Zoekresultaten 12021-12030 van de 42781 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:222 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-249

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:54 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/347226/KL RK 18-185

    4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende.   Ingevolge artikel 17 lid 3 Wna is het de notaris verboden, rechtstreeks of middellijk, te handelen en te beleggen in registergoederen en effecten in ter beurze genoteerde en in niet ter beurze genoteerde vennootschappen, tenzij hij redelijkerwijs mag verwachten dat hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet wordt of kan worden beïnvloed dan wel de eer of het aanzien van het ambt niet wordt of kan worden geschaad. Uit het onderzoek van klager is naar het oordeel van de kamer voldoende komen vast te staan dat de kandidaat-notaris actief heeft belegd in voormelde registergoederen en dat deze belegging kan worden aangemerkt als belegging in de zin van artikel 17 lid 3 Wna, hetgeen ook niet door de kandidaat-notaris is weersproken. De kamer constateert dat de kandidaat-notaris weliswaar de eerste zeven - in het schema van klager genoemde - registergoederen heeft verkregen op het moment dat hij nog niet in dienst was getreden van het notariskantoor, - dit was immers met ingang van 14 maart 2016 -, maar dat eveneens is vast komen te staan dat de kandidaat-notaris ook ná zijn indiensttreding de belegging in deze registergoederen heeft laten voortduren, terwijl niet is gebleken dat hij zich op enigerlei wijze moeite heeft getroost maatregelen te treffen om deze belegging te doen beëindigen. De kandidaat-notaris heeft aangevoerd dat hij, voordat hij als kandidaat-notaris begon,  samen met zijn vader enkele onroerende zaken heeft gekocht in het kader van ‘estate-planning’. Het feit dat de regeling van artikel 17 lid 3 Wna ook na zijn indiensttreding op hem van toepassing zou kunnen zijn, was zowel hem als notaris [naam] niet bekend, aldus de kandidaat-notaris. De kandidaat-notaris heeft daarbij voorts aangevoerd dat in de letterlijke tekst van dit artikel alleen wordt gesproken over ‘notaris’ terwijl in artikel 1 Wna een uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen notaris en kandidaat-notaris. Bovendien is in het betreffende lid 3 van artikel 17 een bepaling opgenomen waardoor het verbod niet van toepassing lijkt als de belegging de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid niet beïnvloedt, aldus de kandidaat-notaris. Het aangehaalde arrest van het Gerechtshof was de kandidaat-notaris ook niet bekend. Evengoed erkent de kandidaat-notaris dat, met de wetenschap van nu, de bevindingen van klager omtrent dit wetsartikel juist zijn.  Desgevraagd heeft klager ter zitting verklaard de klacht gelet op de normschending te willen handhaven, ondanks het feit dat de kandidaat-notaris heeft meegedeeld dat hij zijn ontslag heeft ingediend per 15 mei 2019. Niet uit te sluiten is immers de mogelijkheid dat de kandidaat-notaris weer als zodanig in de toekomst werkzaam wenst te zijn, aldus klager.     4.3 Naar aanleiding van het gevoerde verweer van de kandidaat-notaris overweegt de kamer dat de kandidaat-notaris in het geheel heeft miskend dat de tuchtrechtspraak zoals deze is neergelegd in de Wna niet alleen van toepassing is op notarissen en toegevoegd notarissen, maar ook op kandidaat-notarissen ingevolge artikel 93 lid 1 Wna. Het in artikel 1 Wna neergelegde onderscheid tussen ‘de notaris’ en de ‘de kandidaat-notaris’ betreffende de begripsbepalingen van beide functies doet daaraan uiteraard niet af. Voorts blijkt ook uit de Memorie van toelichting behorende bij artikel 17 lid 3 Wna dat het daarin neergelegde verbod eveneens van toepassing is voor de kandidaat-notaris. Gezien het grote aantal beleggingen in registergoederen waarin de kandidaat-notaris geheel dan wel gedeeltelijk heeft deelgenomen, concludeert de kamer dat de kandidaat-notaris heeft gehandeld in strijd met artikel 17 lid 3 Wna. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.      

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:203 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-268

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en verzet geen schorsende werking heeft, zodat hij het vonnis mocht executeren. Dat daarbij de belangen van klager onnodig of onevenredig zijn geschaad zonder redelijk doel is niet gebleken. Voorts is niet gebleken dat verweerder zich vijandig, intimiderend en/of bedreigend heeft opgesteld. Er bestaat verder geen rechtsregel die voorschrijft dat een advocaat gehouden is de advocaat van de wederpartij te informeren over gesprekken en/of afspraken met de cliënt.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:216 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-689

    Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:229 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-273

    De raad oordeelt het verzet tegen de voorzittersbeslissing van klager over het optreden van verweerder als advocaat van zijn wederpartij, ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:191 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-668 18-669

    Klachtzaak en dekenbezwaar. Verweerder heeft in 2 achtereenvolgende procedures tussen dezelfde partijen zonder voorafgaand overleg met klager, terwijl hij na de 1e procedure bekend was met de bezwaren van klager daartegen, confraternele correspondentie ingebracht en daarmee de toen toepasselijke gedragsregel 12 Gedragsregels 1992 geschonden. Geen anticipatie op de nieuwe gedragsregels. Dat partijen bekend waren met de gewraakte correspondentie doet aan het tuchtrechtelijk verwijtbare van het handelen van verweerder niet af. Daarnaast heeft verweerder door niet of onjuist richting de deken te reageren de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak en daarmee in strijd gehandeld met gedragsregel 37 Gedragsregels 1992. Zowel in de klachtzaak als ook in dekenbezwaar berisping en tweemaal proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:275 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.439

    Klacht tegen chirurg. De klacht betreft de overleden moeder van klager en houdt in dat de arts de behandeling van de moeder van klager heeft gestaakt zonder haar instemming, en daarmee passieve euthanasie heeft gepleegd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klacht, omdat het ervan uitgaat dat klager met zijn klacht niet de veronderstelde wil van zijn moeder vertegenwoordigt. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het door klager ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:169 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-653/DB/HvD

    Advocaat heeft in haar hoedanigheid van griffier het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Verzet ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:210 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-336

    Voorzittersbeslissing. Klacht over handelen advocaat in privéhoedanigheid kennelijk ongegrond. De verweten gedraging houdt geen verband met de praktijkuitoefening. Evenmin sprake van een absoluut ongeoorloofde gedraging.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:198 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-409

    Op uitdrukkelijk verzoek deken en partijen is alleen de ontvankelijkheid  ter beoordeling voorgelegd. De voorzitter is van oordeel dat de klacht buiten de driejaarstermijn van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet is ingediend en niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klagers niet-ontvankelijk in hun klacht.