Zoekresultaten 12101-12110 van de 12929 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG0834 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 T 117a

    Klaagster verwijt de gynaecoloog dat de coördinatie door één gynaecoloog heeft ontbroken, dat er te veel verschillende zorgverleners betrokken waren en patiënte de OK is ingestuurd zonder sluitende controle op de werking van de verdoving, terwijl de gebruikelijke nacontrole door de arts niet heeft plaatsgevonden. Het College wijst de klacht in zijn geheel af.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2011:YG0835 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 T 114b

    Klaagster verwijt de huisarts dat een belangrijk medisch onderzoek pas in de laatste week vóór de bevalling werd opgedragen en met de weinig urgentie door de arts is behandeld, waardoor de uitslag pas twee dagen na de bevalling bekend werd en voorts dat de praktijk van de arts op twee genoemde dagen onvoldoende bereikbaar was en vertraging is opgetreden in de afspraak van patiënte met de arts. Het College heeft de klacht in beide onderdelen als ongegrond afgewezen .

  • ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0830 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1022a

    Klager verwijt verweerder onverantwoord handelen en dat pas in januari 2009 is onderkend dat op 17 november 2008 sprake is geweest van een herseninfarct. Het college stelt voorop dat verweerder gebonden is aan de binnen de PI geldende voorschriften en klager bekend was met een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis en langdurig polydrugsgebruik. Verweerder had beter zelf lichamelijk onderzoek kunnen verrichten. Door de conclusies van verschillende specialisten is verweerder geruime tijd op het verkeerde been blijven staan. Dit kan hem, gelet op de door hem verleende zorg en het feit dat een herseninfarct bij een 21-jarige jongeman niet aanstonds voor de hand ligt, tuchtrechtelijk niet verweten worden. Ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0827 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/379

      De klacht betrof de behandeling van klagers moeder: verder patiënte te noemen. Klager verweet de neuroloog in het bijzonder dat hij patiënte tijdens haar bezoek aan de afdeling SEH naar huis heeft gestuurd zonder haar te hebben gezien en te hebben onderzocht. Bij patiënte is later bij beeldvormend onderzoek een infarct vastgesteld. De neuroloog heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college heeft de klacht afgewezen en oordeelde het door verweerder ten aanzien van patiënte gevoerde beleid aanvaardbaar. Er waren onvoldoende aanwijzingen dat patiënte al symptomen had die wezen in de richting van een beroerte.     

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0828 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/326

      Klaagster verwijt de gynaecoloog onder andere dat hij gedurende lange tijd een seksuele relatie met haar heeft gehad terwijl zij bij hem in behandeling was. De gynaecoloog heeft dit klachtonderdeel erkend.  Het college heeft de doorhaling van de inschrijving van gynaecoloog in het BIG-register bevolen en bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving per direct geschorst.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0829 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/226

      09/226: Klaagster verwijt de gynaecoloog –zakelijk weergegeven- dat hij tijdens de bevalling is tekortgeschoten in de zorg die klaagster van hem mocht verwachten. Klaagsters dochtertje is na de geboorte overleden. De gynaecoloog heeft de klacht gemotiveerd betwist. Tijdens de procedure heeft klaagster de tegen de gynaecoloog gerichte klacht ingetrokken. Het college heeft om redenen aan het algemeen belang ontleend beslist de klacht verder ter zitting te behandelen. De klacht is afgewezen. De gynaecoloog heeft de bevalling geleid binnen de geldende beroepsnormen. De oorzaak van het overlijden van het dochtertje van klaagster is een zeldzame en ernstige complicatie die bij iedere bevalling die met weeën gepaard gaat kan optreden, aldus het college.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0825 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 077/2010

    De essentie:Klacht tegen huisarts betreffende onvoldoende/onjuiste zorg en onheuse bejegening. Klaagster weigert toestemming afgifte medisch dossier. Verweten gedragingenen niet vastgesteld. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2011:YG0826 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 074/2010

    Klacht tegen MDL-arts. Verschil van mening tussen moeder en weduwe van een overleden patiënt over de vraag of diens veronderstelde wil erop gericht was een tuchtklacht in te dienen. Het college kiest voor de weduwe omdat deze in het algemeen geacht wordt een patiënt meer na te staan dan een andere naaste verwant. Klaagster niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0818 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.296

     Klager is vanuit Frankrijk met spoed overgebracht naar een ziekenhuis in Nederland op verdenking van endocarditis met decompensatio cordis. Tijdens zijn ziekenhuisopname is klager vier maal geopereerd. Na het ontslag uit het ziekenhuis zijn ernstige lichamelijke klachten ontstaan. Klager is thans rolstoelgebonden, gebruikt zuurstof en zijn darmen zijn ernstig uitgestulpt. Volgens klager zijn de klachten het gevolg van de operaties die de arts heeft uitgevoerd. Klager maakt de arts de volgende verwijten: tijdens de operatie zijn wond- en borstbeeninfecties ontstaan, bij de tweede of derde operatie is een stuk van het borstbeen afgebroken en versplinterd, bij de vierde operatie is het buikvlies geopend hetgeen ertoe heeft geleid dat klagers darmen naar buiten kwamen, ten onrechte is het staaldraad dat het borstbeen bij elkaar hield verwijderd, de arts heeft geen toestemming gevraagd voor de vierde operatie en klager vooraf niet gewezen op de gevolgen van de operatie en door de langdurige beademing is longemfyseem ontstaan waarvoor klager niet naar een longarts is verwezen. Het RTG heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerkt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0812 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.147

    Klagers zijn de echtgenote en broer van een patiënt die is geopereerd aan een tumor aan de vena cava superior en de rechter longkwab. Door het afglijden van een partiële klem is patiënt uiteindelijk door hersenschade overleden. Klagers verwijten de cardio-thoracaal chirurg dat hij 1. voorafgaand aan het afklemmen geen heparine heeft toegediend, 2.onvoldoende vocht heeft aangeboden via infusen in het been, 3. heeft afgezien van het direct vervangen van de vena cava superior bij de eerste operatie, 4. bij de volledige afklemming geen drukregistratie in de halsslagaders heeft plaatsgevonden en 5. dat de arts onvoldoende ervaring met deze operatie had en patiënt niet zelf voorafgaand aan de operatie heeft gesproken. Het RTG te Amsterdam acht alleen het verwijt 5 gegrond, legt de maatregel van waarschuwing op en gelast de publicatie. Het Centraal Tuchtcollege houdt in de tussenbeslissing de zaak aan, benoemt twee deskundigen en legt aan hen een aantal vragen voor.