Zoekresultaten 1331-1340 van de 42151 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:203 Raad van Discipline Amsterdam 23-318/A/A/D

    Raadbeslissing; gegrond dekenbezwaar; betreft een proefprocedure over de vraag in hoeverre het een advocaat - of advocaten die aan hetzelfde kantoor verbonden zijn - vrijstaat meerdere verdachten of spelers, zoals getuigen, in dezelfde strafzaak bij te staan. Er is geen regel die voorschrijft dat advocaten niet meerdere verdachten of andere spelers in hetzelfde strafproces mogen bijstaan. Een dergelijke regel zou in strijd zijn met de vrije advocaatkeuze. Wanneer meerdere verdachten of spelers in hetzelfde strafproces volstrekt parallelle belangen hebben en zich derhalve geen tegenstrijdig belang kan voordoen staat het een advocaat vrij om deze verdachten of spelers in die strafzaak als advocaat bij te staan. Dit is anders wanneer de belangen van deze verdachten of andere spelers tegenstrijdig zijn of dreigen te worden. Verweerder heeft in een fraudestrafzaak zowel de verdachte als de werknemers van die verdachte, die als getuigen in dezelfde zaak werden gehoord, als advocaat bijgestaan. De getuigen stonden als werknemers in een afhankelijke relatie tot de verdachte die hun werkgever is en die ook de kosten van rechtsbijstand betaalde, die verweerder aan de getuigen verleende. De raad is van oordeel dat als er tussen de partijen een afhankelijkheidsrelatie bestaat, er geen sprake kan zijn van volledig parallelle belangen. Verweerder had dan ook moeten concluderen dat het in deze situatie, met name gelet op de afhankelijkheidsrelatie tussen de partijen en de financiële kant daarvan, niet mogelijk was de belangen van zowel de verdachte als van de getuigen in volle vrijheid te bedienen. In het geval van een opsporingsonderzoek in een strafzaak heeft de raadsman, zeker in de beginfase, bovendien slechts een flauwe notie van de omvang en de reikwijdte van dat onderzoek en zal nog niet goed kunnen inschatten of getuigen mogelijk van kleur zullen verschieten en verdachten worden. Het onder deze omstandigheden inschatten van potentieel tegenstrijdige belangen is naar het oordeel van de raad een schier onmogelijke aangelegenheid. Dat verweerders bijstand een tegenstrijdig belang behelsde kwam nog verder tot uiting met de beslissing van de rechter-commissaris, waardoor aan verweerder en de verdachte de processtukken mochten worden onthouden nu verweerder ook optrad voor de getuigen. Door toch én de verdachte werkgever én de getuigen/werknemers bij te staan, heeft verweerder in strijd met Gedragsregel 15 lid 1 gehandeld en bovendien zijn kerntaak van partijdige belangenbehartiger geschonden. Daarnaast is de kernwaarde onafhankelijkheid in het gedrang gekomen. Verder geldt dat juist in een situatie als deze waarin het voor de cliënten (zowel de verdachte als de getuigen) volstrekt duidelijk moet zijn waarmee zij akkoord gaan, een (op een heldere en voor de cliënten begrijpelijke) schriftelijke vastlegging noodzakelijk is. Verweerder heeft door zijn verzuim dit te doen ook Gedragsregel 16 lid 1 geschonden. Nu sprake is van een proefprocedure is geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:204 Raad van Discipline Amsterdam 23-398/A/A

    Ongegrond verzet.

  • Voorzittersbeslissing. Klacht tegen (bestuurders van) advocatenkantoor niet-ontvankelijk want te laat ingediend. Klacht tegen de klachtenfunctionaris kennelijk ongegrond want was geen sprake van interne klacht.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:269 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-856/AL/MN

    Klacht over eigen advocaat. Klager heeft verweerder opdracht gegeven tijdig pro forma beroep in te stellen tegen 2 vonnissen. Na ontvangst van de stukken heeft een kantoorgenoot van verweerder – die op dat moment afwezig was - aan klager geadviseerd het hoger beroep niet door te zetten en hem gewezen op de mogelijkheid de zaak voor de eerst dienende dag in te trekken en op de mogelijkheid van de wederpartij om de zaak te vervroegen. De dagvaardingen zijn op verzoek van klager toch uitgebracht. Klager heeft verweerder verzocht hem de originele exploten toe te zenden. Dezelfde kantoorgenoot van verweerder heeft dat geweigerd en aan klager gevraagd wie de opvolgend advocaat was zodat hij ze aan hem/haar kon zenden. Voor de eerst dienende dag heeft de wederpartij in beide zaken een exploot van anticipatie uitgebracht en de zaak vervolgens aangebracht. Klager had daardoor geen belang meer bij afgifte van de originele exploten. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:263 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-408/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing over een klacht van de advocaat van de wederpartij van klager in een letselschadezaak. Van het bewust en onnodig vertragen van de zaak door verweerster is de voorzitter niet gebleken. De voorzitter kan niet vaststellen dat verweerster standpunten heeft ingenomen of uitspraken namens haar cliënt heeft gedaan waartoe zij niet bevoegd was. De standpunten staan lijnrecht tegenover elkaar. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:270 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-440/AL/GLD

    Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster is tekortgeschoten bij de behartiging van de belangen van klager. Dat het nodig was geweest dat verweerster de volgens klager cruciale Whatsappberichten meteen of tijdig voor de zitting van 24 oktober 2022 in de procedure had overlegd, is de raad niet gebleken. Uit de tussenbeschikking van daarna volgt dat verweerster tijdens de zitting de strekking van alle door haar bestudeerde Whatsappberichten tussen klager en de moeder van het kind aan de orde heeft gesteld, zodat de rechtbank met het bestaan daarvan bekend was. De verwijten dat zij daarmee niets heeft gedaan en zowel voor als tijdens de zitting onvoldoende verweer heeft gevoerd, zijn feitelijk dan ook onjuist. Aan het verzoek tot schadeloosstelling ex artikel 48b lid 1 Aw komt de raad niet meer toe. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:264 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-810/AL/MN

    Verzetbeslissing. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:265 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-699/AL/MN

    Verzetsbeslissing. Klager is van mening dat de voorzitter in zijn beslissing zowel een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft aangelegd, als zijn beslissing heeft gebaseerd op onvolledige en onjuiste feiten. De raad volgt klager daarin niet. De raad is van oordeel dat de voorzitter de juiste maatstaf heeft toegepast. In het verzetschrift van klager worden verder geen nieuwe feiten genoemd en daaruit blijkt ook niet dat van onjuiste feiten is uitgegaan. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:259 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-270/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5274

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klaagster is ziek uitgevallen voor haar werk als wijkziekenverzorgende. De bedrijfsarts heeft haar vervolgens gedurende ongeveer anderhalf jaar begeleid in de re-integratie. Klaagster maakt de bedrijfsarts meerdere verwijten over de begeleiding en de door haar gegeven adviezen. Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsartsniet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.