ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1743 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.141
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1743 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-01-2012 |
Datum publicatie: | 01-02-2012 |
Zaaknummer(s): | c2010.141 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager is TBS-gedetineerd. De aangeklaagde gz-psycholoog is als hoofd behandeling verbonden aan de TBS-kliniek waar klager heeft verbleven. Klager weigert mee te werken aan de onderzoeken. De gz-psycholoog heeft het verplegings- en behandelingsplan met betrekking tot klager voor akkoord getekend. In dit rapport is vermeld dat het niet is gelukt om tot een basis voor behandeling te komen en dat klager aangeboden is voor herselectie. De klacht houdt in dat de gz-psycholoog een verplegings- en behandelingsplan heeft opgesteld dat niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat de gz-psycholoog voorts onvoldoende onderzoek heeft gedaan. Het RTG heeft de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.141 van:
A., voorheen verblijvende te B., wonende te C.,
appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde:
mr. A. Rittersma, advocaat te Lochem,
tegen
D., gezondheidszorg-psycholoog, werkzaam te E.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 18 juni 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen gezondheidszorg-psycholoog D. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 december 2009, onder nummer 09/197GZP heeft dat College de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Klager heeft een door psycholoog
F. opgesteld deskundigenrapport van 16 november 2011 overgelegd.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken A. / G., psychiater (C2010.143), A. / H., gz-psycholoog (C2010.144), A. / I., gz-psycholoog (C2010.149), A. / J., psychiater (C2010.152) en A. / I., gz-psycholoog (C2011.090) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 december 2011, waar zijn verschenen klager bijgestaan door mr. A. Rittersma voornoemd alsmede van de zijde van de gz-psycholoog, mr. E.J.C. de Jong voornoemd. De gz-psycholoog is wegens ziekte niet verschenen.
De zaak is over en weer bepleit. Mr. A. Rittersma heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.
“2. De feiten.
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.
Klager is op 2 november 2004 door het Gerechtshof te K. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met oplegging van de maatregel terbeschikking-stelling met bevel tot dwangverpleging (verder te noemen TBS). De TBS is op 3 mei 2006 aangevangen. Op 2 april 2007 is klager opgenomen in de L., thans gevestigd te E..
Op 12 februari 2008 heeft de L. een verlengingsadvies uitgebracht over klager, waarin wordt opgemerkt dat vanwege het uitblijven van significante behandelresultaten het recidiverisico onaanvaardbaar hoog was op korte en middellange termijn. Door de kliniek is daarom geadviseerd de TBS met twee jaar te verlengen. De rechtbank K. heeft vervolgens op 22 april 2008 besloten dat klager ter observatie opgenomen diende te worden in het W. te N. ten behoeve van een multidisciplinaire rapportage gericht op diagnostiek en een inschatting van het delictgevaar.
Klager is in de zomer van 2008 tijdelijk opgenomen geweest in het W.. Op
14 november 2008 is door het W. een multidisciplinaire rapportage omtrent klager afgerond. Daarbij is aangegeven dat klager heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek, zodat geen alomvattend diagnostisch eindoordeel mogelijk is en dat evenmin een gedragskundige uitspraak gedaan kan worden over het risico op herhaling. Bij beslissing van 16 december 2008 heeft de rechtbank K. de TBS van klager verlengd met twee jaren.
Op 9 januari 2009 heeft de L. bij briefrapport klager ter herselectie aangeboden, omdat het niet mogelijk was gebleken te komen tot een basis voor de behandeling. In maart 2009 is klager in het kader van de herselectie overgeplaatst naar de O. te B..
Verweerster is als hoofd behandeling verbonden aan de L. te E.. Zij heeft op 16 januari 2009 het verplegings- en behandelingsplan met betrekking tot klager voor akkoord getekend. In dit plan is onder hoofdstuk III a. vermeld dat het niet is gelukt om tot een basis voor behandeling te komen en dat klager aangeboden is voor herselectie.”
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. Het standpunt van klager en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerster een verplegings- en behandelingspan heeft opgesteld dat niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat zij voorts onvoldoende onderzoek heeft gedaan.
4. Het standpunt van verweerster.
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.
Verweerster heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij uit de klacht niet kan afleiden wat haar door klager wordt verweten. Het plan is zorgvuldig opgesteld. Voor zover de klacht zou behelzen dat bij klager onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden, wijst verweerster erop dat klager structureel zijn medewerking daaraan weigerde.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De overwegingen van het college.
Klager is kennelijk van mening dat het door verweerster opgestelde verplegings- en behandelingsplan van 16 januari 2009 op onzorgvuldige en onprofessionele wijze tot stand is gekomen. Het college kan dit standpunt van klager niet onderschrijven. Dit plan ligt in het verlengde van het rapport van 9 januari 2009, waarbij klager ter herselectie is aangeboden. De problematiek van klager en de voorgenomen behandeling zijn beide op heldere wijze omschreven in het plan. Door klager is in de repliek ook niet concreet aangegeven op welke onderdeel het plan niet juist of onzorgvuldig zou zijn.
Voor het geval klager beoogd heeft aan te geven dat het verplegings- en behande-lingsplan gebaseerd is op onvoldoende onderzoek, wijst het college erop dat klager geweigerd heeft mee te werken aan verder onderzoek naar zijn problematiek. Daardoor is het voor verweerster onmogelijk geweest om te komen tot een voldoende gewaarborgde vorm van diagnostiek. Ten aanzien van de kritiek van klager op het milieuonderzoek merkt het college ten slotte nog op dat verweerster in het plan niet expliciet heeft verwezen naar de resultaten van het onderzoek zoals dat is verricht door de forensisch milieuonderzoeker. Voor zover verweerster - impliciet - wel mocht hebben verwezen naar het milieuonderzoek en de in dit onderzoek vermelde gegevens niet juist of volledig zijn kan verweerster daarvan in ieder geval tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2.1 zijn weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure.
4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert - kort samengevat - tot vernietiging van de bestreden beslissing met de verklaring dat de gz-psycholoog verwijtbaar te kort is geschoten in de behandeling en de beoordeling van klager en tot de oplegging van een maatregel met publicatie.
4.2 De gz-psycholoog heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert tot verwerping van het beroep.
Beoordeling
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Dit echter in dier voege dat de zinsnede in de tweede alinea van rechtsoverweging 5 tweede volzin: “ Daardoor is het voor verweerster onmogelijk geweest om te komen tot een voldoende gewaarborgde vorm van diagnostiek.” moet worden vervangen door de zin : “De gz-psycholoog heeft met de haar ter beschikking staande informatie in redelijkheid kunnen komen tot het opstellen van het verplegings- en behandelplan.”
Voorts is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de klacht van klager in zijn algemeenheid correct door het Regionaal Tuchtcollege is weergegeven.
4.4. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van klager te worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. H.C. Cusell en
mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. G.L.G. Couturier en drs. R.M.H. Schmitz, leden- beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
17 januari 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.