Zoekresultaten 12031-12040 van de 44767 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:150 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190179

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerster heeft als doorgeefluik tussen klagers en de cassatieadvocaat gefungeerd. Voor de wijze waarop verweerster cassatieadvies heeft gevraagd valt haar in de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Daarentegen mocht Van verweerster wel worden verwacht dat zij haar cliënten enige uitleg (vertaalslag) had gegeven bij het doorgeleiden van het cassatieadvies.. Het gaat hier niet om een enorme uitbreiding van haar takenpakket, maar om een zorgvuldige behandeling van de zaak. Dat er weinig tijd was voor cassatie en dat verweerster was ingeschakeld via een rechtsbijstandsverzekeraar doet voor de vraag of zij haar taak adequaat heeft uitgevoerd niet ter zake. Het hof legt als zakelijke terechtwijzing een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2020:101 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-005

    Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Partijen verschillen nadrukkelijk van mening over de vraag of er tussen klaagster en beklaagde in de periode 2011-2017 sprake is geweest van een seksuele relatie. Het College moet vaststellen dat klaagster geen bewijs ten grondslag heeft gelegd aan deze klacht. Wegens gebrek aan enige vorm van bewijs, kan het College daarom het bestaan van een seksuele relatie op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet vaststellen. De klacht kan daarom niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet op de omstandigheid dat aan het woord van klaagster minder geloof dient te worden gehecht dan aan het woord van de beklaagde, maar op de omstandigheid dat voor een oordeel dat bepaalde gedragingen van een fysiotherapeut hem tuchtrechtelijk worden verweten, eerst moet worden vastgesteld dat de feitelijke grondslag voor dat oordeel aanwezig is, dat wil zeggen dat aannemelijk is geworden dat feitelijk sprake is van zodanige gedragingen. Dat is hier niet het geval. Dit vermoeden ontstaat evenmin uit de relatief lange duur van de behandelrelatie of de gebrekkige administratie van beklaagde, al dringt het College er bij beklaagde op aan kritischer te letten op de noodzaak een behandelrelatie in stand te houden en zijn administratie beter bij te houden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:151 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180001D

    Beslissing na de herziening van de eindbeslissing in de procedure bij het hof. Dekenbezwaar. Omvang van de zaak na herziening: In tegenstelling tot hetgeen verweerder heeft aangevoerd, wordt de zaak in beroep na herziening opnieuw behandeld en niet voortgezet. Grieven: De raad heeft het onderdeel van het dekenbezwaar dat verweerder misbruik van toevoegingsgelden heeft gemaakt gegrond verklaard en reeds op basis daarvan de maatregel van schrapping opgelegd. Het hof is van oordeel dat de feitelijke grondslag aan het bezwaar van misbruik van toevoegingsgelden is komen te ontvallen doordat de ABRvS het besluit van de Raad voor de Rechtsbijstand (RVR) tot intrekking van 18 verstrekte LAT-toevoegingen heeft vernietigd. Uit het ontbreken van stukken waaruit persoonlijke juridische bijstand door verweerder volgt en het ontbreken van een urenregistratie kan niet worden geconcludeerd dat verweerder geen werkzaamheden heeft verricht in die dossiers. De RvR heeft alle ingetrokken toevoegingsvergoedingen hersteld. Het hof verklaart het dekenbezwaar in dit verband ongegrond. Omvang beroep: Het hof komt toe aan de bespreking van de bezwaaronderdelen die de raad onbesproken heeft gelaten (devolutieve werking). In tegenstelling tot hetgeen verweerder heeft aangevoerd levert het gebrek aan een eerste feitelijke instantie op die onderdelen geen schending van fair trial-beginsel op, maar gaat het om een procesrechtelijke consequentie. Daarbij hebben partijen bij het hof de gelegenheid gekregen hun standpunten te motiveren en onderbouwen. Beoordeling bezwaar: Verweerder heeft in een van zijn LAT-zaken een misverstand laten bestaan over de betaling van griffierecht, miskend dat dit geen eenvoudige incassozaak was en er niet voor gezorgd dat de op zijn kantoor aanwezige derde opdrachtnemer wist hoe te handelen bij een hulpvraag van een cliënt maar die vraag zelfstandig (foutief) heeft behandeld.Verweerder heeft meerdere beroepsfouten gemaakt zoals de indiening van een onjuist verzoekschrift bij de rechtbank, het te laat instellen van een kansloos verzet en het laten verstrijken van een beroepstermijn in een tweetal zaken omdat in de ene zaak het beroepschrift naar een verkeerd faxnummer is gestuurd en in de andere zaak onvoldoende onderbouwd door hem is betwist dat hij het beroepschrift tijdig heeft ingediend.Verweerder heeft voorts inhoudelijke werkzaamheden laten uitvoeren door medewerkers en een jurist met wie hij een samenwerkingsverband had, terwijl de toevoegingen in die dossiers op zijn naam (en verantwoordelijkheid) zijn aangevraagd en de cliënten hierover niet zijn geïnformeerd. Daarbij hadden meerdere medewerkers de beschikking over de digitale handtekening van verweerder, waardoor niet is na te gaan of inhoudelijke stukken door hem zijn opgesteld of gezien.Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door een derde, met wie hij een samenwerkingsverband heeft, vrijelijk toegang te geven tot alle dossiers. Het verweer dat die persoon een afgeleide geheimhouding heeft faalt. Dit komt alleen toe aan die persoon voor zover hij in de uitvoering van de opdracht kennis moet nemen van stukken uit het dossier.Tot slot oordeelt het hof dat verweerder zijn dossiers onvoldoende schriftelijk heeft afgehecht en dat verweerder onduidelijkheden heeft laten bestaan ten aanzien van de overdracht van zijn dossiers na zijn uitschrijving uit het tableau. Maatregel: Verweerder de kernwaarden deskundigheid, integriteit en geheimhouding geschonden. Het hof legt de maatregel van voorwaardelijke schorsing van 26 weken op en houdt rekening met het feit dat verweerder al een tijd is uitgeschreven van het tableau , het gegeven dat hij bij eventuele inschrijving nog een onvoorwaardelijke schorsing van 3 maanden moet ‘uitzitten’ en een onvoorwaardelijke schorsing in zoverre dus weinig effect zal sorteren. Verweerder is gezien zijn tuchtrechtelijk verleden kennelijk hardleers op het punt van zorgvuldige belangenbehartiging van cliënten. Het hof heeft bij deze maatregel rekening gehouden met het langdurig verloop van deze zaak in de tuchtprocedure. Het hof heeft daarbij overwogen dat de aanvang van de proeftijd wordt opgeschort totdat verweerder weer is ingeschreven op het tableau.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:152 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200013

    Anders dan de raad is het hof van oordeel dat klager wel ontvankelijk is in alle onderdelen van zijn klacht tegen stafjurist van de raad van de orde over schending geheimhoudingsplicht. Het delen van informatie met een stafjurist van een andere raad van de orde over een tuchtrechtzaak, waarin klager (destijds advocaat) en zijn cliënt betrokken waren is geen schending van de geheimhoudingsplicht. De stafjurist mocht deze informatie delen met een geheimhouder die een vergelijkbare (afgeleide) geheimhoudingsplicht heeft in het kader van de toezichttaak van de orde. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:146 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200028

    Klacht heeft betrekking op het optreden van advocaat (verweerder) in diens hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van de moeder van klager. Verweerder heeft tijd geschreven voor zijn werkzaamheden inzake door klager tegen hem ingediende klachten. De vraag ligt voor of verweerder bij zijn wijze van declareren in zijn hoedanigheid van vereffenaar zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Een vereffenaar heeft recht op het loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld. Anders dan klager aanvoert is het hof van oordeel dat een geschil over de hoogte of de juistheid van de declaratie van een vereffenaar niet thuis hoort bij de tuchtrechter, maar bij de kantonrechter. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:153 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190206

    Klacht van een advocaat tegen een advocaat. Klagende advocaat heeft een regisserende rol gehad in het onderzoek van de FIOD naar het handelen van de belastingadviseur. Beklaagde advocaat treedt op voor het kantoor waar de belastingadviseur aan verbonden was. Nu de aansprakelijkheid van de cliënt van verweerder mede afhankelijk was van de aansprakelijkheid van de belastingadviseur en gezien de rol van klager in het FIOD-onderzoek, mocht verweerder zich tijdens de mondelinge behandeling met een scherpe toon tot klager richten. Deken had ook appel ingesteld vanwege het belang van de vrijheid van meningsuiting van de advocaat. Klacht in appel alsnog ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:147 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200057

    Bekrachtiging beslissing raad met verbetering van gronden. Geen misbruik klachtrecht.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:154 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190316

    Klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft de advocaat van klager geen afschrift van het V2-formulier gestuurd waarmee zij zich bij het hof heeft onttrokken als advocaat van de wederpartij. Het hof vernietigt de beslissing van de raad (gegrond, waarschuwing) en verklaart de klacht ongegrond. Gering verzuim: het was een vergissing, verweerster heeft haar excuus gemaakt en zich toetsbaar opgesteld.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:148 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200072

    Beklag ex artikel 5 ongegrond. Niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan hernieuwde inschrijving na eerdere schrapping binnen de termijn van 5 jaar gerechtvaardigd zou zijn.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:155 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200063D

    Klacht van de deken tegen een advocaat. De raad heeft een maatregel van schrapping opgelegd. Verweerder is in hoger beroep gegaan en heeft daarna zijn hoger beroep ingetrokken. Verweerder heeft zich in mei jl. laten schrappen van het tableau. Het hof stelt vast dat advocaten die niet meer als zodanig overeenkomstig art. 1 lid 1 Advocatenwet zijn ingeschreven, onderworpen blijven aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen en nalaten gedurende de tijd dat zij ingeschreven waren. Het hof stelt vast dat met de intrekking de beslissing van de raad onherroepelijk is geworden.