ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1749 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.266

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1749
Datum uitspraak: 17-01-2012
Datum publicatie: 01-02-2012
Zaaknummer(s): c2010.266
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager (zelf tandarts) verwijt adviserend tandarts hem in e mail (klachtonderdeel A) en brieven (klachtonderdelen B en C) te hebben neergezet als tandarts die vak niet verstaat en/of fraudeert. RTG heeft klager in klacht niet-ontvankelijk verklaard. CTG deelt oordeel RTG dat klager niet tuchtrechtelijk aansprakelijk is ogv eerste tuchtnorm (art. 47 lid 1 onder A. Wet BIG) . Klachtonderdelen B. en C. vallen evenmin onder de tweede tuchtnorm (art. 47 lid 1 sub b). Klachtonderdeel A. valt wel onder bereik tweede tuchtnorm. Klager in zoverre ontvankelijk. Klachtonderdeel A. wordt gegrond verklaard. Te maken verwijt zo ernstig dat berisping wordt opgelegd. In zoverre beroep geslaagd.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.266 van:

A., wonend en werkzaam in B., appellant, klager in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. J. Koekkoek, advocaat te Haarlem,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. L.P. Hoogenboezem, jurist bij DSW Zorgverzekeraar.

1. Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 17 juli 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen verweerder - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 juni 2010, onder nummer 2009 T 144, heeft dat College klager in de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 oktober 2011, waar zijn verschenen mr. F.B.M. Groos, kantoorgenoot van mr. J. Koekkoek, namens klager en de tandarts, bijgestaan door mr. L.P. Hoogenboezem. Klager is niet ter terechtzitting verschenen.

De raadslieden van partijen hebben het beroep en verweer over en weer toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De ontvankelijkheid van klager

Klager en de tandarts zijn beiden tandarts. Klager was dit in E., de tandarts is als adviserend tandarts verbonden aan F.-Zorgverzekeraar. De klacht van klager houdt in dat de tandarts hem consequent neerzet als een tandarts die zijn vak niet verstaat en/of zou frauderen. In de repliek heeft klager dit nader toegelicht door te stellen dat het gaat om de wijze waarop de tandarts klager heeft bejegend, zowel rechtstreeks als indirect door de wijze waarop hij zich over klager naar allerlei derden met inbegrip van cliënten van klager heeft uitgelaten.

De tandarts heeft primair het standpunt ingenomen dat klager niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt. Hij verbindt hier de conclusie aan dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen. Subsidiair is de tandarts op de klacht van klager inhoudelijk ingegaan.

Het College maakt uit de stukken die door partijen zijn overgelegd op dat de tandarts zich in berichten en brieven aan derden over klager heeft uitgelaten. Deze uitlatingen zijn negatief van karakter. Het College staat voor de vraag of de tandarts hiervoor in tuchtrechtelijke zin kan worden aangesproken.

Degene die in een der in het tweede lid vermelde hoedanigheden in een register ingeschreven staat, is onderworpen aan tuchtrechtspraak, zo begint artikel 47 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, hierna de Wet BIG. De tandarts is in bedoeld register ingeschreven zodat (Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: aan) hij in zoverre aan tuchtrechtspraak onderworpen is. In het eerste lid van genoemd artikel worden vervolgens twee situaties onderscheiden. In het eerste lid onder a gaat het om aansprakelijkheid wegens handelen of nalaten in strijd met de zorg die in de hoedanigheid van ingeschrevene ten opzichte van patiënten, personen die bijstand behoeven en de naast betrokkenen van deze personen betracht moet worden. In het eerste lid onder b is bepaald dat de ingeschrevene aansprakelijk is terzake van enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in zijn hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

Tussen klager en de tandarts heeft geen arts-patiënt-relatie bestaan en evenmin is de tandarts geroepen geweest klager bijstand te verlenen. Ook aan de laatste norm van het eerste lid onder a is niet voldaan. De tandarts kan daarom niet tuchtrechtelijk aansprakelijk worden gehouden voor handelen of nalaten op grond van het eerste lid onder a van artikel 47 Wet BIG.

Naar het oordeel van het College is dit ook niet het geval waar het aansprakelijkheid op grond van het eerste lid onder b betreft. De tandarts heeft in zijn berichten een standpunt ingenomen over het handelen van klager maar geen beoordeling gegeven van de gezondheidstoestand van de patiënten van klager. Het komt er op neer dat hij in algemene zin kritiek heeft uitgeoefend op het handelen van klager. Het College verwijst in dit verband naar een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 11 mei 2006, gepubliceerd in het Tijdschrift voor de gezondheidzorg in 2006 onder nummer 28. Hierin overwoog dit College het volgende:

“Op grond van artikel 47 juncto artikel 1 Wet BIG kan slechts geklaagd worden over handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg die rechtstreeks betrekking hebben op een persoon en ertoe strekken diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, dan wel te beoordelen. Naar het oordeel van het Centraal College is daarvan geen sprake in het geval een arts als geneeskundig adviseur zijn medisch oordeel geeft ter beantwoording van de vraag of een arts, die ten aanzien van zijn medisch handelen aansprakelijk wordt gesteld, zo onzorgvuldig heeft gehandeld dat er grond is voor die aansprakelijkstelling.” Voorzover klager het standpunt in neemt, dat de tandarts in zijn berichten onrechtmatig jegens klager heeft gehandeld, moet het College hem naar de burgerlijke rechter verwijzen.

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat uit van de volgende vaststaande feiten.

- Van medio 2004 tot medio april 2007 was klager in dienst van G., tandartsenpraktijk H. te E.. Daarna was klager aldaar als tandarts werkzaam bij het Tandheelkundig Centrum I. te E..

- De tandarts is als adviserend tandarts verbonden aan F.-Zorgverzekeraar.

- In een op 12 juli 2008 aan J., tandarts, te K. in antwoord op een door J. aan de tandarts over klager gezonden e-mail, schrijft de tandarts:

[…] A. houdt me lekker bezig. Hij heeft bij F. bij twee tjz-ers uit het gezin L. voor resp 7000 en 3000 euro in anderhalf jaar tijd gedeclareerd en het resultaat was zo bedroevend dat we een klacht hebben ingediend bij zowel de inspectie, als de ANT als het Medisch Tuchtcollege. […]

Onder strikte geheimhouding ben ik uiteraard bereid om de complete klacht naar je toe te sturen. Bovendien kan ik wel wat extra steun (adviezen) gebruiken. Er is heel wat over A. te vertellen, maar maar weinig mensen willen getuigen. […]

A. is vorig jaar op staande voet ontslagen door K.. Daarna heeft hij tijdelijk gewerkt bij het thans failliete I. te E.. Voormalig eigenaar L.. Opnieuw drama’s. A. ontslagen, maar afgekocht en L. waarschijnlijk niet als getuige bruikbaar.

[…]

Wat is de rol van M. mbt A.. Kunnen we samenwerken en gegevens uitwisselen.

[…] “

- J. heeft op 14 juli 2008 aan M. te K. gerapporteerd over bij mevrouw N. na behandeling door klager ontstane gebitsproblemen. Als bijlage bij zijn rapportage heeft J. onder andere de hiervoor weergegeven e mail van de tandarts gevoegd en daarbij te kennen gegeven dat, omdat de tandarts een goede bekende van hem is, deze correspondentie een informeel karakter heeft.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1. Klager bestrijdt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat hij niet in de klacht kan worden ontvangen. Volgens klager is hij als rechtstreeks belanghebbende gerechtigd tot indiening van onderhavige klacht en vallen de gedragingen van de tandarts onder het bereik van artikel 47 lid 1 van de Wet BIG. Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege impliciet de oorspronkelijke klacht alsnog gegrond te verklaren.

4.2. De tandarts heeft het beroep van klager gemotiveerd bestreden. Hij stelt dat klager niet kan worden aangemerkt als direct belanghebbende, gerechtigd tot het indienen van een klacht tegen hem.

4.3. Klager verwijt de tandarts hem consequent neer te zetten als een tandarts die zijn vak niet verstaat en/of zou frauderen. In de repliek heeft klager dit nader toegelicht door te stellen dat het gaat om de wijze waarop de tandarts klager heeft bejegend, zowel rechtstreeks als indirect. Met dat laatste doelt klager op de wijze waarop de tandarts zich over klager heeft uitgelaten tegenover allerlei derden met inbegrip van cliënten van klager.

4.4. De klacht ziet op:

A) de onder de feiten vermelde e-mail die de tandarts op 12 juli 2008 heeft gestuurd aan J.;

B) brieven van de tandarts van respectievelijk 5 juli 2007 aan I. en 10 december 2007 aan de raadsman van I..;

C) twee door de tandarts als bijlage bij een door hem namens F. tegen klager ingediende tuchtklacht gevoegde brieven, te weten een brief van de tandarts

d.d. 10 december 2007 (klager schrijft kennelijk abusievelijk als datum

18 december 2007) aan mr. M.W. Renzen te Rotterdam en een brief d.d. 27 april 2004 van O., adviserend tandarts aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van klager in de klacht

4.5. Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de tandarts voor de hem verweten gedragingen niet tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden op grond van het eerste lid onder a van artikel 47 Wet BIG. Vervolgens dient zich de vraag aan of het verweten handelen wel valt onder het bereik van de in artikel 47, eerste lid onder b Wet BIG neergelegde tuchtnorm. Dat is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet het geval voor de onderdelen van de klacht, hiervoor genoemd onder B. en C. De inhoud van genoemde brieven ziet steeds op handelen c.q. nalaten van de tandarts in het algemeen en niet rechtstreeks op de individuele gezondheidszorg. Ten aanzien van die onderdelen van de klacht heeft het Regionaal Tuchtcollege klager naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege dan ook terecht in de klacht niet-ontvankelijk verklaard en faalt het beroep.

4.6. Anders dan het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege evenwel van oordeel dat de klacht over de e mail d.d. 12 juli 2008 van de tandarts aan J. wel valt onder de in artikel 47, eerste lid onder b Wet BIG neergelegde tuchtnorm. De tandarts heeft gehandeld in een van de in artikel 47, tweede lid van de Wet BIG genoemde hoedanigheden en de aan de tandarts door klager verweten gedragingen zijn gerelateerd aan door klager bij patiënten uitgevoerde verrichtingen en betreffen dus de individuele gezondheidszorg.

4.7. De tandarts heeft betwist dat klager als belanghebbende in de zin van artikel 65 van de Wet BIG gerechtigd is tot het indienen van de klacht. Om aangemerkt te kunnen worden als klachtgerechtigd dient er aan de zijde van klager sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Deze eis vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken (Kamerstukken II 1985-1986, 19 532). Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege voldoet het belang dat klager bij het indienen van klachtonderdeel A stelt te hebben aan deze eisen. Klager heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij schade ondervindt door de wijze waarop de tandarts zich over klager tegenover derden met inbegrip van patiënten van klager heeft uitgelaten. Dit raakt zijn belang in het kader van de individuele gezondheids-zorg.

4.8. Het voorgaande betekent dat de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege dat klager niet in de klacht kan worden ontvangen ten aanzien van klachtonderdeel A niet in stand kan blijven. Het Centraal Tuchtcollege zal opnieuw rechtdoende klager in zoverre in de klacht ontvankelijk verklaren.

Beoordeling van de gegrondheid van klachtonderdeel A.

4.9. Thans dient beoordeeld te worden of het verwijt dat klager de tandarts maakt over diens e-mail d.d. 12 juli 2008 aan J. gegrond is.

De toonzetting en de weinig genuanceerde uitlatingen in die e-mail getuigen naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege van onvoldoende professionele distantie waarvan tussen tandheelkundig adviseurs van verschillende verzekeringsmaatschappijen in de zakelijke correspondentie sprake hoort te zijn. Ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar acht het Centraal Tuchtcollege dat die e-mail vertrouwelijke gegevens bevat van verzekerden van onder andere F. en P., waarover de tandarts beroepsmatig beschikte en met betrekking waartoe hij als hulpverlener op grond van het bepaalde in artikel 7:457 BW tot geheimhouding verplicht is. Het Centraal Tuchtcollege rekent de tandarts in het bijzonder aan dat hij in de e-mail ongevraagd aanbiedt een complete tegen klager ingediende tuchtklacht – en daarmee onvermijdelijk patiëntgegevens - aan J., een adviserend tandarts van M., toe te zenden. Niet gesteld of gebleken is dat de patiënten die in de e mail met name worden genoemd de tandarts toestemming hebben gegeven om hun gegevens aan J. te verstrekken. Dat de tandarts uiteindelijk niet tot daadwerkelijke toezending aan J. van de tuchtklacht is overgegaan maakt dat niet anders.

Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht in zoverre gegrond is. Het Centraal Tuchtcollege vindt het aan de tandarts te maken tuchtrechtelijk verwijt zo ernstig dat het de maatregel van berisping hier op zijn plaats acht.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal publicatie van deze beslissing worden bepaald.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep voor zover klager in klachtonderdeel A niet-ontvankelijk is verklaard en opnieuw rechtdoende:

verklaart klager in dat onderdeel van de klacht ontvankelijk,

verklaart dat klachtonderdeel gegrond en legt aan de tandarts de maatregel van berisping op;

verwerpt het beroep voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-recht, Gezondheidsrecht Jurisprudentie en het Nederlands Tandartsenblad en ANT Nederlandse Tandartsen Associatie met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. M. Zandbergen en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en prof.dr. A. Vissink en

mr.drs. R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2012.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.