ECLI:NL:TGZCTG:2023:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1821
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:150 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-11-2023 |
Datum publicatie: | 13-11-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1821 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een huisarts. Klaagster was begin september 2021 bij een collega van de huisarts geweest met klachten van tintelingen in haar lichaam en krampen in haar benen en armen, waarvoor zij is behandeld. Eind september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten van tintelingen en krampen, en met de nieuwe klacht van duizeligheid. De huisarts heeft na informatie van de assistent het dossier van klaagster geraadpleegd en de assistente de opdracht gegeven klaagster te bellen met de mededeling dat de Ropinirol gestopt moest worden vanwege duizeligheidsklachten en dat klaagster zou worden teruggebeld na contact met de neuroloog. Dit bleek die dag niet meer mogelijk en de huisarts heeft klaagster een dag later teruggebeld. Begin oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie was dat sprake was van een neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Drie dagen na dit consult is klaagster wegens sensibiliteitsstoornissen met de ambulance naar de SEH vervoerd, waar een lacunair herseninfarct werd geconstateerd. Zes dagen na het ontslag uit het ziekenhuis heeft klaagster de huisarts gevraagd of hij contact kon opnemen met haar behandelend neuroloog in verband met duizeligheidsklachten. De huisarts heeft dat diezelfde dag gedaan en het advies van de neuroloog was een afwachtend beleid te hanteren. Tijdens een huisbezoek twee dagen later heeft de huisarts klaagster onderzocht en besloten haar door te verwijzen naar een KNO-arts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de huisarts. Zij vindt dat hij slecht naar haar heeft geluisterd en zijn eigen draai heeft gegeven aan haar klachten. Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1821 van:
A., wonende te B.,
appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., huisarts, werkzaam te B.,
verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. A.G. Joxhorst en mr. M.R.S. Lieverse, advocaten te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
A.– hierna klaagster – heeft op 23 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te
Amsterdam tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van
6 januari 2023, onder nummer A2022/3944, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond
verklaard. Klaagster is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. De huisarts
heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is op de openbare zitting van Centraal Tuchtcollege van 9 oktober 2023 tegelijk
behandeld met de zaken C2023/1822 en C2023/1823. De zaken zijn niet gevoegd. Op de
zitting is verschenen klaagster, en de huisarts, bijgestaan door
mr. Lieverse. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Klaagster en
mr. Lieverse hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het
Centraal Tuchtcollege en aan de wederpartij hebben overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft het volgende overwogen en geoordeeld:
“2. Waar gaat de zaak over?
2.1 Klaagster, geboren in 1955, is van september 2021 tot 1 november 2021 als patiënt
ingeschreven geweest in de praktijk D., waar de arts als waarnemend huisarts werkzaam
was.
Klaagster was begin september 2021 bij een collega van de arts geweest met klachten
van tintelingen in haar lichaam en krampen in haar benen en armen, waarvoor zij is
behandeld.
Klaagster heeft op 16 en 20 september 2021 telefonisch contact met de praktijk gehad
omdat de behandeling onvoldoende had geholpen. Zij kreeg toen Ropinirol voorgeschreven.
Klaagster heeft ook gevraagd of haar afspraak op 7 oktober bij een neuroloog vervroegd
kon worden. De arts heeft klaagster op 21 september 2021 na een telefonische afspraak
gebeld, maar zij nam niet op. Op 22 september 2021 heeft klaagster gebeld met de praktijk
en met een collega van de arts gesproken. De arts was die dag niet aanwezig.
Op 27 september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten van tintelingen
en krampen, en met de nieuwe klacht van duizeligheid. Zij vroeg nog eens of de afspraak
bij de neuroloog vervroegd kon worden. De praktijkassistente heeft de arts over dit
gesprek ingelicht. De arts heeft het dossier van klaagster geraadpleegd en de praktijkassistente
de opdracht gegeven klaagster te bellen met de mededeling dat de Ropinirol gestopt
moest worden vanwege de duizeligheidsklachten en dat klaagster zou worden teruggebeld
na contact met de neuroloog. Contact met de neuroloog bleek niet meer mogelijk die
dag.
Op 28 september heeft klaagster de praktijk gebeld. De arts heeft klaagster aan het
eind van de dag teruggebeld.
Op 7 oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie
was dat sprake was van neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Er
werd een MRI-LWK ingepland.
Op 10 oktober 2021 kreeg klaagster sensibiliteitsstoornissen aan de rechterzijde van
haar lichaam. Zij is met een ambulance naar de spoedeisende hulp van het Haaglanden
ziekenhuis vervoerd. Daar werd een lacunair herseninfarct geconstateerd. Op 12 oktober
2021 is zij uit het ziekenhuis ontslagen. Tussen 12 en
18 oktober 2021 heeft klaagster van een collega van de arts een medicijn tegen de
misselijkheid voorgeschreven gekregen. Op 18 oktober 2021 heeft klaagster gevraagd
of de arts contact kon opnemen met haar behandelend neuroloog in verband met haar
duizeligheidsklachten. Dat heeft de arts diezelfde dag gedaan. De duizeligheid was
geen reden voor een herbeoordeling en het advies van de neuroloog was een afwachtend
beleid te hanteren. Klaagster werd verzocht naar het spreekuur te komen maar daar
was zij niet toe in staat. Daarom is met haar afgesproken dat de arts telefonisch
contact met haar zou opnemen. Een dag later heeft hij dit ook gedaan en is afgesproken
dat de arts de volgende dag op huisbezoek zou komen. Tijdens het huisbezoek heeft
de arts klaagster onderzocht en besloten haar door te verwijzen naar een KNO-arts.
Dit was het laatste contactmoment tussen de arts en klaagster.
2.2 Klaagster is ontevreden over de behandeling door de arts. Zij vindt dat hij
slecht naar haar heeft geluisterd en zijn eigen draai heeft gegeven aan haar klachten.
Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar
de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. In plaats
van beter voelde zij zich zieker worden. Klaagster is daarom bij de arts weggegaan.
3. Wat zijn de overwegingen van het college?
3.1 Het college komt tot de conclusie dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Het college licht dat als volgt toe.
3.2 Bij een tuchtrechtelijke toetsing gaat het er niet om of de arts beter had
kunnen handelen maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het
beroepsmatig handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening
is gebleven, waarbij rekening met worden gehouden met de wetenschappelijke inzichten
en hetgeen in de beroepsgroep als norm of standaard is aanvaard ten tijde van het
klachtwaardig geachte handelen.
3.3 Het college is van oordeel dat uit het bovengenoemde verloop van de behandeling
blijkt dat de arts steeds goed naar klaagster en haar hulpvraag heeft geluisterd.
In de korte periode dat klaagster zijn patiënt was is onder meer een aantal keer telefonisch
contact geweest, heeft hij op haar verzoek de neuroloog gebeld en is hij op huisbezoek
geweest. Uit niets blijkt dat de arts klaagster niet serieus genomen heeft.
Met de klacht dat de arts klaagster niet tijdig naar de neuroloog zou hebben doorverwezen
bedoelt klaagster waarschijnlijk de periode van 18 tot 20 oktober, waarin zij duizeligheidsklachten
uitte en vroeg of de arts de neuroloog wilde bellen. Het college overweegt dat de
arts aan dit belverzoek dezelfde dag nog gehoor heeft gegeven en haar daarover teruggebeld
heeft, zij het een dag later. Dat de uitkomst van het gesprek met de neuroloog geen
verwijzing naar de neuroloog opleverde is de arts niet te verwijten, omdat de neuroloog
hiervoor geen aanleiding zag. Dat klaagster een dag heeft moeten wachten op de uitkomst
van dit gesprek werd, volgens de arts, veroorzaakt door drukte in de praktijk van
de arts. Bovendien heeft de arts de praktijkassistente laten bellen om klaagster te
vertellen dat de arts haar de volgende dag zou bellen. Het college is van oordeel
dat de arts aldus zorgvuldig heeft gehandeld.
Voor zover klaagster bedoelt dat de arts haar verwijzingsafspraak op 7 oktober 2021
ten onrechte niet heeft vervroegd, volgt het college de arts dat de door klaagster
geuite klachten geen reden gaven de eerdere - door een andere arts gegeven - verwijzing
om te zetten in een spoedverwijzing.
Mogelijk meent klaagster dat het herseninfarct op 10 oktober 2021 voorkomen had kunnen
worden als zij eerder door een neuroloog was gezien. De geuite klachten zoals opgenomen
in het medisch dossier bieden daarvoor geen aanknopingspunten. Ook de neuroloog heeft
naar aanleiding van de tijdens het consult op 7 oktober 2021 geuite klachten geen
aanleiding gezien klaagster te monitoren op een eventueel aankomend herseninfarct.
Al met al is het college van oordeel dat er geen enkel aanknopingspunt te vinden is
om aan te nemen dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld.
3.4 Conclusie
De conclusie is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is. ”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die het Regionaal Tuchtcollege heeft vastgesteld en hierboven onder 2.1 zijn weergegeven.
De daar vastgestelde feiten zijn in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 Klaagster is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Zij wil met haar beroep de klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten
beoordelen. Het beroep van klaagster strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege de
klacht alsnog gegrond verklaart.
4.2 De huisarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening
dat het beroep van klaagster moet worden verworpen en de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege moet worden bevestigd.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel
dat de klacht van klaagster ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege licht dat hierna
toe.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk
bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde
zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd en door het Centraal Tuchtcollege
bestudeerd. In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd.
Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege
vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2023 is dat debat voortgezet.
4.5 Op de zitting zijn de standpunten van klaagster en van de huisarts uitvoerig
besproken. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen
aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen
en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege
is het eens met wat het Regionaal Tuchtcollege onder ‘3. Wat zijn de overwegingen
van het college?’ heeft overwogen en neemt deze hier over. Daarmee sluit het Centraal
Tuchtcollege zich aan bij het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat er geen enkel
aanknopingspunt te vinden is om aan te nemen dat de huisarts klachtwaardig heeft gehandeld.
Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter,
M.W. Zandbergen en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen, en O.T.M. Schouten en
M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten, en E. van der Linde, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.