ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1740 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-047d

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1740
Datum uitspraak: 31-01-2012
Datum publicatie: 31-01-2012
Zaaknummer(s): 2010-047d
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de verpleegkundige dat ze op onvriendelijke wijze heeft kenbaar gemaakt dat patiënte niet opnieuw verschoond zou worden en geen pijnstillende middelen heeft toegediend. Voorts verwijt klager de verpleegkundige dat er geen evaluatie van de opname op de IC heeft plaatsgevonden, hoewel deze was toegezegd. Klacht ongegrond.

Datum uitspraak: 31 januari 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

werkzaam te D,

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift en het aanvullend klaagschrift zijn ontvangen op 16 maart, respectievelijk 20 april 2010. Namens de verpleegkundige heeft mr. E, advocaat te D, op de klacht

gereageerd en het verpleegkundig en medisch dossier overgelegd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. Een per fax verstuurde aanvulling op het medisch dossier werd op 5 december 2011 door het College ontvangen. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 6 december 2011. In verband met de onderlinge samenhang zijn gelijktijdig de andere door klager ingediende klachten tegen drie artsen uit het G tijdens deze zitting behandeld. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De verpleegkundige werd bijgestaan door mr. E voornoemd die een pleitnotitie heeft overgelegd.

2. De feiten

2.1 Klager is de zoon van wijlen mevrouw F, verder te noemen patiënte, die na een langdurige opname op 12 augustus 2008 in het G is overleden.

2.2. De verpleegkundige is als senior Intensive Care (verder te noemen IC)-verpleeg-kundige werkzaam op de afdeling 10 Zuid IC van het G.

2.3 Bij patiënte werd op 11 maart 2008 door een MDL arts uit het G endoscopisch een poliep uit het duodenum verwijderd.

2.4 Nadien ontwikkelde patiënte een “acute buik” en werd een perforatie in het duodenum gediagnosticeerd, die in de nacht van 11 op 12 maart 2008 operatief ingrijpen door een chirurg noodzakelijk maakte.

2.5 Het maandenlange postoperatieve beloop (van 12 maart-13 mei 2008) op de Intensive Care werd gecompliceerd door intra-abdominale abcessen, een pseudomonaspneumonie, een pneumothorax en cardiale ischaemie bij tachycardie.

2.6 Na een uiteindelijk stabiel beeld verslechterde de lichamelijke situatie van patiënte ernstig vanaf eind juli 2008. Er traden leverenzym- en leverfunctiestoornissen, respiratoire problemen en een longembolie op. Patiënte overleed op 12 augustus 2008 onder het beeld van respiratoir falen.

3. De klacht

Klager verwijt de verpleegkundige dat ze tijdens haar dienst op 11 mei 2008 op onvriendelijke wijze zou hebben aangegeven dat patiënte niet opnieuw verschoond zou kunnen worden. Door deze nalatigheid en het niet toedienen van pijnstillende middelen is het ziekteproces voor patiënte ondraaglijk en pijnlijk geworden. Daarnaast verwijt klager de verpleegkundige dat er geen evaluatie van de opname op de IC heeft plaatsgevonden, hoewel deze was toegezegd.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen betwist. Op hetgeen zij als verweer heeft aangevoerd, zal – voor zover voor de beoordeling van belang – hierna worden ingegaan.

5. De beoordeling

Vast staat dat de verpleegkundige op 11 mei 2008 dienst had op de IC waar patiënte sinds 12 maart 2008 werd verpleegd. De verpleegkundige heeft de klachten van klager verwoord in het eerste klachtonderdeel gemotiveerd weersproken. Aangezien zij geen herinneringen meer heeft aan de dienst die ruim drie jaar geleden heeft plaatsgevonden, heeft zij dit gedaan aan de hand van de door haar gemaakte aantekeningen uit het elektronisch verpleegkundig dossier (bijlage bij het verweerschrift) die op geen enkele wijze bijzondere situaties verwoorden, die de klacht van klager ook maar enigszins objectiveren. Het College is gelet op het voorgaande en hetgeen door de verpleegkundige ter terechtzitting naar voren is gebracht van oordeel dat er sprake is geweest van voldoende zorg, althans dat er geen aanknopingspunten zijn om de verpleegkundige terzake een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De conclusie van klager dat door nalatigheid van de verpleegkundige het ziekteproces voor patiënte ondraaglijk en pijnlijk is geworden houdt dan ook geen stand. De stelling van klager dat geen pijnstillende middelen zijn toegediend kan het College gezien hetgeen door de verpleegkundige naar voren is gebracht evenmin delen. Van enig tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen door de verpleegkundige met betrekking tot het eerste klachtonderdeel is het College dan ook niet gebleken.

Wat betreft het tweede klachtonderdeel, een toegezegde evaluatie bij overplaatsing van de IC naar de afdeling die niet zou zijn gehonoreerd door de verpleegkundige, heeft de verpleegkundige naar voren gebracht dat zij niet persoonlijk bij de overdracht van patiënte betrokken is geweest. Zij heeft aan klager en ter terechtzitting kenbaar gemaakt wat te doen gebruikelijk was: namelijk dat een gesprek wordt aangeboden, maar het initiatief hiertoe aan patiënte zelf dan wel aan haar familieleden wordt overgelaten.

Wat hiervan zij, partijen spreken elkaar tegen over de informatie die is verstrekt. Het College ziet geen aanleiding om aan de versie van een van de partijen meer waarde toe te kennen dan aan die van de ander en kan derhalve niet vaststellen dat de verpleegkundige in dit verband tekort is geschoten. Dit betekent dat dit klachtonderdeel wordt verworpen.

Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de klacht in zijn geheel wordt afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan- de Sonnaville, voorzitter, I.M. Bonte en R.P. Veltman, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.