Zoekresultaten 12211-12220 van de 42647 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:160 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190119

    Verzoek aanwijzing advocaat ex art. 13 Advocatenwet. Twee maal heeft de deken een advocaat aangewezen, die door de houding van klaagster hun werk niet konden doen. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 080/2019

    Klacht niet-ontvankelijk. Klager heeft in casu als collega-tandarts geen rechtstreeks belang bij de klacht.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:161 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190067

    Klacht advocaat tegen advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij heeft samengespannen met de accountant om klager bewust nadeel toe te brengen en om klager zowel privé als in zijn hoedanigheid van advocaat in diskrediet te brengen. Op verzoek van verweerder zijn ter zitting van het hof twee getuigen gehoord. Gelet op hun verklaringen is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de aan verweerder verweten gedragingen zich hebben voorgedaan. De verklaringen van deze getuigen zijn onverenigbaar met de eerder bij de raad afgelegde verklaring van een derde getuige. Het hof kan niet anders dan vaststellen dat door (één van) de getuige(n) een meinedige verklaring is afgelegd, bij de raad dan wel het hof. Het benaderen van een advocaat om toe te treden tot een ander advocatenkantoor is an sich niet klachtwaardig. De wijze waarop dit gebeurt kan een klachtwaardig handelen opleveren, zij het dat daarvan in casu niet is gebleken, noch van enig nadeel aan de zijde van klager. Vernietiging raadsbeslissing (met uitzondering van de beslissing over verzet) en ongegrondverklaring. Ook de door de raad aan verweerder opgelegde maatregel van waarschuwing komt hiermee te vervallen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2019/30

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager is een huisarts die – net als verweerder – werkzaam is geweest bij een gezondheidscentrum van Defensie. Verweerder werkte daar al toen klager solliciteerde op de functie van huisarts. Verweerder probeerde de aanstelling van klager te voorkomen, zich beroepend op negatieve berichten over klager, die hem tijdens een spreekuurcontact (met een doktersassistente die met klager had gewerkt) ter ore waren gekomen. Toen klager toch werd aangesteld, heeft verweerder naar aanleiding van een incident de leidinggevenden geïnformeerd over wat hij over klager had gehoord tijdens spreekuurcontacten met het ondersteunend personeel en in de wandelgangen. Klager is op non-actief gesteld en later overgeplaatst naar een andere kazerne. Klager verwijt verweerder dat hij zijn functie van bedrijfsarts heeft misbruikt om klager van zijn werkplek te laten uitsluiten, en – meer algemeen – dat hij de grenzen van zijn functie heeft overschreden door zich met het aanstellingsbeleid van de organisatie waar hij werkt te bemoeien. Ook verwijt klager verweerder dat hij – terwijl klager onderdeel uitmaakte van de verzorgingspopulatie van verweerder – negatieve verklaringen over hem heeft afgelegd aan derden op basis van wat hij tijdens spreekuurcontacten en in de wandelgangen heeft gehoord zonder dat hij ooit met klager hierover in gesprek is gegaan. Het college verklaart de klacht in zijn geheel gegrond en berispt verweerder.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:157 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180288

    Hoger beroep tegen beslissing van de raad, inhoudende een ongegrond verklaring van klagers verzet. Appelverbod. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een schending van fundamentele rechtsbeginselen, zodat het beroep van klager tegen de beslissing van de raad de toets van doorbreking van het appelverbod niet kan doorstaan en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190085

    Voorzittersbeslissing. Aangezien de beslissing van de raad op 4 maart 2019 is toegezonden aan klaagster, kon klaagster uiterlijk op 3 april 2019 hoger beroep instellen. Het beroepschrift is echter pas per e-mail van 4 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het per aangetekende post verzonden beroepschrift met bijlagen is een dag later, te weten op 5 april 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Nu het beroepschrift van klaagster door de griffie van het hof is ontvangen na afloop van de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet neergelegde termijn, is het beroep reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk als bedoeld in artikel 56a, lid 1 van de Advocatenwet.  

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:158 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190087

    Beklag art. 13 Advocatenwet (aanwijzing advocaat).   Klager heeft verzocht om aanwijzing van een advocaat voor het instellen van hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank tot wijziging kinderalimentatie. De deken heeft dit verzoek afgewezen omdat de gemachtigde van klager zich onvoldoende heeft ingespannen om een advocaat te vinden. Ook heeft zij geen gebruik gemaakt van het meermaals herhaalde aanbod om zich te wenden tot het bureau van de Orde van Advocaten Gelderland, dat namen en adressen had kunnen geven van advocaten die klager mogelijk hadden kunnen bijstaan. Het hof stelt vast dat de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank, na verleend uitstel, is verstreken op 6 maart 2019. Dit betekent dat geen sprake meer is van een procedure waarvoor bijstand van een advocaat benodigd is in de zin van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Klager heeft geen belang meer bij zijn beklag en dient daarin dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens heeft het hof in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om de beslissing van de deken voor onjuist te houden. Verzoek is niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:152 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180306

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder zou klager bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht met het incassobureau onvoldoende hebben geïnformeerd over de hieraan verbonden voorwaarden; verweerder zou deze overeenkomst zijn aangegaan zonder overleg met klager over de daaraan verbonden voorwaarden en kosten en die kosten vervolgens hebben doorberekend aan klager; verweerder zou klager onvoldoende informeren over de uitvoering van de incasso-opdracht.  Het hof is van oordeel dat verweerder te lichtvaardig in zee is gegaan met het incassobureau, nadat zijn vaste deurwaarder, gelet op het gevraagde voorschot voor zijn werkzaamheden, niet in aanmerking kwam. De gebrekkige informatievoorziening door verweerder voorafgaand aan het aangaan van de incasso overeenkomst weegt niet op tegen de - naar het hof ook aanneemt - goede intenties van verweerder om klager te helpen bij de incasso van zijn vordering.  Alles overziend acht het hof een maatregel van een waarschuwing voor verweerder passend en geboden. De beslissing van de raad zal dan ook worden vernietigd voor zover er is bepaald geen maatregel op te leggen. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad, oplegging waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:159 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190137

    Voorzittersbeslissing. Appelverbod. Klager wenst doorbreking van het appelverbod en doet daartoe een beroep op schending van de fundamentele rechtsbeginselen. Klager motiveert dit beroep door aan te voeren dat de handtekening van de griffier van de raad op de beslissing niet overeenstemt met de handtekening van diezelfde griffier op een brief.  De voorzitter oordeelt dat dit beroep geen schending van fundamentele rechtsbeginselen meebrengt, omdat uit de ondertekening van de brief volgt dat deze ‘i.o.’ is ondertekend. Een delegatie van dergelijke werkzaamheden aan griffiemedewerkers door de griffier is niet ongebruikelijk. Appelverbod niet doorbroken.  Klager is niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:153 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180305

    Klacht advocaat over advocaat. Verweerder zou bij de afrekening van de kostenmaatschap met klager in gebreke zijn gebleven een aan klager toekomend bedrag over te maken; verweerder zou een  arbitrageprocedure hebben gevoerd zonder klager daarover te informeren, waardoor de belangen van klager ernstig zijn geschaad; en voorts zou verweerder in deze arbitrageprocedure de verkeerde partij als wederpartij hebben geaccepteerd. Het hof is met de raad van oordeel dat de afrekening verband houdt met een civielrechtelijk geschil, dat zich niet leent voor beoordeling door de tuchtrechter. Het is het hof niet gebleken dat verweerder zich in dat civielrechtelijk geschil tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft opgesteld dan wel nog steeds opstelt. Het hof overweegt voorts dat ten aanzien van de wijze waarop verweerder de arbitrageprocedure heeft gevoerd en klager daarvan op de hoogte is gesteld, de standpunten van partijen tegenover elkaar staan. In het licht van het gemotiveerde standpunt van verweerder heeft klager niet aannemelijk kunnen maken dat verweerder in dit verband tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Bekrachtiging beslissing van de raad (klacht ongegrond).