ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1741 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-148
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSGR:2012:YG1741 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2012 |
Datum publicatie: | 31-01-2012 |
Zaaknummer(s): | 2010-148 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt de verpleegkundige dat zij professioneel ernstig is tekort geschoten in de psychiatrische dienstverlening ten koste van cliënt, de gedragscode van het ziekenhuis met voeten heeft getreden, misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van cliënt en zichzelf ten koste van cliënt heeft verrijkt. Schorsing van de inschrijving in het register van de Wet BIG voor de duur van zes maanden, waarvan een periode van drie maanden voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaar. |
Datum uitspraak: 31 januari 2012
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A,
voorzitter raad van bestuur van
B,
werkzaam te C,
klager,
tegen:
D, verpleegkundige,
wonende te E,
de persoon over wie geklaagd wordt,
hierna te noemen: de verpleegkundige.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 12 augustus 2010. De verpleegkundige heeft op de klacht gereageerd, waarna partijen hebben gerepliceerd, respectievelijk gedupliceerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 6 december 2011. De verpleegkundige is verschenen. Namens klager is verschenen de heer F, lid van de raad van bestuur van B (hierna ook: B), vergezeld van mevrouw G, HR-adviseur binnen B. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
2. De feiten
2.1 Klager is voorzitter van de raad van bestuur van B en dient in deze hoedanigheid (op grond van artikel 65, eerste lid aanhef en onder c Wet BIG) de onderhavige klacht in. Na te noemen cliënt heeft schriftelijk toestemming verleend om inlichtingen aan het College te verstrekken.
2.2 De verpleegkundige is van 1 november 1993 tot 1 juli 2010 werkzaam geweest bij B, eerst als leerling verpleegkundige en per 5 juli 1996 in de functie van verpleegkundige. Sinds 1 november 2001 was zij werkzaam als verpleegkundige in de functie Verpleegkundige Psychiatrisch Intensieve Thuiszorg (hierna ook: PIT-verpleegkundige). De functie van PIT-verpleegkundige houdt in de intensieve begeleiding van cliënten die buiten B wonen. De PIT-verpleegkundige werkt daarbij vanuit B, alwaar zij in het begin van elke ochtend aanwezig pleegt te zijn.
2.3 De cliënt de heer H, (hierna: cliënt) is sinds 2000 in zorg bij B wegens psychiatrische en verslavingsproblemen. Vanaf deze periode tot 1 juli 2010 is verpleegkundige betrokken geweest bij cliënt, eerst als mentor, later als verpleegkundige en PIT-verpleegkundige.
2.4 Cliënt is in de periode 2 december 2009 tot 14 juni 2010 in I geweest. Verpleegkundige heeft toen onder meer zijn post verzorgd en medicijnen voor hem naar I verzonden. In die periode en ook erna heeft verpleegkundige regelmatig e-mailcontact onderhouden met cliënt. Zij heeft geregeld dat tijdens het verblijf van cliënt in I een andere persoon (een dame met kind) in de huurwoning (in de sociale woningbouwsector) van
cliënt woonde.
2.5 Cliënt kende verpleegkundige uit zijn jeugd in I. Zij hebben samen op dezelfde school in J gezeten. In de periode dat verpleegkundige PIT-verpleegkundige was van cliënt ontstond er een vriendschappelijke relatie. Verpleegkundige begeleidde cliënt naar UWV-keuringen, gaf hem adviezen, heeft voor cliënt een PGB aangevraagd en een nieuwe bankrekening geopend waarop de PGB-gelden gestort werden. Verpleegkundige, die (naast cliënt) als enige gerechtigd was geld van deze en/of bankrekening op te nemen heeft in de periode dat cliënt in I was circa € 3.400,-- van deze rekening opgenomen en verklaarde dat dit was vanwege door haar gemaakte kosten ten behoeve van cliënt.
2.6 Verpleegkundige heeft geen van deze zaken vooraf besproken met dan wel nadien teruggekoppeld naar B, noch naar de organisatie, noch naar de behandelaar van cliënt.
2.7 Na terugkeer uit I heeft cliënt in juni 2010 een klacht ingediend tegen de verpleegkundige. De verpleegkundige heeft op eigen verzoek per 1 juli 2010 ontslag genomen bij B.
3. De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de verpleegkundige professioneel ernstig is tekort geschoten in de psychiatrische dienstverlening ten koste van cliënt. Verpleegkundige heeft de gedragscode van B met voeten getreden en misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van cliënt. Tevens heeft verpleegkundige zichzelf verrijkt door zonder medeweten van cliënt geld van de rekening op te nemen. Concreet wordt de verpleegkundige verweten (i) normoverschrijdend gedrag, (ii) gebrek aan professionaliteit, (iii) misbruik van de kwetsbare positie van cliënt (iv) zelfverrijking en (v) het verrichten van nevenactiviteiten zonder toestemming van B, een en ander zoals hiervoor onder de feiten weergegeven.
4. Het standpunt van de verpleegkundige
De verpleegkundige heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen deels bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Niet in geschil is dat de verpleegkundige een vriendschappelijke relatie met
cliënt heeft onderhouden, buiten haar functie van PIT-verpleegkundige tal van zaken
(zie onder meer feiten onder 2.4 en 2.5) voor cliënt heeft geregeld en hierover geen
enkele terugkoppeling naar B heeft gepleegd. Aldus heeft de verpleegkundige in haar
functie normoverschrijdend gedrag vertoond en zich verre van professioneel gedragen.
Zoals mede blijkt uit de toon van de vele e-mails die in deze procedure zijn overgelegd,
betoonde verpleegkundige zich overheersend, bedillerig en kwetsend, was er geen sprake
van enige professionele distantie en heeft zij er geen blijk van gegeven rekening
te hebben gehouden met de haar bekende, kwetsbare positie van deze cliënt met psychiatrische
en verslavingsproblematiek.
5.2 Alhoewel mogelijk bepaalde hulp (bijvoorbeeld met de post) met kennelijk goede
bedoelingen is gegeven, heeft verpleegkundige niet de noodzakelijke, van haar professioneel
te vergen, afstand gehouden. Ook het als verpleegkundige, kennelijk zonder instemming
van de behandelaar, verstrekken en verzenden van medicijnen is uit den boze. Juist
het gebrek aan overleg dan wel terugkoppeling met B zodat de behandelaars van cliënt
van dit alles onwetend van waren, kan niet in het belang geweest zijn van cliënt.
5.3 Hier komt bij dat verpleegkundige haar positie wegens haar opleiding HBO maatschappelijk
werk heeft misbruikt om een PGB aan te vragen en de inkomsten hieruit (voor een aanzienlijk
deel) aan zichzelf uit te betalen als vergoeding voor haar extra werkzaamheden. Aldus
heeft zij tevens in strijd met de gedragscode van B naast haar werk bij B nevenwerkzaamheden
verricht, terwijl volstrekt onduidelijk is gebleven op welke (juridisch deugdelijke)
grond zij recht zou hebben op deze PGB-inkomsten. De stelling van de verpleegkundige
dat zij van de gedragscode niet op de hoogte was wordt als ongeloofwaardig en onvoldoende
onderbouwd verworpen. Niet alleen is het hebben van een gedragscode bij instellingen
als deze volstrekt gangbaar, maar bovendien is namens klager bij de mondelinge behandeling
onweersproken betoogd dat er in 2005 binnen B veel aandacht is besteed aan de wijziging
ervan in dat jaar. Redelijkerwijs moet dan ook worden aangenomen dat de verpleegkundige
hiervan op de hoogte was, althans had moeten zijn.
5.4 De slotsom is dan ook dat de klacht in al zijn onderdelen gegrond is en dat een sanctie moet volgen. Het College acht na te melden sanctie passend en geboden. Hierbij weegt niet alleen mee de ernst van de feiten maar ook het totale gebrek aan inzicht bij de verpleegkundige in het onjuiste van haar gedrag. Daarom wil het College met een schorsing inscherpen dat het zo echt niet kan. Om de verpleegkundige nog een kans te geven wordt deze schorsing deels voorwaardelijk opgelegd.
Als het weer mis gaat riskeert de verpleegkundige dat ook dit voorwaardelijk deel
wordt omgezet in een onvoorwaardelijke (dus echte) schorsing.
5.5 Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal publicatie van deze beslissing worden gelast op de voet van artikel 71 Wet BIG.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Gravenhage beslist als volgt:
legt de verpleegkundige op de maatregel van SCHORSING van de inschrijving in het register van de Wet BIG voor de duur van zes maanden;
bepaalt dat hiervan een periode van drie maanden voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaar onder de voorwaarde dat betrokkene zich voor het einde van de proeftijd niet opnieuw schuldig maakt handelen in strijd met artikel 47 Wet BIG.
Gelast de publicatie van deze beslissing in de Staatscourant en bepaalt dat deze beslissing ter publicatie wordt aangeboden aan Bijzijn, Nursing, Tijdschrift voor verpleegkundigen en V&VN Magazine, overeenkomstig het bepaalde in artikel 71 Wet BIG.
Deze beslissing is gegeven door: mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter,
mr. E.B. Schaafsma-van Campen, lid-jurist, drs. A.J.M. Koeter, I.M. Bonte en R.P. Veltman, leden-verpleegkundigen, bijgestaan door mr. G.G.M.L. Huntjens, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012.
voorzitter secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voorzover de klacht is afgewezen, of voorzover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te
's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.