ECLI:NL:TGZCTG:2014:243 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2013.084

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2014:243
Datum uitspraak: 19-06-2014
Datum publicatie: 19-06-2014
Zaaknummer(s): c2013.084
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een tandarts. Klaagster verwijt de tandarts dat zij de wortelkanaalbehandeling aan element 26 niet goed heeft uitgevoerd, dat zij geen cofferdam heeft gebruikt en maar één handschoen heeft gedragen en dat zij ten onrechte meerdere initiële behandelkosten in rekening heeft gebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het hoger beroep van de tandarts.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2013.084 van:

A., tandarts, werkzaam te B., appellante, verweerster in eerste aanleg, gemachtigde: mr. C. Velink,

tegen

C., wonende te B., verweerster, klaagster in eerste aanleg.

1. Verloop van de procedure

C. - hierna: klaagster - heeft op 7 december 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te 's-Gravenhage tegen A.: de tandarts) een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 januari 2013, onder kenmerk 2011-252 heeft dat College de klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd.

De tandarts is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Klaagster heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 9 april 2014, waar de tandarts is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

2.1. Klaagster is sinds medio 2008 patiënte bij de tandarts. Na een periodieke controle op 12 april 2010 heeft de tandarts op 26 april 2010 bij klaagster een drievlaksvulling aangebracht in element 26. Na pijnklachten aan de 26 heeft op

17 mei 2010 een incidenteel consult plaatsgevonden. Op 7 juni 2010 heeft de tandarts een initiële wortelkanaalbehandeling aan de 26 verricht. Op 28 juni 2010 heeft de tandarts de wortelkanaalbehandeling (driekanalig elem.) afgerond. Op 23 februari 2011 heeft de tandarts een foto gemaakt van element 26. Eerdere behandel en

(-controle) foto’s van dit element (rond voormelde behandelperiode) zijn door de tandarts niet gemaakt.

2.2 Eind 2011 heeft klaagster zich tot een andere tandarts gewend.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts (i) dat zij de wortelkanaalbehandeling aan element 26 niet goed heeft uitgevoerd, met als gevolg dat deze kies verloren is; (ii) dat de tandarts geen ‘cofferdam’ heeft gebruikt en tijdens de behandelingen maar één handschoen heeft gedragen, en (iii) (bij repliek) dat ten onrechte meerdere initiële behandelkosten in rekening zijn gebracht.

4. Het standpunt van de tandarts

De arts heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig zal daarop hieronder worden ingegaan.

5. Beoordeling

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel (i).

Deze klacht is grotendeels gegrond. Uit de door klaagster overgelegde foto’s, door de opvolgend tandarts bij inschrijving in de praktijk gemaakt, blijkt duidelijk dat de wortelkanaalbehandeling aan element 26 niet goed is verricht. Met name zijn de wortelkanalen niet, dan wel ontoereikend gevuld, terwijl daarnaast ook nog ontstekingen zijn te zien. Kennelijk is de tandarts met deze behandeling niet in staat geweest de (ondermeer pijn veroorzakende) ontstekingen onder controle te krijgen.

Niet geheel duidelijk is of de tandarts in verband met aanhoudende pijnen aan dit element pijnstilling en/of antibiotica heeft voorgeschreven, aangezien inmiddels is gebleken dat de tandarts op dit punt het tandheelkundig dossier niet volledig bijhield. Hoe dan ook, deze middelen betreffen alleen symptoombestrijding en lossen de oorzaak van aanhoudende klachten niet op. Gevergd had mogen worden dat de tandarts kort na de wortelkanaalbehandeling controlefoto’s had gemaakt, zeker toen er sprake bleef van pijnklachten. Van controlefoto‘s is echter geen sprake geweest. Voor zover de tandarts bedoeld heeft te stellen dat de pijnklachten aan element 26 waren verdwenen, heeft de tandarts dit, mede gelet op de ontoereikende dossiervoering en de stellingen van klaagster, onvoldoende onderbouwd. Hierbij wijst het College er bovendien nog op dat de tandarts niet heeft uitgelegd wat de reden was van het maken van een foto op 23 februari 2011. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, vormt deze foto een aanwijzing dat er kennelijk (nog) klachten waren aan de 26. Overigens heeft deze foto de tandarts kennelijk niet tot nadere actie gebracht, nu het tandheelkundig dossier daarover niets vermeldt.

De behandeling van element 26 is dus ontoereikend geweest. Van definitief verlies is geen sprake, nu de opvolgend tandarts dit element van een nieuwe wortelkanaalbehandeling heeft voorzien.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel (ii).

De arts heeft weersproken dat zij onhygiënisch heeft gehandeld. Zij draagt naar haar zeggen altijd handschoenen en volgt de Richtlijn infectiepreventie in de tandheelkundige praktijk. Nu partijen zich op dit onderdeel tegenspreken, kan het College niet vaststellen wat precies de gang van zaken is geweest. Dit onderdeel van de klacht zal worden afgewezen.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel (iii).

Dit betreft de wijze van declareren door de tandarts. Ondanks het feit dat dit klachtonderdeel pas bij repliek naar voren is gebracht, zal het College dit bespreken. De tandarts heeft zich immers ruimschoots (bij dupliek en tijdens de mondelinge behandeling) tegen dit punt kunnen verweren. Daarenboven acht het College ook ambtshalve beoordeling hiervan gewenst.

De tandarts wordt verweten dat zij teveel heeft gedeclareerd, te weten zowel de spoedbehandeling (de initiële wortelkanaalbehandeling) als de uiteindelijke wortelkanaalbehandeling.

De tandarts heeft zelf zowel de initiële wortelkanaalbehandeling op 7 juni 2010 als de voltooiing ervan op 28 juni 2010 verricht. Ditzelfde geldt voor een latere wortelkanaalbehandeling aan element 15. In een dergelijk geval is niet toegestaan dat de tandarts beide behandelingen declareert. Aparte vergoeding van initiële wortelkanaalbehandeling is bedoeld voor de noodgevallen, namelijk wanneer een ándere tandarts spoedshalve noodmaatregelen moet treffen. Die spoed-tandarts mag dan hiervoor declareren (niet ingeval één tandarts beide behandelingen verricht), waarna de eigen tandarts de wortelkanaalbehandeling kan declareren. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.4 De slotsom van het voorgaande is dat de tandarts, zowel bij de wortelkanaalbehandeling, de (ambtshalve beoordeelde en besproken) dossiervoering als de wijze van declareren tekort is geschoten. Na te melden maatregel acht het College passend en geboden.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de beslissing in eerste aanleg.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 De tandarts betoogt dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte heeft geoordeeld dat zij de wortelkanaalbehandeling niet adequaat heeft verricht. Voorts richt het hoger beroep zich tegen de hoogte van de opgelegde maatregel. De tandarts heeft er daarbij op gewezen dat zij naar aanleiding van de klacht haar praktijk heeft laten doorlichten en de wijze van dossiervoering heeft verbeterd.

4.2 Bij de uitvoering van een wortelkanaalbehandeling geldt in de beroepsgroep als aanvaarde standaard dat een foto vóór (ter vastlegging van de begin­situatie), een elektronische lengtebepaling en/of een lengtefoto (om de correcte lengte van de wortelkanalen te bepalen) en een foto na voltooiing van de behandeling wordt gemaakt (ter beoordeling van het eindresultaat). Niet in geschil is dat deze standaard ook ten tijde van de uitgevoerde wortelkanaalbehandeling bij klaagster gold. Ter zitting in hoger beroep heeft de tandarts verklaard dat zij om -ook voor haarzelf- onverklaarbare redenen bij de behandeling van klaagster geen van de zojuist genoemde foto's heeft gemaakt. Reeds hierom kan het beroep van de tandarts tegen de overweging van het Regionaal Tuchtcollege dat de behandeling van element 26 niet toereikend was, niet slagen.

Het beroep op dit onderdeel wordt dan ook verworpen.

4.3 Ten overvloede overweegt het Centraal Tuchtcollege dat uit de declaraties die de tandarts klaagster met betrekking tot de behandelingen op 7 juni 2010 en 28 juni 2010 heeft gestuurd niet blijkt dat de tandarts tijdens de behandeling gebruik heeft gemaakt van een cofferdam.

4.4 Ten aanzien van de opgelegde maatregel overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de tandarts op drie punten tekort is geschoten: de wijze waarop de wortelkanaalbehandeling is uitgevoerd, de dossiervoering en de wijze van declareren. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de tandarts hier een zodanig tuchtrechtelijk verwijt treft dat niet kan worden volstaan met een zakelijke terechtwijzing. De maatregel van berisping is in een geval als dit passend en geboden. Dat de tandarts naar aanleiding van de klacht de wijze van praktijkvoering heeft verbeterd beschouwt het Centraal Tuchtcollege als een adequate reactie maar vormt onvoldoende aanleiding om een lichtere maatregel op te leggen. Deze doet aan de ernst van het tuchtrechtelijk verwijt immers niet af.

4.5 Het voorgaande voert tot de volgende beslissing.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter,

mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.A. van der Ham, leden-juristen en drs. M. Fokke en drs. H.J. van Iterson, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2014.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.