ECLI:NL:TGDKG:2024:149 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/724071 / DW RK 22/383 MK/JD

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:149
Datum uitspraak: 28-03-2024
Datum publicatie: 24-12-2024
Zaaknummer(s): C/13/724071 / DW RK 22/383 MK/JD
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het arrest van 1 december 2020 niet heeft betekend aan gerechtsdeurwaarder [ x ], ondanks het verzoek hiertoe.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 maart 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/724071 / DW RK 22/383 MK/JD ingesteld door:

[ ],

gevestigd te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 18 oktober 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 12 december 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 2 februari 2024 alwaar de heer [ y ] namens klaagster en de gerechtsdeurwaarder, tezamen met kantoorgenoot [ ], zijn verschenen. De uitspraak is aanvankelijk bepaald op 15 maart 2024, waarna deze is aangehouden tot heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 27 september 2010 is op verzoek van klaagster conservatoir derdenbeslag gelegd op gelden die gerechtsdeurwaarder [ x ] te [ ] onder zich had ten behoeve van de vennootschap All Technology Investment Group N.V.

- Op 1 december 2020 heeft het gerechtshof te Den Bosch een arrest, ten gunste van klaagster, gewezen.

- Op 15 januari 2021 heeft gerechtsdeurwaarder [ z ] op verzoek van All Technology Investment Group N.V. beslag gelegd onder gelden die [ x ] onder zich had ten behoeve van onder meer klaagster en [ y ].

- Vanaf 18 augustus 2022 hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarder over een weer met elkaar gecorrespondeerd via e-mail.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het arrest van

1 december 2020 niet heeft betekend aan gerechtsdeurwaarder [ x ], ondanks het verzoek hiertoe.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet en voor handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Dit is bepaald in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. In deze beslissing wordt beoordeeld of de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt treft in de zin van artikel 34 lid 1 Gdw.

5.2 Klaagster stelt dat per e-mail van 17 december 2020 aan de gerechtsdeurwaarder is aangekondigd dat [ y ] het arrest van 1 december 2020 persoonlijk komt afgeven aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder en [ y ] dit vervolgens diezelfde dag ook daadwerkelijk heeft gedaan met de opdracht om dit arrest te betekenen. Vaststaat dat de gerechtsdeurwaarder het arrest van 1 december 2020 niet heeft betekend. Het op 27 september 2010 gelegde conservatoire beslag onder [ x ] is daardoor niet executoriaal geworden. [ x ] heeft vervolgens gelden die onder het conservatoire beslag vielen, overgemaakt aan gerechtsdeurwaarder [ z ], nadat die op 15 januari 2021 executoriaal derdenbeslag had gelegd onder [ x ] ten laste van onder meer klaagster. Klaagster stelt dat het onzorgvuldige nalaten van de betekening door de gerechtsdeurwaarder ertoe heeft geleid dat [ x ] het bedrag van € 31.105,37, dat aan klaagster had moeten worden uitgekeerd, heeft overgemaakt aan gerechtsdeurwaarder [z ].

5.3 De gerechtsdeurwaarder weerspreekt dat hij opdracht tot betekening heeft ontvangen en dat hem een arrest is overhandigd door [ y ]Visser. Tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten om een opdracht tot betekening uit te voeren kan alleen worden vastgesteld als voldoende aannemelijk is dat deze opdracht is verstrekt. De kamer oordeelt dat dat niet het geval is, om de volgende redenen.

  1. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd betwist dat [ y ] op 17 december 2020 een arrest heeft afgegeven op zijn kantoor. Zonder nader onderzoek naar de feiten (waar deze tuchtrechtprocedure zich niet voor leent) kan niet worden vastgesteld welke partij het gelijk aan de zijde heeft.
  2. Dat klaagster op 17 december 2020 een e-mail zou hebben gestuurd, waarin het bezoek van [ y ] werd aangekondigd maakt het voorgaande niet anders. In de eerste plaats omdat die e-mail niet bewijst dat [ y ] daadwerkelijk het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft bezocht, en in de tweede plaats omdat de gerechtsdeurwaarder ontvangst van die e-mail betwist. Het enkel overleggen van een afdruk van een e-mail (waarin het e-mailadres van de geadresseerde bovendien niet zichtbaar is) is onvoldoende om aan te nemen dat [ y ] daadwerkelijk het arrest ter betekening op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft afgegeven.
  3. De gerechtsdeurwaarder heeft geen opdrachtbevestiging gestuurd, noch een bevestiging van ontvangst van stukken. Ook als wordt uitgegaan van de gang van zaken zoals klaagster die heeft voorgesteld, dan had het op de weg van klaagster gelegen om op enig moment aan de bel te trekken, nadat betekening en afdracht van de beslagen gelden onder [ x ] uitbleef. Dit heeft klaagster niet gedaan. Pas op 18 augustus 2022 (ruim anderhalf jaar later) is klaagster voor het eerst op dit beslag teruggekomen bij de gerechtsdeurwaarder. Ook in de e-mail van die datum vraagt klaagster niet wat er is gekomen van de opdracht tot betekening. Pas na de reactie van de gerechtsdeurwaarder dat het arrest betekend had moeten worden, heeft klaagster voor het eerst verwezen naar een opdracht, gegeven op 17 december 2020.

5.4 Dit alles leidt tot de conclusie dat niet voldoende aannemelijk is dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot betekening heeft laten liggen, zodat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet is gebleken. De klacht zal om die reden ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. van Berkum en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.