ECLI:NL:TGZCTG:2024:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2529 en C2024/2530

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:166
Datum uitspraak: 28-10-2024
Datum publicatie: 30-10-2024
Zaaknummer(s): C2024/2529 en C2024/2530
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek. Het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch heeft een klacht tegen de gz-psycholoog gegrond verklaard en aan hem de maatregel van berisping opgelegd. De gz-psycholoog heeft bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet BIG een verzoek ingediend tot herziening van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het herzieningsverzoek te laat is ingediend. Hoewel een verzoek om herziening niet aan enige wettelijke termijn is gebonden, hanteert het Centraal Tuchtcollege bij de beoordeling van een dergelijk verzoek als uitgangspunt dat het verzoek binnen een redelijke termijn nadat de feiten en omstandigheden die ten grondslag gelegd worden aan het verzoek moet worden ingediend. Voor de vraag welke termijn als redelijk wordt beschouwd, zoekt het Centraal Tuchtcollege aansluiting bij de invulling van dit criterium door andere (rechterlijke) colleges. Op basis hiervan is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat er als regel uitgegaan mag worden van een termijn van een jaar. Omdat het herzieningsverzoek na het verstrijken van de termijn van een jaar is ingediend verklaart het Centraal Tuchtcollege de gz-psycholoog niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzoek tot herziening van:

A., gz-psycholoog, werkzaam te B., verzoeker.

strekkende tot herziening van de beslissing d.d. 21 april 2022 van het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Hertogenbosch in de zaken met nummers E2021/3348 en E2022/3762 van:

C., wonende te D. klaagster,

gemachtigde: E. te F.,

tegen

A., gz-psycholoog, werkzaam te B., verweerder.

1. Verloop van de procedure

Bij beslissing van 21 april 2022 (zaaknummers E2021/3348 en E2022/3762) heeft het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch de klachten van mevrouw C. tegen de heer A. (hierna te noemen: de gz-psycholoog) gegrond verklaard en aan hem de maatregel van berisping opgelegd. De gz-psycholoog heeft op 16 juli 2024 bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet op de beroepen in de individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) juncto artikel 23 e.v. Tuchtrechtbesluit BIG een verzoek ingediend tot herziening van de beslissing van 21 april 2022.
Het Centraal Tuchtcollege heeft het verzoek tot herziening buiten aanwezigheid van partijen in raadkamer behandeld.

2. Beoordeling van het verzoek tot herziening

2.1 Op grond van artikel 52 van de Wet BIG is herziening mogelijk van een onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing, waarbij een in artikel 48 eerste, tweede of vierde lid van die wet omschreven maatregel werd opgelegd, wanneer naderhand omstandigheden zijn gebleken die naar ernstig vermoeden tot een afwijkende beslissing zouden hebben geleid, indien zij tijdig bekend waren geworden.

Op grond van artikel 23 lid 2 Tuchtrechtbesluit dient een verzoek tot herziening de gronden waarop het berust te bevatten met daarbij de bescheiden waaruit van die gronden kan blijken.

2.2 De gz-psycholoog schrijft in zijn verzoek dat hij vraagt om herziening omdat hij zich ten tijde van het handelen waarop de klacht zag en vooral ook tijdens de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege onvoldoende bewust was van zijn opgefoktheid en prikkelbaarheid. Hierdoor kon hij indertijd niet inzien dat hij in zijn verweerschrift een totaal verkeerde toonzetting heeft gebruikt en te solistisch te werk is gegaan. In augustus 2022 is de gz-psycholoog getroffen door een vrij fors herseninfarct. Volgens hem is de gedragsverandering die destijds gepaard ging met een gebrouilleerdheid en starheid een voorloper geweest van zijn infarct. De gz-psycholoog meent dat hij het verweerschrift in een andere toonzetting had moeten schrijven en vraagt het Centraal Tuchtcollege om die reden om een heroverweging van de opgelegde sanctie, bijvoorbeeld door de berisping te vervangen door een waarschuwing.

2.3. Het Centraal Tuchtcollege constateert dat het herseninfarct waardoor de psycholoog is getroffen bijna twee jaar voordat het verzoek tot herziening is ingediend heeft plaatsgevonden. Hoewel een verzoek om herziening niet aan enige wettelijke termijn is gebonden, hanteert het Centraal Tuchtcollege bij de beoordeling van een dergelijk verzoek als uitgangspunt dat het verzoek binnen een redelijke termijn nadat de feiten en omstandigheden die ten grondslag gelegd worden aan het verzoek moet worden ingediend. Voor de vraag welke termijn als redelijk wordt beschouwd, zoekt het Centraal Tuchtcollege aansluiting bij de invulling van dit criterium door andere (rechterlijke) colleges. Op basis hiervan is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat er als regel uitgegaan mag worden van een termijn van een jaar. Ook als rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat het naar alle waarschijnlijkheid enige tijd heeft geduurd voordat de gz-psycholoog een verband meende te herkennen tussen het herseninfarct en zijn gemoedstoestand ten tijde van het handelen waarop de klacht zag en de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege, is in deze zaak de termijn van een jaar ruimschoots overschreden. Voor het college is dit aanleiding om de gz-psycholoog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn herzieningsverzoek. Ten overvloede merkt het college nog op dat het feit dat de gz-psycholoog een verklaring meent te hebben voor zijn handelen ten tijde van de behandeling van de tuchtklacht in beginsel niets afdoet aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van zijn gedragingen.

3. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Hertogenbosch van 21 april 2022.

Deze beslissing is gegeven door: Z.J. Oosting, voorzitter, T. Dompeling en J. Legemaate, leden-juristen en A. de Keijser en F.D.F. Steenbakkers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door K.M. ten Pas, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2024.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.