ECLI:NL:TGZRSGR:2020:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-006
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2020:121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-11-2020 |
Datum publicatie: | 03-11-2020 |
Zaaknummer(s): | 2020-006 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Het is het College niet gebleken dat beklaagde foto’s van klaagster zou hebben gemanipuleerd. Het College kan zich voorstellen dat klaagster er niet gelukkig mee is dat de vervormde foto’s in haar EPD zijn opgenomen, maar gelet op de uitleg van beklaagde hierover kan dit hem niet persoonlijk worden verweten. Klacht kennelijk ongegrond verklaard. |
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A ,
wonende te B, gemeente C,
klaagster,
tegen:
D, plastisch chirurg,
destijds werkzaam te E,
beklaagde,
gemachtigde: mr. C.J. van Weering, werkzaam te Leiden.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 9 januari 2020;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de repliek;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 8 september 2020.
1.2 Het College heeft de klacht op 22 september 2020 in raadkamer behandeld.
2.
De feiten
2.1
Op 7 november 2013 heeft beklaagde, destijds werkzaam bij F in E, bij klaagster een
liposuctie uitgevoerd. Als gevolg van een zeldzame complicatie (pijnsyndroom na zenuwcontusie)
heeft zich nadien bij klaagster extreme pijn ontwikkeld.
2.2 Op 25 augustus 2014 heeft klaagster bij dit College een tuchtklacht ingediend tegen beklaagde met kenmerk 2014-278. De verschillende klachtonderdelen luidden, kort en zakelijk weergegeven, als volgt:
i) het resultaat van de operatie is niet goed (ernstige asymmetrie);
ii) beklaagde onthoudt klaagster informatie over wat zich precies heeft afgespeeld tijdens de operatie;
iii) beklaagde heeft klaagster na de operatie onvoldoende serieus genomen en was onvoldoende bereikbaar voor haar met betrekking tot de pijnklachten en haar klachten ten aanzien van het resultaat van de operatie;
iv) dat beklaagde klaagster vooraf onvoldoende heeft voorgelicht over de risico’s van de operatie (zenuwcontusie en asymmetrie);
v) dat beklaagde het patiëntendossier niet goed heeft bijgehouden door een consult op 19 december 2013 niet te vermelden.
Bij uitspraak van 11 augustus 2015, waarvan het College ambtshalve kennis heeft genomen,
zijn het derde en het vijfde klachtonderdeel gegrond bevonden en klachtonderdeel 3
gedeeltelijk gegrond (alleen met betrekking tot de asymmetrie). Aan verweerder is
daarvoor een waarschuwing opgelegd. Geen van partijen heeft hoger beroep ingesteld,
zodat deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
2.3
Voorafgaand aan de operatie op 7 november 2013 zijn in de kliniek foto’s gemaakt van
klaagster, waarop zichtbaar is dat op haar huid de plaatsen zijn getekend waar overtollig
onderhuids vet zou worden verwijderd (deze foto’s zijn als bijlage 1 bij het huidige
verweerschrift gevoegd).
2.4
In de genoemde tuchtzaak tussen partijen heeft beklaagde ter zitting foto’s getoond
aan het college en aan klaagster, die niet eerder in die procedure waren overgelegd.
3.
De klacht
Klaagster verwijt beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij:
a) foto’s van vóór de operatie zo heeft bewerkt dat hij de indruk wekt te beschikken over foto’s van na de operatie; volgens klaagster zijn er na de operatie helemaal geen foto’s gemaakt (behalve ruim negen maanden later in het G) en was het resultaat ook niet conform de door beklaagde getoonde foto’s;
b) essentiële informatie uit het elektronisch patiëntendossier (EPD) heeft weggelaten.
4. Het standpunt van beklaagde
Beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
Ontvankelijkheid
Beklaagde heeft primair aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klacht, omdat die betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex als waarover in de zaak met kenmerk 2014-278 onherroepelijk uitspraak is gedaan.
Het college overweegt hierover dat klachtonderdeel a) betrekking heeft op het manipuleren met foto’s die beklaagde pas ter zitting van het College in de vorige zaak heeft getoond. Hierover kan dus per definitie niet al in die zaak zijn geklaagd. Klaagster kan in dit klachtonderdeel worden ontvangen.
Dat ligt anders voor klachtonderdeel b). Dit gaat over het weglaten van essentiële informatie uit het EPD. Volgens klaagster zijn er belangrijke delen uit het EPD gehaald om zo de indruk te wekken dat het hier een normale liposuctie betrof. Op welke informatie klaagster hiermee doelt, heeft zij niet duidelijk gemaakt. In het klaagschrift leek zij te willen zeggen dat de hiervoor onder 2.4 genoemde foto’s niet in het EPD waren opgenomen, maar tijdens het mondelinge vooronderzoek heeft zij verklaard dat zij wil aantonen dat de foto’s in het EPD zijn gemanipuleerd. Het klachtonderdeel heeft dus kennelijk geen betrekking op het weglaten van deze foto’s uit het EPD. In de vorige zaak luidde klachtonderdeel ii) dat beklaagde klaagster informatie onthoudt over hetgeen zich precies heeft afgespeeld tijdens de operatie. Klachtonderdeel v) hield in dat beklaagde een consult op 19 december 2013 niet in het patiëntendossier had vermeld. Het College kan niet vaststellen dat klaagster nu het oog heeft op het weglaten van andere informatie dan in die twee klachtonderdelen vermeld, terwijl over die klachtonderdelen reeds onherroepelijk door het College is beslist. Daarom zal het College klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
inhoudelijke beoordeling klachtonderdeel a)
5.1
Als bijlage 2 bij het verweerschrift heeft beklaagde zes foto’s overgelegd, waarbij
onder ‘metadata’ telkens als ‘Date Created’ 9 januari 2014 is vermeld. Bij het mondelinge vooronderzoek is duidelijk geworden
dat partijen het erover eens zijn dat beklaagde op 9 januari 2014 in aanwezigheid
van de echtgenoot van klaagster deze foto’s van haar heeft genomen. Ook is er tussen
partijen geen discussie over dat de onder 2.3 genoemde, op 7 november 2013 vóór de
operatie genomen foto’s een reëel beeld geven van het lichaam van klaagster op dat
moment.
5.2
Verder heeft klaagster bij repliek zes foto’s overgelegd, waarbij wel telkens de naam
van klaagster is vermeld, maar geen datum. De eerste drie foto’s, waarbij klaagster
een blauw operatiehemd, een polsbandje en operatiesloffen draagt, tonen in vergelijking
met de op 7 november 2013 gemaakte foto’s een overduidelijk vertekend – want veel
te breed – beeld van klaagster. De tweede set van drie foto’s, eveneens met naam van
klaagster en zonder datum, tonen ook een evident vervormd beeld. Op deze foto’s is
het lichaam van klaagster in verhouding juist veel smaller en langer dan in werkelijkheid.
5.3
Beklaagde heeft tegengesproken dat hij foto’s zou hebben bewerkt. Volgens beklaagde
maakten de verpleegkundigen van F destijds foto’s met een handheld camera, hetgeen
foto’s van zeer slechte kwaliteit opleverde. Bovendien werden deze foto’s in een inferieur
ICT-systeem ingevoerd, waarbij sprake was van vertekening van de foto’s. Daarom maakten
de artsen toen ook altijd zelf foto’s met eigen camera’s. De foto’s die nu bij het
verweerschrift zijn gevoegd en die beklaagde destijds op zitting heeft getoond, zijn
destijds om die reden door hemzelf gemaakt.
5.4
Nu klaagster heeft erkend dat er na de operatie wel foto’s van haar zijn gemaakt door
beklaagde, is de grond onder haar klacht weggevallen. Het is het College ook niet
gebleken dat beklaagde foto’s van klaagster zou hebben gemanipuleerd. Het College
kan zich voorstellen dat klaagster er niet gelukkig mee is dat de vervormde foto’s
in haar EPD zijn opgenomen, maar gelet op de uitleg van beklaagde hierover kan dit
hem niet persoonlijk worden verweten.
5.5 Om bovenstaande redenen zal het College beslissen dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
6.
De beslissing
Het College:
- Verklaart klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond;
- Verklaart klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, M.W. Koek, lid-jurist,
R.A. Christiano, I. Dawson en A.M.J.S. Vervest, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 3 november 2020.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.