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten
handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen,
onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of
nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet
bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid
en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen
te nemen.
5.2 Als uitgangspunt geldt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen
een (voormalig) cliënt van de advocaat of van een kantoorgenoot; deze norm is verwoord
in gedragsregel 15. De advocaat mag zich immers niet in de situatie begeven waarin
hij de kans loopt ten koste van zijn (voormalig) cliënt in een belangenconflict te
geraken. Daarnaast moet de (voormalig) cliënt ten volle erop kunnen vertrouwen dat
gegevens over zijn zaak, zijn persoon of zijn onderneming die de (voormalig) cliënt
aan de advocaat of zijn kantoorgenoot ter beschikking heeft gesteld, niet op enig
moment tegen hem worden gebruikt (vgl. onder andere HvD 26 januari 2018, 170210, ECLI:NL:TAHVD:2018:11
en 5 februari 2018, 170205, ECLI:NL:TAHVD:2018:35). Dat vloeit reeds voort uit de
geheimhoudingsplicht van de advocaat. Wanneer aan de in gedragsregel 15 lid 3 cumulatief
opgesomde voorwaarden a, b en c is voldaan (niet dezelfde zaak of een zaak met een
(toekomstig) verband daarmee, geen vertrouwelijke informatie en geen redelijke bezwaren)
behoeft een advocaat aan zijn (voormalig) cliënt geen voorafgaande instemming als
bedoeld in lid 4 te vragen. In twijfelgevallen dient de advocaat af te zien van het
optreden in kwestie. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld door op te treden tegen een (voormalige) cliënt moet worden beoordeeld
aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval en wordt uiteindelijk getoetst
aan artikel 46 Advocatenwet.
5.3 De raad constateert dat klager en verweerster verschillende lezingen hebben over
de zaken waarin verweerster klager en/of zijn familie zou hebben bijgestaan. Op grond
van het verweer van verweerster en de rest van het klachtdossier kan hierover alleen
worden vastgesteld dat verweerster de zoon van klager in 2014 heeft bijgestaan in
een zaak die betrekking had op een terugvordering van een ov-schuld. Verder heeft
verweerster klager geadviseerd. In die zaak was een bedrag door een bewindvoerder
overgemaakt aan schuldeisers, terwijl klager vond dat hij recht op dat bedrag had.
Van andere zaken waarin verweerster klager of zijn familie zou hebben bijgestaan,
is niet gebleken.
5.4 De eerste voorwaarde houdt in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel
15 lid 1 alleen kan afwijken als de aan de advocaat toe te vertrouwen belangen niet
dezelfde zaak betreffen ten aanzien waarvan de voormalig cliënt werd bijgestaan, daar
ook geen verband mee houden en een toekomstig verband evenmin aannemelijk is (15 lid
3 sub a). Naar het oordeel van de raad is aan deze voorwaarde voldaan. De zaken waarin
verweerster klager en zijn zoon heeft bijgestaan, betreffen andere zaken dan waarin
zij [T. Y.] daarna heeft bijgestaan. Klager heeft verder niet onderbouwd dat de aan
verweerster toe te vertrouwen belangen verband houden met de zaken die zij eerder
voor klager heeft behandeld of dat een toekomstig verband daarmee aannemelijk is,
zodat de raad een dergelijk verband evenmin heeft kunnen vaststellen.
5.5 De tweede voorwaarde houdt in dat de advocaat van het bepaalde in gedragsregel
15 lid 1 kan afwijken als de advocaat niet beschikt over vertrouwelijke informatie
afkomstig van zijn voormalig cliënt, dan wel over zaaksgebonden informatie of informatie
die de voormalig cliënt betreft, die redelijkerwijs van belang kan zijn bij de behandeling
van de zaak tegen de voormalig cliënt (15 lid 3 sub b). De raad is van oordeel dat
uit de inhoud van het klachtdossier niet is gebleken dat verweerster over deze vertrouwelijke
of zaaksgebonden informatie beschikt. Verweerster heeft dit ook betwist. Dat betekent
dat ook aan deze voorwaarde is voldaan.
5.6 De derde en laatste voorwaarde houdt in dat niet is gebleken van redelijke bezwaren
aan de zijde van de voormalige cliënt (sub c). Naar het oordeel van de raad is ook
aan deze laatste voorwaarde voldaan. De raad overweegt hiertoe dat op zichzelf denkbaar
is dat dergelijke bezwaren aanwezig zijn, maar dat klager niet duidelijk heeft gemaakt
welke redelijke bezwaren hij heeft tegen het optreden van verweerster voor [T. Y.]
heeft. Ook nadat verweerster hem hiernaar expliciet bij brief van heeft gevraagd,
heeft klager geen redelijke bezwaren opgegeven. Het enige feit wat klager in die reactie
heeft genoemd, is dat verweerster hem eerder niet had willen bijstaan in de nieuwe
zaak omdat zij [T. Y.] al in andere zaken bijstond. Dat gegeven kan niet gelden als
een redelijk bezwaar en dit wordt bovendien door verweerster betwist.
5.7 De raad komt op grond van voorgaande overwegingen tot de slotsom dat aan alle
voorwaarden voor de uitzondering van gedragsregel 15 lid 3 is voldaan en verweerster
met haar optreden voor [T. Y.] niet klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld. De
klacht is daarom ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. H. van Katwijk, C.A.Th. Philipsen, E.M.G. Pouls en M. Tijseling, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2023.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 9 oktober 2023