ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1742 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-164

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1742
Datum uitspraak: 31-01-2012
Datum publicatie: 31-01-2012
Zaaknummer(s): 2010-164
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij haar medisch dossier heeft ingezien, dat hij zich wederrechtelijk medicatie uit het ziekenhuis heeft toegeëigend en dat hij klaagster drogeerde dan wel er voor heeft gezorgd dat klaagster verslaafd raakte aan de medicatie. Berisping

Datum uitspraak: 31 januari 2012

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, verpleegkundige,

wonende te D

de persoon over wie geklaagd wordt,

hierna te noemen de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is ontvangen op 31 augustus 2010. De verpleegkundige heeft op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 6 december 2011. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1 Klaagster is in september 2008 gedurende een periode van circa drie weken wegens hernia- klachten opgenomen geweest in het E Ziekenhuis te D. Na die opname is zij overgebracht naar een ander ziekenhuis alwaar zij een hernia-operatie heeft ondergaan. Tijdens de opname in het E Ziekenhuis te D is klaagster onder andere verpleegd door de verpleegkundige. Kort na het ontslag uit dit ziekenhuis en na de elders ondergane hernia-operatie, heeft de verpleegkundige contact gezocht met klaagster via Hyves. Na een aantal weken hebben zij elkaar voor het eerst ontmoet waarna gaandeweg een relatie ontstond tussen klaagster en de verpleegkundige. Dit heeft geleid tot de echtscheiding van klaagster met haar toenmalige echtgenoot. De relatie tussen klaagster en de verpleegkundige duurde voort totdat de verpleegkundige de relatie verbrak in april 2010.

2.2 Na het ontslag uit het ziekenhuis heeft klaagster gedurende een periode van ongeveer twee maanden medicatie gebruikt ter pijnbestrijding die zij voorgeschreven had gekregen van haar behandelend arts. Na die twee maanden verkreeg zij via het ziekenhuis geen medicatie meer voorgeschreven. Verpleegkundige nam echter met enige regelmaat en gedurende een langere periode medicatie -waaronder in ieder geval Paracetamol, diclofenac en valiumtabletten - mee uit het E Ziekenhuis voor het verhelpen van zijn eigen rugklachten, maar uitdrukkelijk ook voor klaagster teneinde haar pijn te verlichten na haar hernia-operatie. De medicatie was zowel in de woning van de verpleegkundige als in de woning van klaagster voorhanden. De verpleegkundige was er van op de hoogte dat klaagster deze medicatie regelmatig gebruikte. Hij gaf haar tevens bij tijd en wijle advies over de in te nemen dosering en de beste te vormen combinatie van de medicijnen.

2.3 In maart 2009 zijn klaagster en de verpleegkundige tezamen naar de huisarts gegaan aangezien klaagster overspannen was, en last had van “wegrakingen”. Dit heeft geleid tot een kortdurende ziekenhuisopname van klaagster op de afdeling neurologie.

Vanaf het moment dat de verpleegkundige in april 2010 de relatie met klaagster had verbroken, kon klaagster geen gebruik meer maken van de medicatie die de verpleegkundige gewoon was mee te nemen uit het E Ziekenhuis.

2.4 Op 27 augustus 2010 heeft klaagster een schriftelijke klacht tegen de verpleegkundige ingediend bij het E Ziekenhuis te D (welke klacht gelijkluidend is aan de bij het Regionaal Tuchtcollege ingediende klacht). Deze klacht was aanleiding voor een gesprek tussen de directie en de verpleegkundige, waarin de verpleegkundige heeft erkend medicatie te hebben meegenomen uit het E Ziekenhuis. Dit heeft er toe geleid dat de verpleegkundige per 1 september 2010 op staande voet is ontslagen.

3. De klacht

Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij haar medisch dossier heeft ingezien, dat hij zich wederrechtelijk medicatie uit het E Ziekenhuis heeft toegeëigend, en dat hij klaagster drogeerde dan wel er voor heeft gezorgd dat klaagster verslaafd raakte aan de medicatie.

4. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige heeft met betrekking tot voormelde verwijten - zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd.

Ter zitting gaf de verpleegkundige aan dat hij wel het medisch dossier van klaagster heeft ingezien in de periode dat zij opgenomen was in het E Ziekenhuis, echter alleen voor zover van belang in verband met haar ziekenhuisopname. Pas ná haar ontslag uit het ziekenhuis (en niet eerder), heeft hij voor privédoeleinden contact met haar gezocht via Hyves. Ter verkrijging van haar persoonsgegevens heeft hij toen geen gebruik gemaakt van haar medisch dossier; via internet kon hij deze eenvoudig achterhalen.

De verpleegkundige erkent dat hij medicatie heeft meegenomen uit het E Ziekenhuis voor privé gebruik gedurende een langere periode en dat dit heeft geleid tot zijn ontslag op staande voet. Dit is zijns inziens - mede gelet op door hem gemaakte excuses- een te zware sanctie geweest. Hij ontkent dat hij klaagster verslaafd heeft gemaakt aan de medicijnen dan wel heeft gedrogeerd.

5. De beoordeling

5.1 Bij de beoordeling van de klacht is het College uitgegaan van de als vaststaan aangenomen feiten zoals vermeld onder “2. De feiten”, die berusten op de stukken en op hetgeen ter zitting is besproken.

5.2 Het College hecht eraan allereerst ambtshalve het navolgende op te merken. Door het zoeken van contact en vervolgens het aangaan van een relatie met een voormalige patiënte zo kort na haar ontslag uit het ziekenhuis, heeft de verpleegkundige onvoldoende professionele distantie in acht genomen. De verpleegkundige had zich ervan bewust moeten zijn dat een relatie met een voormalige patiënte zich kenmerkt door een zekere mate van afhankelijkheid van laatst genoemde, waaraan niet zonder meer een einde komt enkel door het einde van de behandelrelatie. Naar het oordeel van College geldt voor iedere BIG-geregistreerde een verbod voor het aangaan van een persoonlijke relatie direct of kort aansluitend aan de professionele relatie. De verpleegkundige had een zogenaamde afkoelingsperiode in acht dienen te nemen, alvorens contact op te nemen, dan wel een relatie aan te gaan met klaagster. Deze periode kan - afhankelijk van de duur en de intensiteit van de professionele contacten, de aard ervan en de kwetsbaarheid van de (voormalige) patiënte - korter of langer zijn. In de onderhavige zaak zou dat hebben betekend dat de verpleegkundige in ieder geval tot enkele maanden na het einde van de behandelrelatie van ieder persoonlijk contact met klaagster had dienen af te zien.

5.3 Met betrekking tot de eerste klacht aangaande het inzien van het medisch dossier, overweegt het College dat niet is komen vast te staan dat de verpleegkundige het dossier misbruikte voor oneigenlijke doeleinden. De klacht treft derhalve geen doel.

5.4 Aangaande de tweede klacht met betrekking tot het meenemen van medicatie door de verpleegkundige uit het E Ziekenhuis, overweegt het College als volgt. Uit de stukken en uit het ter zitting besprokene, is komen vast te staan dat de verpleegkundige gedurende een langere tijd en met zekere regelmaat medicijnen wederrechtelijk mee nam uit het E Ziekenhuis alwaar hij werkzaam was. Het betrof niet alleen vrij verkrijgbare medicijnen, maar eveneens medicijnen die alleen op doktersvoorschrift te verkrijgen zijn. Voornoemde handelswijze acht het College tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gelet op het feit dat de verpleegkundige wist dat klaagster deze medicijnen gedurende een langere periode met een zekere regelmaar innam, waaronder ook de niet vrij verkrijgbare medicijnen, en hij desalniettemin niet is gestopt met het wederrechtelijk meenemen ervan uit het ziekenhuis, acht het College des te meer tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.5 De derde klacht inhoudende dat de verpleegkundige klaagster verslaafd heeft gemaakt dan wel drogeerde, is naar het oordeel van het College niet komen vast te staan. Daarbij tekent het College ten overvloede aan dat handelingen in de privésfeer in zijn algemeenheid niet onder de werking van het tuchtrecht vallen. Met betrekking tot het aangaan van een contacten dan wel relaties met voormalige patiënten na afloop van een behandelrelatie, geldt evenwel het onder 5.2 vermelde.

5.6 De slotsom van het voorgaande is dat klager zijn professionele distantie onvoldoende heeft bewaakt en ten aanzien van het meenemen van medicatie zijn boekje te buiten is gegaan. Dit betekent dat een stevige tuchtrechtelijke maatregel moet volgen. Het College zal evenwel volstaan met na te melden maatregel, nu de verpleegkundige reeds op staande voet ontslagen en aldus de gevolgen van zijn handelen direct aan den lijve heeft ondervonden.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:

legt de verpleegkundige de maatregel van BERISPING op.

Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, drs. A.J.M. Koeter, I.M. Bonte, R.P. Veltman, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.