Zoekresultaten 1-20 van de 13250 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6683

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg gegrond. Klager heeft na een ongeval in 2002 klachten aan zijn been waarvan hij veel beperkingen ondervindt. Klager werd door de huisarts verwezen naar de orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft een poliklinisch consult gehad met klager en de conclusie was dat hij orthopedisch gezien niet zoveel voor klager kon doen. Daarom verwees hij klager terug naar het spreekuur van de huisarts, om te bespreken of verwijzing naar de vaatchirurg nog zinvol was. Klager verwijt de orthopedisch chirurg, samengevat, dat hij onvoldoende heeft gecommuniceerd en onjuiste informatie heeft verstrekt, een onjuiste diagnose heeft gesteld en tijdens de klachtafhandeling niet met klager zelf heeft willen spreken en geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor de notitie van posttrombotisch syndroom in het dossier. De orthopedisch chirurg stelt zich op het standpunt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:163 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2363

    Klacht tegen een arts. Klager werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zwangere echtgenote en heeft daarom zeventien dagen vastgezeten (deels in volledige beperkingen). Daar werd hij bezocht door GGD-artsen. De arts was de eerste arts die klager bezocht. Klager verwijt de arts dat zij geen enkele specialistische hulpverlening heeft ingeschakeld en alleen medicatie heeft geregeld, zij er niet voor heeft gezorgd dat de volgende dag een arts zou komen en zij nadien niets meer van zich heeft laten horen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5445

    “Klacht tegen een orthodontist. Klaagster is twee jaar bij verweerder onder behandeling geweest vanwege o.a. een dubbele kruisbeet. Daarna is de behandeling voortgezet door opvolgende behandelaars. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet goed heeft behandeld, omdat er een chirurgische ingreep nodig was in plaats van de uitgevoerde behandeling, hij op haar herhaalde klachten over erge pijn en geen beet hebben niet heeft geacteerd en de behandeling in totaal vierenhalf jaar heeft geduurd. Ter onderbouwing heeft klaagster verwezen naar een verslag over de behandeling van haar vierde behandelaar.Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag herstelbeslissing van C2023/1939

    Herstelbeslissing van de beslissing ECLI:NL:TGZCTG:2024:167

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2384

    Klacht tegen een arts. Klager werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zwangere echtgenote en heeft daarom zeventien dagen vastgezeten (deels in volledige beperkingen). Daar werd hij bezocht door GGD-artsen. De arts heeft zich met de medicatie van klager beziggehouden en een aantekening hierover gemaakt in het dossier. Hij heeft klager niet gezien of gesproken, omdat hij de dag ervoor als schouwarts de overleden echtgenote van klager had onderzocht en hierbij kennis had gemaakt met klager zelf. Klager verwijt de arts dat hij tekortschoot in zijn medische dossiervorming door informatie die wel bekend was niet te vermelden in het dossier, dat hij op basis van de voorkennis die hij als schouwarts had direct een traumadeskundige had moeten inschakelen en dat hij nadien niets meer van zich heeft laten horen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:219 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6905

    Deels gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. Klager is van mening dat de verzekeringsarts een onvolledig onderzoek heeft uitgevoerd, een verkeerde diagnose heeft gesteld en een onjuist rapport heeft uitgebracht, als gevolg waarvan hij mogelijk gezondheidsschade heeft opgelopen. Ook heeft de verzekeringsarts verzuimd om zijn concept-rapport aan klager voor te leggen.Wat betreft dit laatstgenoemde onderdeel heeft de verzekeringsarts toegegeven dat hij op dit onderdeel onjuist heeft gehandeld. Er is sprake van een privaatrechtelijke verzekering, dus klager heeft geen blokkeringsrecht (op grond van art. 7:464, tweede lid onder b, BW). Echter, klager heeft wel een inzage- en correctierecht dus de verzekeringsarts had hem daar op moeten wijzen en had klager vooraf een concept-rapport moeten toesturen. Dit klachtonderdeel is gegrond. De rest van de klacht is ongegrond. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:165 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2432

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager, bakwagenchauffeur bij een transportbedrijf, heeft zich ziekgemeld wegens progressieve lichamelijke klachten. Klager is niet tevreden over de begeleiding door de bedrijfsarts en verwijt de bedrijfsarts – kort gezegd - dat de bedrijfsarts zijn functie onvoldoende heeft uitgeoefend en misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar (vijftien) onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2529 en C2024/2530

    Herzieningsverzoek. Het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch heeft een klacht tegen de gz-psycholoog gegrond verklaard en aan hem de maatregel van berisping opgelegd. De gz-psycholoog heeft bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet BIG een verzoek ingediend tot herziening van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het herzieningsverzoek te laat is ingediend. Hoewel een verzoek om herziening niet aan enige wettelijke termijn is gebonden, hanteert het Centraal Tuchtcollege bij de beoordeling van een dergelijk verzoek als uitgangspunt dat het verzoek binnen een redelijke termijn nadat de feiten en omstandigheden die ten grondslag gelegd worden aan het verzoek moet worden ingediend. Voor de vraag welke termijn als redelijk wordt beschouwd, zoekt het Centraal Tuchtcollege aansluiting bij de invulling van dit criterium door andere (rechterlijke) colleges. Op basis hiervan is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat er als regel uitgegaan mag worden van een termijn van een jaar. Omdat het herzieningsverzoek na het verstrijken van de termijn van een jaar is ingediend verklaart het Centraal Tuchtcollege de gz-psycholoog niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:220 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6906

    Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts/medisch adviseur. De verzekeringsarts is als medisch adviseur werkzaam bij een verzekeraar. Klager is niet tevreden over de wijze waarop de medisch adviseur haar rol bij een door een andere verzekeringsarts uitgevoerd onderzoek heeft vervuld en verwijt haar onder andere dat zij een incompleet dossier aan de verzekeringsarts heeft aangeleverd en geen ruimte gaf voor discussie over het rapport van de verzekeringsarts.Het college oordeelt als volgt. De medisch adviseur is uitgegaan van de haar toegezonden stukken. Er was geen enkele indicatie dat het dossier onvolledig was en/of dat er nog andere stukken toegevoegd moesten worden. Klager heeft haar daar ook niet op gewezen. Het ontbreken van stukken kan dan ook niet aan de medisch adviseur worden tegengeworpen. Uit het dossier is verder op te maken dat zij heeft gereageerd op door klager ingebrachte kritiek en verzoeken. Zij heeft klager daarmee tevens ruimte gegeven voor discussie en twijfel over de verzekeringsgeneeskundige rapportage. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:160 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2292

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde is werkzaam in het verpleeghuis waar de echtgenoot van klaagster opgenomen werd. De echtgenoot van klaagster is in het verpleeghuis overleden. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij ten onrechte geen inzage heeft verleend in het medisch dossier van haar overleden echtgenoot, het dossier heeft aangepast en/of op punten onzorgvuldig heeft bijgehouden en een onjuist medicatiebeleid heeft gevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:167 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1939

    Klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Volgens de inspectie heeft de verpleegkundige geprobeerd om stekkers uit stopcontacten te halen, omdat er onzichtbare draden waren aangebracht om via de stopcontacten patiënten te martelen en heeft de verpleegkundige haar gaven gebruikt om situaties te taxeren. Zo heeft de verpleegkundige verklaard dat zij soms weet hoe laat een patiënt in ademdepressie krijgt of wanneer iemand komt te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege stelt vast dat de inspectie geen (feiten)onderzoek heeft gedaan en dat de verklaringen van de verpleegkundige (los van de vraag of zij dit daadwerkelijk zo heeft gezegd) in het dossier geen verdere steun vinden. Het Regionaal Tuchtcollege kan daarom niet vaststellen dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de inspectie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:161 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2359

    Klacht tegen huisarts. De huisarts had het zoontje op verzoek van klaagster vanwege gedragsproblemen verwezen naar een ggz-instelling voor kinderen. Klaagster verwijt de huisarts a) dat hij in een telefonisch contact aanvullende informatie heeft verstrekt waardoor deze ggz-instelling het zoontje niet meer in behandeling wil nemen, b) haar onheus heeft bejegend in een daaropvolgend consult en c) racistisch is. Het RTG is van oordeel dat de huisarts zich zeer grensoverschrijdend en onprofessioneel heeft opgesteld tegenover klaagster tijdens het consult en verklaart klachtonderdeel b) gegrond. Het RTG beveelt de doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de huisarts om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing, en verklaart in het incidenteel beroep van klaagster klachtonderdeel a) alsnog gegrond. De maatregel van doorhaling blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5775

    “Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige dochter (geboren in september 2007) van klaagster is van 15 augustus 2018 tot 15 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed op elkaar passende tanden. Verweerder heeft een buitenboordbeugel geplaatst gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:168 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Het Regionaal Tuchtcollege acht het risico dat de verpleegkundige als gevolg van haar psychiatrische stoornis bij de uitvoering van haar werk fouten maakt, situaties onjuist inschat en niet adequaat kan handelen zeer groot. Ook brengt deze stoornis een reëel risico op collegiale conflicten met zich, die eveneens zijn weerslag kunnen hebben op een goede patiëntenzorg. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de verpleegkundige vanwege haar geestesgesteldheid dan ook ongeschikt voor werk in de gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt daarom de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval dat op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in het register te worden ingeschreven. Daarnaast treft het Regionaal Tuchtcollege een voorlopige voorziening. De verpleegkundige heeft beroep ingesteld. Tijdens de terechtzitting in beroep heeft de gemachtigde van de verpleegkundige verklaard dat de verpleegkundige op dit moment niet geschikt is om als verpleegkundige te werken en heeft zich daarom gerefereerd aan het oordeel van het Centraal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege heeft daarop het beroep van de verpleegkundige verworpen. De maatregel van doorhaling blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:162 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2401

    Klacht tegen longarts. Patiënt (echtgenoot van klaagster) is begin januari 2022 opgenomen in het ziekenhuis wegens koorts en benauwdheid. Daar bleek dat patiënt COVID19 had. Ook is er een CT-scan gemaakt, waarop mogelijk kleine longembolieën te zien waren. Een dag later bleken de antibiotica aan te slaan en was er een verbetering in de gezondheidstoestand. Er werd vanwege de COVID reglementen besloten om patiënt over te plaatsen naar een ander ziekenhuis. Na overplaatsing verslechterde de toestand van patiënt. Ruim twee weken later is hij overleden. Klaagster verwijt de longarts a) het onverantwoord transporteren van patiënt en het niet opvolgen van de leidraad overplaatsingen, met overlijden als gevolg, b) het zonder instemming en zonder klaagster te informeren overplaatsen van patiënt, c) het ten onrechte beroepen op het beroepsgeheim door het niet verstrekken van het medisch dossier aan klaagster als nabestaande, en d) het onzorgvuldig en niet empathisch communiceren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5773

    “Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige zoon (geboren in januari 2009) van klaagster is van 18 mei 2020 tot 16 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed aansluitende tanden, een overbeet en ruimtegebrek. Verweerder is gestart met een buitenboordbeugel gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag herstelbeslissing van C2023/1938

    Herstelbeslissing van de beslissing ECLI:NL:TGZCTG:2024:168

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:218 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6715

    Kennelijk ongegronde klacht tegen revalidatiearts, die door orthopedisch schoenmaker van klaagster in consult is geroepen en bij wijze van triage heeft geadviseerd waarna later op initiatief van klaagster nog een eenmalig gesprek heeft plaatsgevonden. Klaagster verwijt de revalidatiearts dat onduidelijk is waarom zij aanwezig was bij de afspraak met de orthopedisch schoenmaker, dat zij vier maanden op een vervolgafspraak moest wachten en dat zij niets heeft gedaan, maar wel een rekening heeft gestuurd. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:217 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6349

    Deels gegronde klacht tegen een internist. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De internist was destijds betrokken als voorzitter bij het (calamiteiten)onderzoek naar het overlijden van de vader van klager. De klacht is ontvankelijk, omdat het uitgevoerde calamiteitenonderzoek en het daarna opgestelde rapport voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. De internist is in de uitvoering van het calamiteitenonderzoek wat betreft het naleven van het Maagretentieprotocol en het EWS-protocol tekort geschoten. De internist kon in eerste instantie wel in redelijkheid tot het oordeel komen dat er geen sprake was van een calamiteit. Van belang is dat de calamiteitencommissie de casus naar aanleiding van een tweede beoordeling wel als calamiteit heeft aangemerkt. De internist heeft gereflecteerd en de calamiteitencommissie heeft verbeteringen doorgevoerd. Tegen deze achtergrond dient het opleggen van een maatregel geen tuchtrechtelijk doel. Klacht deels gegrond, geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:213 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6344

    Deels gegronde klacht tegen een uroloog. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De uroloog was op dat moment hoofdbehandelaar en heeft de operatie uitgevoerd. Het college oordeelt dat het Maagretentieprotocol niet is nageleefd. Het college acht de gebrekkige interpretatie van de grote volumina van de maaghevel, althans het geen enkele actie daarop ondernemen, onzorgvuldig. Wat betreft overige protocollen is er geen aanwijzing dat deze niet zijn nagekomen. Het college oordeelt dat er geen verder onzorgvuldig handelen is, het is navolgbaar dat er veel aandacht uitging naar de pijn van patiënt en dat de onderzoeksverrichtingen daarop gericht waren. Van het opzettelijk verschaffen van valse, misleidende en onjuiste informatie en het onvoldoende informeren van de calamiteitencommissie is niet gebleken. De klacht is deels gegrond. De uroloog heeft uitvoerig gereflecteerd. Waarschuwing wordt passend geacht.