Zoekresultaten 1321-1330 van de 44039 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2242
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:126
Klacht tegen een GZ-psycholoog. Klager heeft op basis van een tbs-maatregel met dwangverpleging in een forensisch psychiatrisch centrum verbleven. Gedurende een periode daarvan was de GZ-psycholoog zijn hoofdbehandelaar. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat door haar toedoen aan hem ten onrechte (vrijheids)beperkende maatregelen zijn opgelegd en zij niet juist heeft gehandeld in zijn behandeltraject. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard in het eerste klachtonderdeel heeft daarbij onder andere overwogen dat de handelwijze van de GZ-psycholoog met betrekking tot het beëindigen van het verlof was ingegeven door het veiligheidsbelang, gegeven de gezondheidstoestand van klager. Deze handelwijze ziet dus niét op het bevorderen, bewaken, dan wel beoordelen van die gezondheidstoestand en valt daarom niet onder het tuchtrecht. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat verweerster gedurende het behandeltraject is gebleven binnen de daarvoor en tijde van het handelen geldende kaders en zij zorgvuldig heeft gehandeld jegens klager. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:65 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731061 / DW RK 23/90 LV/SM
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:65
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Een onjuiste interpretatie van artikel 475a lid 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft ertoe geleid dat klager enige beslagvrije voet is onthouden.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:91 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-423/DB/MN/W
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:91
Beslissing op verzoek tot wraking. Niet gebleken is dat op grond van de wijze waarop de gewraakte tuchtrechter de zitting heeft geleid de rechterlijke onafhankelijkheid in twijfel moet worden getrokken. Dat sprake van subjectieve vooringenomenheid en/of partijdigheid ten opzichte van een van de partijen dan wel het voorliggende geschil is de wrakingskamer ook niet gebleken. Verzoeker heeft evenmin feiten en omstandigheden genoemd, die hem in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter vooringenomen en/of partijdig is. Ook van de schijn daarvan is niet gebleken. Tot slot heeft de wrakingskamer niet kunnen vaststellen dat er anderszins zodanig is gehandeld dat daarmee geen recht is gedaan aan een eerlijk proces. Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde tuchtrechter schade zou kunnen lijden. Bij gebreke van door verzoeker gestelde feiten die kunnen leiden tot inwilligen van het verzoek en waarover onduidelijkheid bestaat is een nader onderzoek ter zitting zinledig. Artikel 4.1 van het wrakingsprotocol raden van discipline laat als uitzondering op de hoofdregel toe dat bij kennelijk ongegronde verzoeken zonder zitting wordt beslist. De door verzoeker gestelde feiten kunnen niet leiden tot inwilliging van het verzoek. De conclusie is dat het verzoek tot wraking zonder zitting kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:112 Raad van Discipline Amsterdam 24-354/A/A
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:112
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft er juist goed aan gedaan klaagster erop te wijzen dat de proceskosten hoog zullen zijn en al helemaal in verhouding tot de relatief geringe hoofdsom. Van een dreigende of intimiderende mededeling is geen sprake.
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:175 Hof van Discipline 's Gravenhage 240144
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 20-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:175
Klachten tegen onder meer de deken niet verwezen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:133 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2141
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:133
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2018 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportage en hebben geleid tot twee beslissingen van het Regionaal Tuchtcollege die met het intrekken van het daartegen gerichte beroep onherroepelijk zijn geworden. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:106 Raad van Discipline Amsterdam 24-004/A/A
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:106
Ongegrond verzet
-
ECLI:NL:TAHVD:2024:188 Hof van Discipline 's Gravenhage 230153
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 24-06-2024
- ECLI:NL:TAHVD:2024:188
Klacht tegen de eigen advocaat. Verweerder heeft getreuzeld met het opstellen van een conceptdagvaarding voor klager. Verweerder heeft klager onvoldoende procesadvies gegeven en de proces- en financiële risico’s onvoldoende duidelijk gemaakt. Voor een beperkte dienstverlening - klager stelt geen conceptdagvaarding van verweerder te hebben ontvangen - heeft verweerder een aanzienlijk bedrag bij klager in rekening gebracht. De raad oordeelde dat vier van de vijf klachtonderdelen gegrond waren en heeft daarvoor een berisping en een voorwaardelijke geldboete opgelegd van € 2000,-, onder de voorwaarde dat verweerder € 1.000,-aan klager betaalt. Het hof acht alle klachtonderdelen gegrond en legt aan verweerder een voorwaardelijke schorsing van twee weken op. Het hof laat daarnaast de geldboete in stand.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2241
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:127
Klacht tegen een verzekeringsarts. In het kader van een verzekeringsgeneeskundige beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft de verzekeringsarts klager telefonisch gesproken en een fysiek spreekuurcontact gehad. Van deze beoordeling heeft de verzekeringsarts een rapport opgesteld. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij ten onrechte de re-integratieverplichtingen (RIV) van de werkgever niet heeft getoetst en beoordeeld bij de WIA-aanvraag en tevens niet heeft gehandeld conform de Werkwijzer Poortwachter van 1 augustus 2022. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/731062 / DW RK 23/91 LV/SM
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:66
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft (achtereenvolgend) onvoldoende zorgvuldigheid betracht met betrekking tot de vaststelling van de beslagvrije voet.