ECLI:NL:TGDKG:2024:148 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/754827 / DW RK 24/273 MdV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:148 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-12-2024 |
Datum publicatie: | 24-12-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/754827 / DW RK 24/273 MdV/SM |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Het beslag is zonder toestemming van de opdrachtgever opgeheven én anders dan is te herleiden uit de Gerechtsdeurwaardersverordening is de klacht behandeld door dezelfde persoon tegen wie een klacht is gericht. Hoewel niet ondenkbaar is dat de situatie bestaat dat een (medewerker van) beklaagde zijn eigen klacht moet behandelen, omdat het (fysiek of feitelijk) niet anders kan, maar niet is gesteld dat die situatie zich hier voordeed. Het verzet dient gedeeltelijk gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. Maatregel: berisping. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 23 december 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 23 juli 2024 met zaaknummer C/13/749567 DW RK 24/164 LV/WdJ en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/754827 / DW RK 24/273 MdV/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 18 april 2024, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 17 juni 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 23 juli 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 juli 2024. Bij brief, ingekomen op 31 juli 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2024 alwaar namens klaagster [ ] en [ ] zijn verschenen. De uitspraak is eerst bepaald op 9 december 2024, maar vervolgens aangehouden tot heden.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is belast geweest met een vordering van opdrachtgever, [ ] (hierna: de opdrachtgever).
- Op 17 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten en een afrekening aan de opdrachtgever verzonden.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:
a: de gerechtsdeurwaarder naar foute adressen heeft gemaild, met als gevolg dat het betekenen van het vonnis lang op zich heeft laten wachten;
b: het veel te lang heeft geduurd voordat er na betekening van het vonnis actie is ondernomen om de tegenpartij te laten betalen;
c: het gelegde bankbeslag zonder overleg met klaagster, maar wel in overleg met de gerechtsdeurwaarder van de tegenpartij, is teruggedraaid;
d: een nota is verzonden waarop dubbele bedragen staan;
e: de klacht van klaagster niet serieus is genomen en de reactie op de klacht van klaagster is verzonden door degene waar de klacht over ging.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen (medewerkers van) een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft de gerechtsdeurwaarder gesteld dat er in eerste instantie een e-mailadres is gebruikt welke te vinden was op de website van de instantie in Duitsland. De gerechtsdeurwaarder beschikt niet over de Duitse versie van de Kamer van Koophandel. Het kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat de Duitse collega kennelijk heeft verzuimd de juiste gegevens controleren.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder het betreffende stuk in overleg met de opdrachtgever heeft betekend bij de gerechtsdeurwaarder van de tegenpartij. Op 18 april 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder een betaling ontvangen, welk bedrag op 24 april 2023, met aftrek van een klein verschil in uurtarief, aan het opgegeven rekeningnummer is doorgestort. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd dat de betaling eerder had kunnen plaatsvinden.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder het gelegde bankbeslag in overleg met de opdrachtgever en de gerechtsdeurwaarder van de tegenpartij heeft opgeheven, onder de voorwaarde dat de dwangsom betaald zou worden. Het afgesproken bedrag is vervolgens direct via de gerechtsdeurwaarder van de tegenpartij voldaan. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden. Dat de correspondentie hierover kennelijk niet met klaagster is gedeeld, is gelegen in de omstandigheid dat [ ] de opdrachtgever is en niet klaagster.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde afrekening van 17 oktober 2023 blijkt dat maar éénmaal afwikkelkosten in rekening zijn gebracht. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dan wel met stukken onderbouwd dat de gerechtsdeurwaarder dubbele kosten in rekening heeft gebracht.
4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat het niet tuchtrechtelijk laakbaar is dat de klacht van klaagster is beantwoord door degene waarover is geklaagd. Niet gemotiveerd is waarom klaagster hierdoor in haar belangen zou zijn geschaad.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klaagster aangevoerd dat:
- zij als opdrachtgever kan worden beschouwd omdat de procederende groep [ ] haar, uit hoofde van voorzitter van de bewonerscommissie, gemachtigd heeft voor hen te spreken en te handelen;
- dat mw. [ ] (medewerker van de gerechtsdeurwaarder) het verkeerde e-mailadres bleef gebruiken, ook nadat klaagster haar hierop (telefonisch) had gewezen;
- het bankbeslag zonder overleg met de heer [ ] is opgeheven;
- er twee keer afwikkelkosten zijn berekend;
- zij er nooit van had gehoord dat de persoon over wie de klacht wordt ingediend deze zelf mag beantwoorden.
7. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn eerdere verweerschrift, ingekomen op 17 juni 2024. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Met betrekking tot het onder a. in verzet aangevoerde overweegt de kamer als volgt. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan om die reden niet worden ontvangen in verzet ten aanzien van dit klachtonderdeel.
7.2 Met betrekking tot het onder b. en d. in verzet aangevoerde overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet leveren aangaande deze klachtonderdelen geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer merkt wel op dat de kwestie rondom de afwikkel(ings)kosten vragen blijft oproepen bij klaagster. Het oordeel van de kamer ten aanzien daarvan is gebaseerd op het volgende.
7.3 Bij e-mail van 2 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder een verantwoording van de tussentijdse afdracht gestuurd naar de opdrachtgever. Deze verantwoording is nadrukkelijk geen factuur, maar de gerechtsdeurwaarder legt daarin uit waarom hij tussentijds een lager bedrag afdroeg en niet de totale ontvangst à € 27.784,03. De op dat moment bestaande kosten bedroegen € 1.273,39 inclusief btw. De tussentijdse afdracht betrof dus € 26.510,64 (= € 27.784,03 -/- € 1.273,39). Na 2 mei 2023 is er o.a. beslag gelegd op de bankrekening van [ ]. Uit bijlage 2 van het verzetschrift volgt dat vervolgens nog € 1.000,- door [ ] is voldaan. De totale ontvangsten waren daarmee dus € 28.784,03. Op 17 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier gesloten. De factuur van deze datum is de enige factuur die de gerechtsdeurwaarder heeft gestuurd. Hierin werden de ontvangsten, kosten en de tussentijdse afdracht verantwoord. [ ] heeft in totaal € 28.784,03 voldaan. De totale kosten waren uiteindelijk € 1.780,79, inclusief btw. Dat de uiteindelijke kosten afwijken van de kosten zoals opgenomen in de mail van 2 mei 2023, houdt verband met de gemaakte kosten voor het bankbeslag en het honorarium van de gerechtsdeurwaarder in Duitsland. Aan de opdrachtgever komt derhalve toe € 27.003,24, maar omdat de opdrachtgever tussentijds al € 26.510,64 had ontvangen resteert nog een bedrag te ontvangen van € 492,60. Dat is ook het eindbedrag dat in de afrekening wordt genoemd en dat door de gerechtsdeurwaarder aan klager is overgemaakt.
7.4 Ten aanzien van het onder c. in verzet aangevoerde heeft de opdrachtgever, de heer [ ], ter zitting betwist dat er voorafgaand aan het opheffen van het beslag overleg is geweest met de gerechtsdeurwaarder. Nu de gerechtsdeurwaarder vasthoudt aan zijn stelling en hij dit, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet nader heeft onderbouwd, moet worden aangenomen dat geen overleg heeft plaatsgevonden en het beslag zonder toestemming van de opdrachtgever is opgeheven.
7.5 Ten aanzien van het onder e. in verzet aangevoerde overweegt de kamer als volgt. Onder de artikelsgewijze toelichting van artikel 4.9 (klachtbehandeling) van de Gerechtsdeurwaardersverordening heeft de beroepsgroep een procedure voorgeschreven die toegepast wordt op de behandeling van klachten. Onder meer is opgenomen:
Voor het handelen als drager van een ambt kan de gerechtsdeurwaarder gelden als bestuursorgaan op grond van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. Voor dit handelen geldt dat klachten erover moeten worden afgehandeld conform hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Een gerechtsdeurwaarder doet er verstandig aan zijn algemene klachtenprocedure in overeenstemming te laten zijn met hoofdstuk 9 van die wet.
Onder artikel 9:7 van de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen:
De behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest.
7.6 De door klaagster bij beklaagde ingediende klacht is beantwoord door dezelfde medewerkster van beklaagde als tegen wie de klacht zich richt. Beklaagde geeft in het verweerschrift aan dat de klacht is behandeld door deze medewerkster na overleg met de directie. Waar het idee van de klachtenregeling is dat er een onpartijdige behandeling van de klacht plaatsvindt, zou beklaagde hebben moeten begrijpen dat beantwoording van de klacht op deze wijze de schijn van belangenverstrengeling heeft kunnen oproepen. Niettemin is niet ondenkbaar dat de situatie bestaat dat een (medewerker van) beklaagde zijn eigen klacht moet behandelen, omdat het (fysiek of feitelijk) niet anders kan. Echter is niet gesteld dat die situatie zich hier voordeed. Ook dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
7.7 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gedeeltelijk gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.
7.8 Gelet op de omstandigheid dat de geconstateerde overtredingen c. en e. raken aan de kerntaken en -waarden van het ambt van een gerechtsdeurwaarder, ziet de kamer aanleiding tot het opleggen van een berisping.
7.9 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klaagster worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.
7.10 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht dient te vergoeden.
7.11 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet niet-ontvankelijk ten aanzien van verzetsgrond a.;
- verklaart het verzet ongegrond ten aanzien van verzetsgronden b. en d.;
- verklaart het verzet ten aanzien van verzetsgronden c. en e. gegrond en vernietigt de bestreden beslissing van de voorzitter voor wat betreft overwegingen 4.4 en 4.6;
- verklaart klachtonderdelen c. en e. van de oorspronkelijke klacht gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klaagster, te begroten op € 50,-, te voldoen nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarder te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moeten voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
- veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klaagster van het griffiegeld van € 50,-, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. C.W.D. Bom en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Voor zover het verzet niet ontvankelijk of ongegrond is verklaard geldt:
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.
Voor zover de oorspronkelijke klacht gegrond is verklaard geldt:
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.