Zoekresultaten 1331-1340 van de 42624 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:349 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-178/AL/OV

    Verweerder heeft een groep cliënten bijgestaan in hun geschil met een gemeente over aankoop van grond en de door de gemeente berekende grondprijs. Volgens klagers hadden zij aanspraak op een lagere grondprijs. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder onvoldoende naar klagers geluisterd en doorgevraagd. Ook heeft hij klagers te weinig gewaarschuwd voor de gevolgen van het ondertekenen van de koopovereenkomst met de gemeente met de daarin opgenomen hogere grondprijs zonder enig voorbehoud en de risico's van het voeren van een kort geding daarna. Verweerder heeft in zijn correspondentie klagers wel gewezen op de risico's van ondertekening, maar niet is gebleken dat hij klagers ook andere mogelijkheden heeft voorgehouden of de noodzaak en de gevolgen van het ondertekenen van de overeenkomst voor de kans van slagen van een kort geding heeft uitgelegd. Evenmin is gebleken dat verweerder met klagers de mogelijkheid heeft besproken om eerst een kort geding te beginnen om pas daarna de overeenkomst te ondertekenen, wat allicht beter had uitgepakt dan het kort geding na ondertekening te beginnen. In de standaardovereenkomst van de gemeente stond bovendien een bepaling waardoor de hogere grondprijs vanaf dat moment vast lag. Verweerder heeft op dit punt zijn zorgplicht richting klagers geschonden. Ook is verweerder op verschillende vlakken tekortgeschoten in zijn communicatie richting klagers met zijn e-mails met indringende en stellige toonzetting, terwijl verweerder het niet altijd bij het rechte eind had. Naar het oordeel van de raad is het zelfinzicht van verweerder tijdens de zitting beperkt gebleven tot het onderwerp gebrekkige communicatie. Dit terwijl verweerder ook is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klagers waardoor hij ook de kernwaarde deskundigheid heeft geschonden. De raad legt daarom aan verweerder de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:350 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-253/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Gelet op het verweer van verweerder is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerder de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6014

    Deels gegronde klacht tegen een (basis)arts. Bij een bezoek van klaagster aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis heeft een arts in overleg met zijn supervisor de diagnose migraine gesteld en klaagster diezelfde nacht ontslagen, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. De arts wordt met name de manier verweten waarop hij tot de onjuiste diagnose is gekomen, dat hij klaagster prematuur heeft ontslagen uit het ziekenhuis en dat hij onvoldoende dossier heeft gevoerd. Het college vindt het missen van de diagnose herseninfarct niet onzorgvuldig of verwijtbaar, maar is van oordeel dat het wel onzorgvuldig is dat de arts onvoldoende blijk heeft gegeven van bredere diagnostische overwegingen en met te veel zekerheid aan de diagnose migraine heeft vastgehouden. De arts had niet met voldoende zekerheid de diagnose migraine kunnen stellen, hetgeen een klinische observatie rechtvaardigde. Klaagster is dus prematuur ontslagen. Ten slotte is de verslaglegging in het dossier dusdanig summier dat de gedachtegang die de arts en zijn supervisor naar eigen zeggen hebben gemaakt, niet te volgen is. Klacht in zoverre gegrond, voor het overige ongegrond. Het college ziet geen aanleiding om een maatregel op te leggen, nu de arts wel adequaat en consequent met zijn supervisor heeft overlegd.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:257 Hof van Discipline 's Gravenhage 230122

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6015

    Deels gegronde klacht tegen een neuroloog. Bij een bezoek van klaagster aan de spoedeisende hulp van het ziekenhuis heeft een basisarts in overleg met de dienstdoende neuroloog als zijn supervisor de diagnose migraine gesteld en klaagster diezelfde nacht ontslagen, terwijl later is gebleken dat sprake was van een herseninfarct. De neuroloog wordt met name de manier verweten waarop tot de onjuiste diagnose is gekomen en dat zij onvoldoende supervisie heeft gevoerd. Het college vindt het missen van de diagnose herseninfarct niet onzorgvuldig of verwijtbaar, maar is van oordeel dat het wel onzorgvuldig is dat de neuroloog onvoldoende blijk heeft gegeven van bredere diagnostische overwegingen en met te veel zekerheid aan de diagnose migraine heeft vastgehouden. De neuroloog had niet met voldoende zekerheid de diagnose migraine kunnen stellen, hetgeen een klinische observatie rechtvaardigde. Klaagster is dus prematuur ontslagen. Gelet op de differentiaal diagnostische overwegingen en de mate van onzekerheid over de diagnose, was het gerechtvaardigd dat de neuroloog klaagster zelf zou onderzoeken alvorens te besluiten over het te voeren beleid. Ten slotte is de verslaglegging in het dossier dusdanig summier dat de gedachtegang die de basisarts en de neuroloog naar eigen zeggen hebben gemaakt, niet te volgen is. Klacht in zoverre gegrond, voor het overige ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:258 Hof van Discipline 's Gravenhage 230121

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:259 Hof van Discipline 's Gravenhage 230068

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:34 Hof van Discipline 's Gravenhage 230001

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2022:177 Hof van Discipline 's Gravenhage 220269

    Klacht niet verwezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:286 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5280

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts is na de bevalling van klaagster door de AIOS gynaecologie geïnformeerd over de bevalling en is verzocht om intensive home treatment (IHT) voor klaagster in te schakelen. Volgens klaagster heeft de huisarts zijn beroepsgeheim geschonden door met de AIOS gynaecologie de onjuiste informatie te delen dat zij borderline persoonlijkheidsproblematiek heeft. Naar het oordeel van het college heeft de huisarts zich in dit geval niet aan zijn geheimhoudingsverplichting hoeven houden. Wat een arts wel en niet mag terugkoppelen, is uitgewerkt in richtlijnen, zoals de ‘KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens’. Hieruit volgt dat het uit een oogpunt van goed hulpverlenerschap nodig kan zijn om zonder toestemming van de patiënt gegevens over die patiënt te delen met een andere behandelaar. In dit geval is navolgbaar dat de huisarts zich vanuit zijn zorgplicht geroepen heeft gevoeld om gegevens te delen uit het dossier van klaagster. Uitgaande van de lezing die de huisarts geeft van zijn gesprek met de AIOS heeft hij alleen willen aangeven dat sprake was van een vermoeden van de aanwezigheid van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De klacht is kennelijk ongegrond.