ECLI:NL:TGZCTG:2024:161 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2359
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:161 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-10-2024 |
Datum publicatie: | 30-10-2024 |
Zaaknummer(s): | C2024/2359 |
Onderwerp: | Onheuse bejegening |
Beslissingen: | Gegrond, doorhaling inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. De huisarts had het zoontje op verzoek van klaagster vanwege gedragsproblemen verwezen naar een ggz-instelling voor kinderen. Klaagster verwijt de huisarts a) dat hij in een telefonisch contact aanvullende informatie heeft verstrekt waardoor deze ggz-instelling het zoontje niet meer in behandeling wil nemen, b) haar onheus heeft bejegend in een daaropvolgend consult en c) racistisch is. Het RTG is van oordeel dat de huisarts zich zeer grensoverschrijdend en onprofessioneel heeft opgesteld tegenover klaagster tijdens het consult en verklaart klachtonderdeel b) gegrond. Het RTG beveelt de doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de huisarts om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing, en verklaart in het incidenteel beroep van klaagster klachtonderdeel a) alsnog gegrond. De maatregel van doorhaling blijft in stand. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2359 van:
A., huisarts, werkzaam te B.,
appellant, verweerder in eerste aanleg,
verweerder in incidenteel beroep,
gemachtigde: mr. A.C. de Die, werkzaam te Amsterdam
tegen
C., wonende te B.,
verweerster, klaagster in eerste aanleg,
appellante in incidenteel beroep,
gemachtigde: mr. M.E.W.M. Rupert, werkzaam te Winschoten
1. Verloop van de procedure
C. - hierna klaagster - heeft op 1 november 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen A. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2024, onder nummer Z2022/5085, heeft dat college de klacht gegrond verklaard voor zover deze betrekking heeft op de onheuse bejegening tijdens het consult op 27 juli 2022 en de huisarts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd, dan wel het recht om weer in dit register te worden ingeschreven ontzegd. Verder is bij wijze van voorlopige voorziening een schorsing van de bevoegdheid van de huisarts om de aan de inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen opgelegd. Tot slot is bepaald dat de beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.
De huisarts is op tijd in beroep gekomen tegen deze beslissing. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend en daarbij tevens incidenteel beroep ingesteld. De huisarts heeft hierop gereageerd met een verweerschrift in het incidenteel beroep.
Op 28 augustus 2024 heeft het Centraal Tuchtcollege nog een brief ontvangen van de huisarts (brief met bijlagen van 27 augustus 2024).
De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 september 2024 behandeld. Op de zitting zijn verschenen klaagster, bijgestaan door mr. Rupert, en de huisarts, bijgestaan door mr. de Die. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Mr. Rupert en mr. de Die hebben dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan de wederpartij en het Centraal Tuchtcollege hebben overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“3. De feiten
3.1 Klaagster is vanaf 2016 patiënt bij de huisartsenpraktijk met meerdere huisartsen
onder wie de aangeklaagde huisarts. Zij is meermalen op de praktijk geweest in verband
met gedragsproblemen bij haar zoontje. De huisarts heeft een spoedverwijzing gemaakt
naar D., een instantie die geestelijke gezondheidszorg verleent aan jongeren en kinderen.
D. heeft – nadat zij bij de huisarts informatie ingewonnen hadden – klaagster bericht
dat de problemen bij het zoontje met de opvoeding te maken zouden hebben. Daar konden
zij niets in betekenen. Klaagster heeft naar aanleiding van dit bericht een afspraak
met de huisarts gemaakt, omdat zij wilde weten wat de huisarts precies had gezegd
tegen D..
3.2 De afspraak vond plaats in de praktijk op 27 juli 2022. De partijen zijn het erover eens dat het gesprek zeer onprettig verliep. Klaagster heeft een geluidsopname van het laatste deel van dit consult gemaakt en overgelegd. De huisarts heeft hier niet naar willen luisteren gedurende deze tuchtprocedure. Op de geluidsopname is een oplopende discussie tussen partijen te horen. De opname begint met de opmerking van de huisarts dat hij gezegd heeft dat klaagsters zoontje heel boos en prikkelbaar gedrag vertoont en dat D. hem daarbij niet kan helpen. Klaagster is het volgens de huisarts weer niet eens met hem. Volgens de huisarts zit het in de opvoeding. Klaagster vraagt daarop “U zegt dat u mij niet meer wil helpen?” De huisarts zegt: “Nou, omdat jij het nooit met mij eens bent.” Klaagster vraagt om verduidelijking. De huisarts zegt dat klaagster het niet eens is met wat er nu gebeurt: “Jij wil weten wat ik gezegd heb en je denkt waarschijnlijk…” Klaagster valt de huisarts in de rede en zegt dat hij meteen weet waar het over gaat. D. heeft iets intern besproken zonder klaagster of haar situatie te kennen, zo zegt klaagster. Ze zijn uitgegaan van extra informatie die ze van de huisarts hebben ontvangen. De huisarts beaamt dat. Klaagster zegt dat D. een beslissing op juiste gronden moet nemen. De huisarts reageert: “Nogmaals, ik heb die beslissing niet genomen, die hebben zij genomen. Ik heb alleen informatie gegeven dat hij…” Klaagster valt de huisarts in de rede, omdat de huisarts volgens haar heel boos reageert. De huisarts zegt dat klaagster het al die jaren dat hij haar wil helpen nooit eens is met hem. Ze is het met niemand eens, volgens hem. Klaagster vraagt hem hoe hij daarbij komt, aangezien zij hem al een half jaar niet op de praktijk heeft gezien. Hij reageert: “Nee, je begint nu weer zo. Ik vind het helemaal niet leuk om jou te helpen.” Als reden voert hij aan dat klaagster het niet met hem eens is en denkt dat het door hem komt dat D. haar zoontje niet wil behandelen. Vervolgens zegt hij: “Jij bent onhanteerbaar, jij bent onhanteerbaar! Ik wil het liefst dat je nu vertrekt.” Klaagster vraagt of hij even op een normale manier kan praten. De huisarts: “Ik wil dat jij vertrekt! Ik wil jou niet meer helpen als huisarts! Hoor je me nu? Zoek een andere huisarts. Jij bent het met niemand eens en jij denkt altijd dat het aan iemand anders ligt, terwijl het aan jouzelf ligt. Ik word heel boos op jou want jij… het ligt aan jouzelf. Het ligt aan jou! Het ligt aan jou!” Klaagster vraagt of de huisarts op een normale toon met haar wil praten. De huisarts: “Nee ik wil niet met jou praten meer. Ga weg! Ga weg! Ga weg! Zoek een andere huisdokter! Zoek een andere huisdokter!”
Klaagster zegt dat ze dat gaat doen en vraagt opnieuw of de huisarts op een normale manier wil praten. Zijn reactie: “Nee ik wil niet met jou praten! Jij kost me te veel tijd! Ik heb het druk. Ik heb het druk. En jij kost me te veel tijd en je zoon ook. Je hebt je zoon niet goed opgevoed. Dat is het probleem.” Klaagster zegt dat ze bewijs heeft dat ze haar kind goed opvoedt en dat ze een advocaat gaat regelen. De huisarts: “Doe maar. Ga dan!” De huisarts herhaalt dat hij zijn tijd nodig heeft en mensen graag wil helpen. Hij wil niet met dit gezeur bezig zijn, want klaagster geeft hem de schuld van dingen. Daar heeft hij geen zin in. De huisarts zegt dat hij klaagster wil helpen, maar dat klaagster niet geholpen wil worden. Klaagster zegt dat ze alleen maar wilde weten wat voor aanvullende informatie de huisarts verstrekt heeft. De huisarts: “Ik heb hier geen zin in.” De huisarts zegt dat hij in al die jaren altijd aardig tegen klaagster is geweest. Hij heeft haar altijd geholpen. Hij vervolgt: “En moet je kijken hoe jij kijkt. En zo kijk jij naar iedereen. Jij vertrouwt niemand. Jij kijkt niet naar jezelf.” Klaagster zegt: “Ik kijk naar uw houding hoe u, als een arts…” De huisarts: “Dat komt door jóú, joh. Jij bent niet te helpen. Ook niet door mij. En ik wil jou niet meer helpen.” Klaagster herhaalt dat ze alleen maar gekomen is om te vragen naar de informatie die hij heeft verstrekt. De huisarts: “Waar jij van uitgaat is dat ik het niet goed gedaan heb.” Klaagster zegt dat hij dat ook op een normale manier kan uitleggen, waarop de huisarts zegt dat ze niet luistert. Klaagster merkt op dat de huisarts haar blijkbaar de schuld geeft, waarop de huisarts zegt: “Ik geef jou de schuld. Jij hebt de schuld, van alles. Jij hebt het allemaal zelf gedaan. En je wil het zelf niet zien.” De huisarts vervolgt dat klaagster niet naar zichzelf kijkt. Hij benadrukt dat klaagster een enorme impact heeft en het zelf gedaan heeft. Het is volgens hem heel erg psychisch, het hele verhaal. Vervolgens: “En je kijkt op een manier van: God, wat zegt ie me nu, die huisarts. En ik zeg jou gewoon een keer de waarheid! De waarheid zeg ik je nu! En ik ga niet vriendelijk tegen jou blijven, want dat helpt bij jou niet!” Klaagster zegt dat ze geshockeerd is dat de huisarts op deze toon tegen haar praat. De huisarts: “Ik wíl jou ook shockeren, ik wíl jou shockeren.” Vervolgens: “Eruit! Eruit! Eruit! Eruit!” Klaagster zegt dat ze op een nette manier wil vertrekken als de huisarts op een normale manier wil praten. “Als je er nu niet uitgaat, bel ik de politie. Ga eruit! Eruit, zeg ik! Ik wil je niet meer zien!” Klaagster zegt dat ze helemaal niets doet waarvoor hij de politie moet bellen. De huisarts loopt vervolgens de spreekkamer uit en nog hoorbaar is dat hij zijn assistente vraagt de politie te bellen, omdat hij wil dat klaagster eruit gaat. Hij komt weer terug: “Oké de politie komt eraan, jij mag eruit.” Als klaagster weer zegt dat ze niets heeft gedaan, reageert de huisarts: “Nee jij gaat eruit. Kom op! Ik ga door met mijn spreekuur.” Klaagster zegt dat ze gaat. De huisarts zegt dat ze naar de wachtkamer moet en dat de politie eraan komt. Klaagster zegt dat zij wel wil vertrekken maar dat ze even haar spullen bij elkaar moet pakken. De huisarts: “Nou hier, hier heb je je spullen. En nu eruit. Eruit! Ga eruit! Ga eruit! De politie komt eraan en die haalt jou weg hier en jij mag hier nooit, nooit meer komen.” Klaagster: “Je mag niet aan mij zitten.” De huisarts: “Wegwezen! Ga eruit! Ga eruit! Wegwezen!” Klaagster: “Ik ga al.” De huisarts: “Vlug! Nooit meer terugkomen bij mij! Nooit meer!” Vervolgens roept hij tegen de assistente: “Laat de politie maar, als ze maar weggaat.”
4 De klacht en de reactie van de huisarts
4.1 Klaagster verwijt de huisarts:
a) dat hij informatie aan D. heeft doorgegeven als gevolg waarvan D. haar zoontje niet meer wilde helpen;
b) dat hij haar onheus heeft bejegend tijdens het consult op 27 juli 2022 en haar daarbij ook heeft aangeraakt. Klaagster voelde zich zeer respectloos behandeld, zowel verbaal als fysiek;
c) dat hij racistisch is, zoals blijkt uit een post op Facebook van hem. In die post geeft hij aan dat er veel criminaliteit onder buitenlanders is.
4.2 De huisarts heeft het college gevraagd de klacht ongegrond te verklaren.
Ad a) De huisarts betwist contact te hebben gehad met D.. Hij heeft helemaal geen informatie verstrekt over het zoontje, althans daar kan hij zich niets van herinneren. Als dat al gebeurd is vanuit de praktijk, heeft iemand anders de informatie verstrekt.
Ad b) De huisarts betreurt het dat het gesprek niet prettig is verlopen, maar benadrukt wel dat in de opname – die hij niet heeft willen beluisteren – alleen het laatste deel te horen is. Daarvóór duurde het gesprek al een tijdje en had de huisarts klaagster al meermalen verzocht de praktijk te verlaten. Omdat klaagster dat steeds maar weigerde en non-verbaal erg agressief overkwam, voelde hij zich op een gegeven moment niet meer veilig. Hij heeft zich laten meeslepen door emoties. Hij heeft klaagster echter niet aangeraakt.
Ad c) De huisarts ontkent dat hij een racist is. Die post op Facebook is zonder context gemakkelijk verkeerd te interpreteren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5.1 De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de huisarts gehandeld heeft zoals van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.
Klachtonderdeel a) informatie verstrekt aan D.
5.2 De huisarts heeft ontkend dat er tussen hem en een medewerker van D. contact zou zijn geweest waarin hij aanvullende informatie zou hebben verstrekt over het zoontje van klaagster. Hij kan zich er in ieder geval niets van herinneren. Hiervoor geldt het volgende. Op 6 juli 2022 is in het medisch dossier van het zoontje van klaagster aangetekend dat een medewerker van D. had gevraagd om aanvullende informatie en haar telefoonnummer had doorgegeven met het verzoek gebeld te worden. Ook staat in het medisch dossier dat er vervolgens contact is geweest. De huisarts heeft ter zitting aangevoerd dat bij deze notitie niet staat dat hij degene is geweest die de notitie heeft geplaatst. Dat is inderdaad juist. Uit het geluidsfragment volgt echter wel dat de huisarts zelf contact heeft gehad. Zoals onder 3.2 te lezen is, heeft de huisarts namelijk gezegd dat hij informatie heeft verstrekt aan D.. Uit de context “…informatie gegeven dat hij…” blijkt voldoende dat het over het zoontje ging. Uit de context volgt ook dat D. op basis van de informatie afkomstig van hem heeft besloten het zoontje niet te gaan behandelen. Het college gaat er dus van uit dat het de huisarts is geweest die met D. contact heeft gehad over het zoontje van klaagster, op basis waarvan D. het zoontje niet wilde behandelen. Wat voor aanvullende informatie er is verstrekt, kan echter niet worden vastgesteld. Dat betekent dat ook niet kan worden vastgesteld dat de huisarts met het geven van informatie tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) bejegening op 27 juli 2022
5.3 Uit de geluidsopname is duidelijk op te maken dat het gesprek voor beide partijen
niet goed is verlopen en zeker ook niet goed is geëindigd. De huisarts heeft aangevoerd
dat klaagster in het verloop van het gesprek zelf een belangrijk aandeel heeft gehad.
Wat daar ook van zij, de huisarts is de professional van de partijen. Het valt hem
aan te rekenen dat het gesprek zo sterk geëscaleerd is en eindigde in een abrupte
beëindiging van de behandelrelatie en het bellen van de politie om klaagster uit de
praktijk te verwijderen. Uit de geluidsopname blijkt niet dat deze acties van zijn
kant gerechtvaardigd waren door hoe klaagster zich gedroeg. Weliswaar ontstond er
tijdens het laatste consult een conflict met klaagster, maar dat was een eenzijdig
conflict van de kant van de huisarts als gevolg van zijn eigen boosheid.
Verder valt op dat de oplopende discussie zo lang duurde dat de huisarts genoeg
tijd heeft gehad om in te zien dat voortzetting van het gesprek op een ander moment
beter was, gezien de bij hem oplopende emoties. Zo’n voorstel heeft hij niet gedaan.
De huisarts heeft ook niet op een andere wijze op enig moment de-escalerend gehandeld.
Integendeel, uit de opname blijkt dat de huisarts zich gaandeweg volkomen verliest
in zijn woede. Het moment waarop de huisarts even de spreekkamer verliet om aan de
assistente te vragen de politie te bellen, had een moment kunnen zijn om tot bezinning
te komen. Dat gebeurde evenwel niet; bij terugkomst hervatte de huisarts het gesprek
op dezelfde wijze en toon. Het college is van oordeel dat deze gang van zaken zeer
onprofessioneel is.
Of de huisarts klaagster heeft aangeraakt kan niet worden vastgesteld, maar dat
is ook niet nodig voor een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel. Overduidelijk
staat vast dat de huisarts klaagster verbaal op een zeer kwalijke, onheuse en grensoverschrijdende
wijze heeft bejegend tijdens het betreffende consult.
Daar had hij op een later moment op terug kunnen komen, maar dat is niet gebeurd.
De huisarts zegt dat hij klaagster na het consult nog een keer op straat zag, zittend
in een auto, en dat hij toen op het autoraam heeft geklopt. Hij wilde toen met haar
in gesprek gaan. Het college beschouwt dit niet als een serieuze poging om het gebeurde
uit te praten. Als een serieus nagesprek werkelijk de intentie van de huisarts zou
zijn geweest, dan had hij wel contact met klaagster gezocht door haar bijvoorbeeld
te bellen. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.
Klachtonderdeel c) huisarts is racistisch
5.4 Dit klachtonderdeel heeft geen betrekking op de behandelrelatie tussen de huisarts en klaagster, maar op de persoon van de huisarts in algemene zin. Klaagster heeft in ieder geval niet met zoveel woorden gesteld dat zij als vrouw met een migratieachtergrond zich gediscrimineerd voelt door de huisarts. Dit betekent dat het om een klacht in het kader van de tweede tuchtnorm gaat. De vraag is dan of de huisarts met de post op Facebook zodanige wijze heeft gehandeld dat het in strijd is met wat een behoorlijk huisarts betaamt. Het college is van oordeel dat de post onvoldoende grond biedt voor dat oordeel. De post maakte onderdeel uit van een uitgebreidere thread die niet is bijgevoegd. Hierdoor ontbreekt de context, wat maakt dat de post onvoldoende te duiden is. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Slotsom en maatregel
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De vraag ligt nu voor welke maatregel dient te worden opgelegd. Hiervoor wordt niet alleen gekeken naar de ernst van het verweten handelen, maar ook naar het tuchtrechtelijk verleden en de kans op herhaling. Bij de kans op herhaling geldt dat bijvoorbeeld het vermogen tot zelfreflectie en de houding tijdens de procedure van betekenis zijn. Vertaald naar deze zaak, geldt het volgende. Het college tilt zwaar aan de wijze waarop de huisarts zich heeft gedragen ten opzichte van klaagster op 27 juli 2022. Vanwege de duur en de ernst van de grensoverschrijdende bejegening, de escalatie met een eenzijdige beëindiging van de behandelrelatie als gevolg en het feit dat de huisarts niet een vervolggesprek heeft aangeboden om een en ander uit te spreken en recht te zetten, is hier sprake van ernstig verwijtbaar handelen. De huisarts heeft wel erkend dat het gesprek niet goed is verlopen, maar het college heeft waargenomen dat de huisarts zijn eigen aandeel hierin onvoldoende erkent. Hij legt steeds de schuld bij klaagster, voor zover hij zich het gesprek nog kan herinneren. Het feit dat de huisarts de gespreksopname niet heeft willen beluisteren, ook niet tijdens de zitting, acht het college niet alleen onbegrijpelijk maar ook zorgwekkend. De huisarts heeft hiermee te kennen gegeven niet daadwerkelijk te willen reflecteren op zijn eigen gedrag, zelfs niet in het kader van een tuchtprocedure. Dit getuigt niet van een instelling die van een professioneel handelend huisarts mag worden verwacht. Dat geldt ook voor de houding van de huisarts op zitting, waar zijn neiging om anderen de schuld te geven van zaken die niet goed waren gegaan meermaals de kop opstak en waar hij een aantal maal pas na de aansporing van zijn gemachtigde bereid was vragen van het college te beantwoorden. Zijn spijtbetuigingen ter zitting over het geëscaleerde gesprek gingen steeds gepaard met het wijzen naar klaagster en het aandeel dat zij hier zelf in had, waardoor het college allerminst overtuigd is geraakt van de oprechtheid van die spijtbetuiging. Evenmin heeft de huisarts iets aangevoerd op basis waarvan aangenomen zou kunnen worden dat hij tegenwoordig anders handelt als hij geëmotioneerd raakt tijdens een gesprek met een patiënt. Daar komt nog bij dat dit niet de eerste (deels) gegronde tuchtklacht is die tegen de huisarts is ingediend. Aan de huisarts is in 2013 een voorwaardelijke schorsing opgelegd door het Centraal Tuchtcollege vanwege onder andere onheuse bejegening en in 2018 is hij voor vergelijkbare feiten berispt. Beide keren zijn er dus forse maatregelen opgelegd. Bij de schorsing was als voorwaarde bepaald dat de huisarts, die zich inmiddels psychotherapeutisch liet behandelen, die behandeling zou voortzetten. Desondanks is de huisarts in 2022 weer de fout in gegaan met zijn bejegening van een patiënt, te weten de klaagster in deze zaak. Eerdere intensieve begeleiding en behandeling hebben dit dus niet kunnen voorkomen. Het college kan gelet hierop niet anders dan concluderen dat de huisarts onvoldoende lerend vermogen heeft – en misschien ook de wil niet heeft – om zijn gedrag jegens patiënten blijvend aan te passen aan wat als passend en professioneel wordt beschouwd. Nu de huisarts inmiddels de zeventigjarige leeftijd heeft bereikt, voorziet het college ook geen positieve ontwikkeling in de toekomst op dit terrein. Een en ander maakt dat de kans op herhaling als zeer groot wordt beschouwd. Aangezien het handelen een dusdanige invloed kan hebben op het welzijn van patiënten dat de patiëntveiligheid hier in het geding is, is het niet verantwoord dat de huisarts zijn beroep blijft uitoefenen. Het college acht doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register daarom noodzakelijk. Aangezien de patiëntveiligheid vordert dat de huisarts ook tijdens een eventuele beroepsprocedure zijn beroep niet meer kan uitoefenen, zal het college toepassing geven aan artikel 48 lid 9 van Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit betekent dat de bevoegdheid van de huisarts om zijn beroep uit te oefenen per direct wordt geschorst, totdat de beslissing onherroepelijk is geworden.
Publicatie
5.6 In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
De huisarts heeft in beroep bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de feiten door het Regionaal Tuchtcollege, omdat hierin de voorgeschiedenis van klaagster onderbelicht is gebleven. Anders dan de huisarts is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat overweging 3. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege een adequate weergave is van de feiten die relevant zijn voor de beoordeling van dit geschil. Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep daarom uit van die feiten. Dit laat overigens onverlet dat het Centraal Tuchtcollege kennis heeft genomen van alle overgelegde stukken.
4. Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1 De huisarts is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij erkent dat hij professionele normen heeft overschreden in het contact met klaagster, maar vindt de opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register niet proportioneel. De huisarts wil bereiken dat het Centraal Tuchtcollege een lichtere maatregel oplegt.
4.2 Klaagster heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van de huisarts te verwerpen. In incidenteel beroep is klaagster opgekomen tegen de ongegrondverklaring van de klacht over het doorgeven van informatie aan D. door de huisarts waardoor D. haar zoontje niet meer wilde helpen (klachtonderdeel a). Het incidenteel beroep strekt ertoe dat het Centraal Tuchtcollege dit klachtonderdeel alsnog gegrond verklaart.
4.3 Klaagster is in beroep niet opgekomen tegen klachtonderdeel c) dat door het Regionaal Tuchtcollege ongegrond is verklaard. Het Centraal Tuchtcollege kan zich daarin vinden zodat dit klachtonderdeel buiten bespreking kan blijven.
Fair trial
4.4 De huisarts betoogt dat geen sprake is geweest van een fair trial omdat hij de houding van het Regionaal Tuchtcollege tijdens de zitting als vooringenomen en bevooroordeeld heeft ervaren. De behandeling bij het Centraal Tuchtcollege is bedoeld om eventuele verzuimen in de behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege in beroep te herstellen. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt overigens niet dat de huisarts de door hem ervaren houding van het college aan de orde heeft gesteld, wat hij wel had kunnen doen. Het Centraal Tuchtcollege zal de zaak in beroep opnieuw in volle omvang behandelen. Deze beroepsgrond treft daarom geen doel.
Klachtonderdeel a) informatie verstrekt aan D.
4.5 Uit het oogpunt van een goede en eerlijke procesorde kunnen in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege worden voorgelegd die deel uitmaken van de oorspronkelijke klacht die aan het Regionaal Tuchtcollege is voorgelegd. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het (incidenteel) beroep. Voor zover in het incidenteel beroep van klaagster sprake is van uitbreiding van de klacht, kan klaagster daarin dus niet worden ontvangen. Ter beoordeling ligt voor de vraag of de huisarts telefonisch aanvullende informatie aan D. heeft verstrekt met als gevolg dat D. het zoontje van klaagster niet in behandeling wilde nemen.
4.6 Op grond van de stukken staat vast dat klaagster op 27 juli 2022 een afspraak met de huisarts had gemaakt om de afwijzingsbrief van D. te bespreken. Zij wilde weten welke aanvullende informatie de huisarts aan D. had verstrekt. Tijdens de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege ontkende de huisarts dat er contact tussen hem en een medewerker van D. zou zijn geweest. Hij kon zich er in ieder geval niets meer van herinneren. Na de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege heeft de huisarts navraag gedaan bij D.. Hieruit bleek dat er op 6 juli 2022 telefonisch contact is geweest tussen de huisarts en een medewerkster van D.. De huisarts heeft vervolgens telefonisch contact gezocht met deze medewerkster. In beroep heeft de huisarts een e-mail van 24 januari 2024 aan zijn gemachtigde overgelegd waarin hij -zo lijkt het- verslag doet van dit gesprek. In die mail staat vermeld: Ik gaf aan dat het zoontje van klaagster wegkijkt, eng uit zijn ogen kijkt en agressief gedrag vertoont sinds zijn vader een nieuwe partner heeft die niet door hem werd geaccepteerd, dat zijn gedrag extreem werd met woedeaanvallen en manipulaties waardoor hij steeds moeilijker te hanteren was in het gezin. En verder: Ik plaatste alles in een zorgkader, doch de conclusie van D. werd: opvoedingsproblematiek waardoor hij niet in behandeling is gekomen.
4.7 Het Centraal Tuchtcollege concludeert dat hiermee vaststaat dat er op 6 juli 2022 telefonisch contact is geweest tussen de huisarts en D.. Op de zitting in beroep heeft de huisarts verklaard dat hij zelf nog altijd geen herinnering heeft aan het betreffende telefoongesprek met D.. Op de vraag waarom van dat gesprek geen aantekening in het medisch dossier is gemaakt, is de huisarts het antwoord schuldig gebleven. Op de vraag waarom de huisarts geen verklaring van de medewerkster van D. over het gesprek van 6 juli 2022 heeft overgelegd maar zelf in een mail aan zijn gemachtigde verslag heeft gedaan van wat deze medewerkster hem heeft verteld (zoals verwoord onder 4.6), heeft de huisarts geantwoord dat de medewerkster zo’n verklaring niet wilde afgeven omdat zij niet over een aantekening van dat gesprek beschikte. Het Centraal Tuchtcollege kan daarom aan zijn beschrijving van het mondeling contact op 6 juli 2022 niet de waarde hechten die de huisarts hieraan gehecht wil zien en zal hieraan dan ook voorbijgaan. Daar komt bij dat de huisarts desgevraagd op zitting heeft verklaard dat hij indertijd de mening was toegedaan dat er sprake was van opvoedingsproblematiek. Hij heeft dit in het consult op 27 juli 2022 ook naar klaagster toe uitgesproken. Omdat op de verwijsbrief van de huisarts de afwijzing van D. is gevolgd zonder dat D. daaraan voorafgaand contact heeft gehad met klaagster of haar zoontje, acht het Centraal Tuchtcollege het met klaagster aannemelijk dat de huisarts in het mondeling contact met D. op 6 juli 2022 ter sprake heeft gebracht dat hij de mening was toegedaan dat er sprake was van opvoedingsproblematiek.
4.8 In de verwijsbrief naar D. wordt (niet opvoedingsproblematiek maar) het gedrag van het zoontje van klaagster als reden van de verwijzing genoemd. Dit is ook wat de huisarts met klaagster had besproken. Zoals hiervoor overwogen acht het college aannemelijk dat de huisarts in het telefonisch contact met D. zijn mening dat sprake was van opvoedingsproblematiek te berde heeft gebracht. D. heeft daarop schriftelijk laten weten dat dit de reden was om het zoontje van klaagster niet in behandeling te nemen. Klachtonderdeel a) zoals door het Regionaal Tuchtcollege weergegeven onder 4.1. is daarom gegrond. De huisarts valt tuchtrechtelijk te verwijten dat hij niet open en transparant is geweest over zijn contact met D. en de aanvullende informatie die hij aan D. heeft verstrekt. Hij heeft noch in het medisch dossier van klaagster, noch in het medisch dossier van haar zoontje een aantekening gemaakt van het telefoongesprek op 6 juli 2022. Het consult op 27 juli 2022, waarbij klaagster om opheldering vroeg, is volledig uit de hand gelopen. De huisarts heeft aldus de kernregels zoals neergelegd in de KNMG-Gedragscode voor artsen niet in acht genomen. In het bijzonder heeft het de huisarts ontbroken aan respectvolle omgang met de patiënt, het in acht nemen van professionele grenzen en het zich onthouden van grensoverschrijdend gedrag (regel 4), aan het bewaken en bevorderen van de vertrouwensrelatie met de patiënt (regel 5) en aan het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn handelen en openheid (regel 9).
4.9 Dit betekent dat het incidenteel beroep van klaagster slaagt. Het Centraal Tuchtcollege zal klachtonderdeel a) alsnog gegrond verklaren.
Klachtonderdeel b) bejegening op 27 juli 2022
4.10 Het Centraal Tuchtcollege komt wat betreft klachtonderdeel b) tot dezelfde constateringen als het Regionaal Tuchtcollege in de beslissing onder 5.3 heeft overwogen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze overweging en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over dit klachtonderdeel en neemt deze hier over. De huisarts heeft op de zitting ook erkend dat zijn handelen tijdens het consult op 27 juli 2022 onprofessioneel was. Klachtonderdeel b is door het Regionaal Tuchtcollege terecht gegrond verklaard.
Conclusie en maatregel
4.11 De conclusie is dat het Centraal Tuchtcollege over klachtonderdeel a) anders oordeelt dan het Regionaal Tuchtcollege en het incidenteel beroep van klaagster slaagt. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover daarbij klachtonderdeel a) ongegrond is verklaard kan dan ook niet in stand blijven. Wat de overige klachtonderdelen betreft is het Centraal Tuchtcollege het eens met het Regionaal Tuchtcollege. Ook het Centraal Tuchtcollege vindt dat aan de huisarts de zwaarste maatregel, die van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register, moet worden opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege legt hierna uit waarom die maatregel passend en geboden is.
4.12 Net als het Regionaal Tuchtcollege kijkt het Centraal Tuchtcollege naar de ernst van het verweten handelen, het tuchtrechtelijk verleden en de kans op herhaling.
4.13 Over het gesprek met D. waarin de huisarts kennelijk zijn mening heeft gegeven over klaagster, is de huisarts niet open en eerlijk geweest. Noch tegenover klaagster toen zij om opheldering vroeg, noch in beide tuchtrechtelijke procedures waarin de huisarts het standpunt innam dat hij geen aanvullende informatie aan D. had verstrekt dan wel dat hij zich dat gesprek niet kon herinneren. De grensoverschrijdende manier waarop de huisarts zich tijdens het consult van 27 juli 2022 naar klaagster toe heeft gedragen rekent het Centraal Tuchtcollege de huisarts zwaar aan. Hij heeft zijn rol en verantwoordelijkheid als huisarts volkomen miskend. Weliswaar heeft hij spijt betuigd op de zitting, maar dit overtuigt niet omdat zijn gedrag dit niet heeft laten zien. Zo heeft de huisarts zijn uitspraken over klaagster nooit teruggenomen. Ook heeft hij geen serieuze poging gedaan om na 27 juli 2022 met klaagster in gesprek te komen en in direct contact met haar zijn spijt te betuigen. Dat hij klaagster een keer op de parkeerplaats in haar auto trof en toen op de ruit tikte om in gesprek te gaan, ziet het Centraal Tuchtcollege niet als een serieuze poging. Dat klaagster naar zijn zeggen telefonisch moeilijk te bereiken was, is geen excuus. De huisarts had schriftelijk zijn excuses kunnen aanbieden en klaagster kunnen uitnodigen voor een gesprek. De huisarts heeft hiervan nut en noodzaak niet ingezien en dat had hij als professional wel gemoeten.
4.14 De huisarts voert aan dat onderbelicht is gebleven dat uit het omvangrijke medische dossier blijkt dat hij een hoge contactfrequentie met klaagster had en dat hij zeer betrokken was bij klaagster, waardoor de beschuldiging van haar zijde hem diep raakte en meer dan normaal frustreerde, wat weer leidde tot de escalatie van het consult. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat – wat hiervan ook zij – dit geen enkele rechtvaardiging vormt voor het gedrag van de huisarts zoals uit de geluidopname volgt en dat door het Regionaal Tuchtcollege onder de feiten is beschreven. Het Centraal Tuchtcollege constateert dan ook dat de huisarts zijn eigen rol en verantwoordelijkheid, ondanks zijn woorden, onvoldoende erkent. Het Centraal Tuchtcollege acht het daarom niet aannemelijk dat de huisarts daadwerkelijk heeft gereflecteerd op zijn handelen en op de impact die dat handelen op klaagster heeft gehad.
4.15 In de afgelopen twintig jaar heeft de huisarts meerdere bejegeningsklachten tegen zich gehad. In 2013 heeft dit – na een aanvankelijke doorhaling – in beroep geleid tot een voorwaardelijke schorsing. De huisarts heeft toen begeleiding en een psychotherapeutische behandeling ondergaan, maar hem is in 2018 voor een vergelijkbaar feit de maatregel van berisping opgelegd en hij is dus in 2022 - ten opzichte van klaagster - opnieuw ernstig in de fout gegaan. Het Centraal Tuchtcollege kan niet anders dan constateren dat het lerend vermogen van de huisarts, die de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt, onvoldoende is en dat er geen grond is om te veronderstellen dat de huisarts zijn gedrag nog zal kunnen verbeteren. De huisarts, die zijn professionele leven nog wil voortzetten, heeft na de ernstige ontsporing in deze zaak kennelijk geen aanleiding gezien om professionele hulp in te schakelen. Dat er ook patiënten zijn die tevreden zijn en van wie de huisarts enkele verklaringen heeft overgelegd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.16 Alles afwegende heeft het Centraal Tuchtcollege er geen vertrouwen in dat de huisarts in de toekomst niet opnieuw een grens overgaat in het contact met patiënten. De kans op herhaling is groot. Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het handelen van de huisarts een dusdanige invloed kan hebben op het welzijn van patiënten dat de patiëntveiligheid in het geding is. Dit rechtvaardigt het opleggen van de zwaarste maatregel.
Publicatie
4.7 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het algemeen belang gediend is met de publicatie van deze beslissing en zal bepalen dat deze beslissing wordt bekend gemaakt zoals in het dictum staat vermeld.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
in het principaal beroep
verwerpt het beroep.
in het incidenteel beroep
verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het beroep voor zover zij daarin een nieuwe klacht naar voren heeft gebracht;
vernietigt de beslissing waarvan beroep, uitsluitend voor zover deze ziet op klachtonderdeel a;
en doet voor dat deel opnieuw recht:
verklaart klachtonderdeel a alsnog gegrond;
handhaaft de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register, dan wel ontzegt de huisarts, als hij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet in het BIG-register is ingeschreven, het recht om opnieuw in het BIG-register ingeschreven te worden en bepaalt dat deze ontzegging onmiddellijk van kracht wordt;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter;
A.S. Gratama en A.R.O Mooy, leden juristen en M.K. Dees en C.A. Lindeboom,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.