Zoekresultaten 9831-9840 van de 13841 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2014:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 241/2013
- Datum publicatie: 20-06-2014
- Datum uitspraak: 20-06-2014
- ECLI:NL:TGZRZWO:2014:82
Klacht tegen gz-psycholoog, tevens psychotherapeut. Klacht over door verweerster verschafte informatie over onder meer klager aan de Raad voor de Kinderbescherming, die een rol heeft gespeeld in een procedure over de kinderen van klager. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:243 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.084
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:243
De klacht is gericht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts dat zij de wortelkanaalbehandeling aan element 26 niet goed heeft uitgevoerd, dat zij geen cofferdam heeft gebruikt en maar één handschoen heeft gedragen en dat zij ten onrechte meerdere initiële behandelkosten in rekening heeft gebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het hoger beroep van de tandarts.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:250 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.470
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:250
De klacht is gericht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts dat hij haar onjuist heeft behandeld, waardoor zij lange tijd heeft rondgelopen met een lelijk gebit en dat hij de ziektekostenverzekeraar heeft opgelicht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de tandarts een schorsing voor een periode van een maand opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het hoger beroep van de tandarts. De tandarts heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een adequaat behandelplan heeft opgesteld en dat hij de behandeling van klaagster op bekwame wijze heeft uitgevoerd.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:244 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.137
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:244
De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klager is vanwege een TBS-veroordeling onder behandeling bij een forensische psychiatrische poli- en dagkliniek, waar verweerder (verpleegkundige) als teamleider werkzaam is. Klager woont thuis. Klager verwijt verweerder : 1) dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zonder toestemming van klager informatie aan de politie en aan een instelling voor geestelijke gezondheidszorg te geven, 2) dat klager sinds het incident van 5 maart 2012 behandeling is onthouden en 3) dat zonder klagers toestemming door verweerder zijn medische gegevens aan het Regionaal Tuchtcollege zijn verzonden. Het RTG Zwolle heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:245 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.146
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:245
Klaagster is opgenomen geweest in een GGZ-kliniek voor intensieve zorg in verband met een recidief dysfoor manisch toestandsbeeld met psychotische kenmerken in het kader van een bipolaire I stoornis. Klaagster verwijt de arts in opleiding tot psychiater dat zij ondanks herhaald verzoek en ondanks haar mededelingen dat er in het verleden fouten zijn gemaakt met de medicatie – die verband hield met andere aandoeningen – het medicijngebruik tijdens het verblijf in de GGZ-kliniek niet in eigen beheer mocht houden en voorts dat tijdens haar verblijf verschillende malen fouten met de medicatie zijn gemaakt. Klachten door het Regionaal Tuchtcollege afgewezen. Beroep verworpen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:246 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.147
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:246
Klaagster werd, na beoordeling door de crisisdienst, vrijwillig opgenomen op de gesloten afdeling voor ernstige psychiatrische pathologie van in verband met een recidiverend manisch psychotisch toestandsbeeld. De internist was somatisch medebehandelaar van klaagster, die haar verwijt dat zij verschillende malen fouten met de medicatie heeft gemaakt. Klachten door het Regionaal Tuchtcollege afgewezen. Beroep verworpen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:247 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.163
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:247
Klacht tegen gynaecoloog die klaagster eenmalig heeft behandeld gedurende haar zwangerschap. Klaagsters kindje is na een infectie van de baarmoeder levenloos ter wereld gekomen. Klaagster was een hoogrisico patiënte vanwege haar voorgeschiedenis. De klacht bestond uit drie klachtonderdelen waarvan er twee in eerste aanleg zijn ingetrokken. In het resterende klachtonderdeel stelt klaagster dat de gynaecoloog haar in februari 2011 onmiddellijk had moeten laten opnemen en haar antibiotica had moeten voorschrijven. Het RTG staakt de behandeling van de twee ingetrokken klachtonderdelen en verklaard het resterende klachtonderdeel ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.381
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:248
De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klaagster is bekend met hartfalen en gebruikt hier diuretica voor. Verweerder is als hartfalenverpleegkundige werkzaam in het ziekenhuis. Op enig moment is er telefonisch contact geweest tussen klaagster en verweerder om het effect van de voorgeschreven diuretica te evalueren. De klacht houdt in dat verweerder klaagster in het telefoongesprek onheus heeft bejegend. Het RTG Eindhoven heeft de klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:242 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.035
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:242
De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Verweerder is manager bedrijfsvoering van een afdeling van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Klager heeft zich aangemeld voor een behandelprogramma psychotrauma en heeft op enig moment in het kader van het bepalen van de keuze voor een bepaald zorgprogramma telefonisch gesproken met een medewerkster - psychologe - van de afdeling waarvan verweerder manager is. De klacht houdt in dat deze medewerkster: 1) Onzorgvuldig heeft gehandeld; 2) Bewust heeft afgesproken dat geen informatie en namen worden gegeven; 3) De macht van de intake heeft geschonden; 4) Het vertrouwen heeft geschonden; 5) Getracht heeft een indicatie te krijgen voor een ziekte die klager niet heeft. De klachten vallen volgens klager onder verantwoordelijkheid van verweerder. RTG Amsterdam: Verweerder heeft zich niet begeven op het gebied van de individuele gezondheidszorg jegens klager. Verweerder heeft enkel de klacht over de intake afgehandeld en dat handelen valt niet onder het bereik van de Wet BIG. Klager niet-ontvankelijk in de klacht. Het CTG verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2014:249 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.404
- Datum publicatie: 19-06-2014
- Datum uitspraak: 19-06-2014
- ECLI:NL:TGZCTG:2014:249
Klaagster verwijt de orthopedisch chirurg dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij uit hoofde van zijn functie als orthopedisch chirurg jegens klaagster had behoren te betrachten door: 1. in de periode na de val gips aan te leggen over een open wond; 2. na te laten bacteriologisch onderzoek te (laten) verrichten en een adequate antimicrobiële behandeling uit te voeren voorafgaande aan de re-arthrodese eind maart 2008 en aan de penarthrodese in 2009; 3. onnodig risico te nemen op verdere infectie van het bot en/of de wond en klaagster hiermee een goede kans op herstel te ontnemen; 4. zonder toestemming van klaagster en tegen het advies van de St. Maartenskliniek in, tijdens de operaties gebruik te hebben gemaakt van homoloog donorbot in plaats van autoloog bot. Hierdoor is klaagster een goede kans op genezing ontnomen; 5. tijdens de behandeling van klaagster risico’s te hebben genomen die tot de onderbeensamputatie van klaagster hebben geleid of daaraan hebben bijgedragen; 6. de onderbeensamputatie bij klaagster niet lege artis te verrichten, waardoor een revisie van de stomp noodzakelijk was; 7. onvoldoende feiten en omstandigheden ten aanzien van de klachtonderdelen 1 tot en met 3 vast te leggen in het medisch dossier. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klachtonderdelen 2 en 3gegrond en legt de arts de maatregel van waarschuwing op. Het hoger beroep richt zich tegen de ongegrondverklaring van de klachtonderdelen 4 en 6. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing, verklaart behoudens de klachtonderdelen 2 en 3 tevens klachtonderdeel 6 gegrond, en legt de arts de maatregel van waarschuwing op.