Zoekresultaten 9831-9840 van de 45138 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:129 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210238

    Artikel 13 beklag. Klager heeft de deken verzocht om aanwijzing van een cassatieadvocaat. Het hof is van oordeel dat de deken dit verzoek terecht heeft afgewezen vanwege de geringe kans van slagen van een cassatieberoep. Het beklag van klager wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2021:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2081-20120d

    Verpleegkundige. Klacht: 1) onzorgvuldig gehandeld door te zeggen dat klaagster teveel aandacht besteedde aan hun zoon (patiënt) en hem overal bij hielp, 2) situatie van patiënt gebagatelliseerd. Ter zitting uitgebreid: 3) ondanks afspraak doorgegaan met verstrekken medicatie en 4) tijdens opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut gelaten. College: 1) ongegrond: beleid is zelfredzaamheid stimuleren. Zelfredzaamheid patiënt gestimuleerd waar mogelijk en geholpen wanneer nodig. 2) beleid was observeren. Tot ernstige verslechtering ’s avonds geen redenen voor verpleegkundige eerder arts te raadplegen. 3) en 4) pas ter zitting genoemd. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:130 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210155

    Voorzittersbeslissing. Verzoek beperkte kennisneming. Verweerster heeft verzocht om de bijlagen bij haar beroepschrift niet te verstrekken aan de wederpartij om schending van haar geheimhoudingsplicht te voorkomen. De plaatsvervangend voorzitter van het hof (geen deel van de behandelend kamer) knoopt aan bij de regeling in art. 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht en maakt een belangenafweging voor de beslissing of het hof de stukken bij de beoordeling kan betrekken zonder deze te verstrekken aan de wederpartij. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat de geheimhoudingsplicht onevenredig in het gedrang zou komen en bepaalt dat beperking van de kennisneming van stukken door klager gerechtvaardigd is.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:152 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-529/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:143 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-226/DB /OB

    Indien een advocaat de rechter onjuist informeert met het doel om de rechter daarmee te misleiden zal in het algemeen sprake zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hiervan is in deze niet gebleken. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:153 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-834

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. De raad overweegt dat verweerder in deze zaak met een groot financieel belang zijn cliënten niet goed heeft geadviseerd en hen niet, dan wel onvoldoende, heeft gewezen op de financiële risico’s. De behandeling van deze zaak door verweerder is daardoor onder de maat gebleven van hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht en daarmee heeft verweerder de kernwaarde deskundigheid geschonden. De raad rekent dat verweerder zwaar aan. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel houdt de raad in het nadeel van verweerder rekening met het omvangrijke tuchtrechtelijk verleden van verweerder. In zeven klachtzaken is onherroepelijk een schorsing opgelegd. Dit tuchtrechtelijk verleden laat zien dat sprake is van een structureel en onverbeterlijk gedragspatroon van onbetamelijk handelen. Gelet op de ernst van het handelen en het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de raad de oplegging van een onvoorwaardelijke schorsing van 12 weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:144 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-520/DB/OB

    Advocaat van de wederpartij. Advocaat betwist dat er sprake is van een vriendschappelijk relatie tussen verweerster en haar cliënte. Maar ook indien er sprake zou zijn van een vriendschappelijke relatie tussen verweerster en haar cliënte staat dat verweerster niet in de weg om voor haar cliënte op te treden. Niet gebleken dat advocaat de belangen van klager nodeloos heeft geschaad. Klacht kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-059

    Klacht tegen een eigen advocaat die werkzaamheden voor meerdere vennootschappen die zich als moeder en dochter tot elkaar verhouden heeft verricht over (onder meer) een advies over het registreren van een pandakte. De advocaat beroept zich op de niet ontvankelijkheid in zoverre de klacht betrekking heeft op werkzaamheden die voor de inmiddels failliete dochter zijn verricht. De raad overweegt dat de diverse vennootschappen deel uitmaken van een groep van vennootschappen behorende tot het zelfde concernverband en dat de gevolgen van de werkzaamheden die voor een dochter van klaagster zijn verricht en daarmee ook de gevolgen van een eventueel tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder van invloed zijn op de situatie van klaagster zodat als klaagster al niet rechtstreeks in haar eigen belang is getroffen zij een ieder geval een relevant afgeleid belang heeft. Derhalve ontvankelijkheid. Voor wat betreft het niet registreren van de pandakte met alle gevolgen van dien zijn partijen het niet eens of het advies om dit te doen al dan niet is gegeven. Dat de advocaat deze informatie niet schriftelijk heeft vastgelegd komt gelet op jurisprudentie van het hof voor risico van de advocaat, zodat ervan uit moet worden gegaan dat het advies niet is gegeven en niet is komen vast te staan dat verweerder aan zijn informatie- en communicatieplicht heeft voldaan. Daarbij wordt verwezen naar gedragsregel 16. De klacht is gegrond. Waarschuwing omdat de advocaat reeds vele jaren advocaat is maar in al die tijd nog niet eerder een klacht tegen zich gegrond verklaard heeft gezien.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2021:145 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-599/DB/LI

    Voor zover de klacht betrekking heeft op de in 2002 begrote declaraties op grond van artikel 46 g lid 1 sub a advocatenwet niet-ontvankelijk. Klacht over niet doorhalen tweede hypotheek door advocaat kennelijk ongegrond. Betreft een civielrechtelijke kwestie; de vordering van klaagster tot doorhaling van de tweede hypotheek is door de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding afgewezen. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2021:155 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-101

    Vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 48e van de Advocatenwet. De rechtszekerheid brengt met zich dat er geen onduidelijkheid mag bestaan over de vraag of voorwaardelijke sancties en zeker ingrijpende sancties als een schorsing, na het verstrijken van de driemaandentermijn uit artikel 48e Advocatenwet (oud) nog ten uitvoer gelegd mogen worden. De raad wijst om die reden de vordering van de deken af.