ECLI:NL:TGZRSHE:2024:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5775
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:117 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-10-2024 |
Datum publicatie: | 30-10-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/5775 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | “Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige dochter (geboren in september 2007) van klaagster is van 15 augustus 2018 tot 15 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed op elkaar passende tanden. Verweerder heeft een buitenboordbeugel geplaatst gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.” |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 30 oktober 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B]l,
klaagster,
tegen
[C],
orthodontist,
destijds werkzaam in [D],
verweerder,
gemachtigde: mr. O.L. Nunes, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De minderjarige dochter (geboren in 2007) van klaagster is door verweerder behandeld
van 15 augustus 2018 tot 15 september 2020. Daarna is verweerder gepensioneerd en
is de behandeling overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover
dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling van haar dochter en dat hij
te weinig resultaat heeft behaald.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht,
maar dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht wordt
ongegrond verklaard. Hierna licht het college dat toe. 2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 29 juni 2023;
- het verweerschrift, ontvangen op 1 december 2023;
- de CD-rom met daarop de e-mail van 26 december 2023 van klaagster met daarbij
de
door de secretaris opgevraagde foto’s;
- de brief van 31 januari 2024, met bijlage, ontvangen van de gemachtigde van verweerder
op 5 februari 2024;
- de brief van 7 maart 2024, met bijlage, ontvangen van de gemachtigde van verweerder
op 11 maart 2024;
- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek op 8 mei 2024.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 6 september 2024, gelijktijdig
met de zaak met dossiernummer H2023/5773. De partijen zijn verschenen. Verweerder
werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de gemachtigde van verweerder
hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van verweerder heeft een
pleitnotitie voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd? 3.1 De dochter van klaagster, geboren in 2007, is vanaf 15
augustus 2018 onder behandeling gekomen bij verweerder. Dit onder andere in verband
met een malocclusie (niet goed op elkaar passende tanden). Hiervoor werd in eerste
instantie een cervicale headgear (buitenboordbeugel) geplaatst, gecombineerd met vaste
apparatuur. Omdat verweerder met pensioen ging, heeft hij de dochter van klaagster
na 14 september 2020 niet meer behandeld. 3.2 De behandeling van de dochter van klaagster
is daarna (eenmalig) overgenomen door een andere orthodontist op dezelfde locatie.
Daarna is de dochter van klaagster verder behandeld door een orthodontist van een
andere praktijk. Deze heeft op 29 mei 2022 een verslag gemaakt van zijn bevindingen
met betrekking tot de orthodontische behandeling door verweerder. In dit verslag heeft
de collega-orthodontist meerdere opmerkingen gemaakt over de behandeling door verweerder.
3.3 De totale orthodontische behandeling van de dochter van klaagster heeft ruim
vijf jaar geduurd.
4. De klacht en de reactie van verweerder
4.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij te vroeg begonnen is met de behandeling
en nauwelijks resultaat heeft behaald.
4.2 Verweerder heeft het college verzocht klaagster (kennelijk) niet-ontvankelijk
te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Verweerder heeft aangevoerd
dat er misbruik van recht wordt gemaakt. Ter onderbouwing heeft verweerder aangevoerd
dat er inmiddels meerdere tuchtklachten tegen hem zijn ingediend door oud-patiënten,
die (mede) zijn gebaseerd op een min of meer standaard verslag van steeds dezelfde
orthodontist (de opvolgend behandelaar van de dochter van klaagster). Volgens verweerder
worden deze procedures over de hoofden van de patiënten heen gevoerd met het oogmerk
om hem te schaden.
4.3 Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft
verweerder het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren. De behandeling
is volgens de regelen der kunst uitgevoerd. Na 14 september 2020 is verweerder niet
meer bij de behandeling van de dochter betrokken geweest.
4.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college Is klaagster ontvankelijk in haar klacht?
5.1 Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn niet-ontvankelijkheidsverweer verwezen
naar een uitspraak van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle van 11 februari 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:TGZRZWO:2022:19, waarin
een beroep is gedaan op misbruik van recht. Hij heeft gesteld dat de onderhavige zaak
vergelijkbaar is met de casus die daar speelde, nu ook hier sprake is van een collega-tandarts/orthodontist
die een verweerder in een kwaad daglicht wil stellen en daarvoor de voormalig patiënten
van verweerder in stelling brengt. Dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke
procesorde, aldus verweerder.
5.2 Het college overweegt dat het klachtrecht een groot goed is dat slechts in uitzonderlijke
gevallen dient te worden beperkt. Dat neemt niet weg dat ook in het tuchtrecht sprake
kan zijn van misbruik van recht en dat ook het tuchtrecht bescherming behoort te bieden
tegen gerechtelijke procedures die uitsluitend of overwegend het oogmerk hebben een
ander te schaden (ECLI:NL:RVS:2014:4129). Het is het college ook bekend dat er inmiddels
een aantal klachten is ingediend tegen verweerder en dat in die zaken de collega-orthodontist
steeds, als opvolgend behandelaar, een stuk heeft opgesteld waaruit zou moeten worden
opgemaakt dat verweerder de betreffende patiënt onjuist zou hebben behandeld. Onder
bijzondere omstandigheden kan dan het feit dat de klacht is ingediend namens een oud-patiënte
opleveren dat het indienen daarvan misbruik van recht oplevert. Dat betekent echter
wel dat het aan verweerder is om deze bijzondere feiten en omstandigheden te stellen
en te onderbouwen. Verweerder heeft ter onderbouwing uitsluitend verwezen naar de
(overwegend) gelijkluidende rapportages in alle zaken.
5.3 Het college stelt vast dat de rapportage die als onderbouwing van de klacht
is toegevoegd in deze zaak, vrijwel gelijkluidend is als de rapportage die in de gelijktijdig
behandelde zaak is ingediend. Het college is van oordeel dat deze rapportage bij een
eerste lezing niet lijkt te kunnen worden aangemerkt als een rapportage als bedoeld
in de KNMT-Praktijkrichtlijn Second Opinion, alleen al omdat het gaat over een reeds
uitgevoerde behandeling. De collega-orthodontist heeft deze verslagen bovendien opgesteld
zonder eerst het overleg te zoeken met verweerder én hij heeft de verslagen opgesteld
als opvolgend behandelaar.
5.4 Het feit echter dat de rapportage niet voldoet aan de norm, en dat deze in alle
zaken gelijkluidend zou zijn, wat overigens niet door het college als zodanig kan
worden vastgesteld, leidt nog niet ertoe dat sprake is van bijzondere omstandigheden
die tot het oordeel moeten leiden dat sprake is van misbruik van recht. Anders dan
in de hiervoor benoemde zaak is er geen sprake van klagers die allen werden bijgestaan
door eenzelfde gemachtigde, noch van het feit dat de gemachtigde werd betaald door
de collega-tandarts. Dat betekent dat in de onderhavige casus vooralsnog onvoldoende
aanwijzingen zijn dat klaagster haar klacht heeft ingediend met het oogmerk om verweerder
te schaden of dat de collega-orthodontist klaagster en de andere klagers heeft aangezet
om klachten in te dienen
tegen verweerder terwijl hij eigenlijk degene is die de klagers regisseert. Dat
er in die zin sprake is van “misbruik van recht” is dan ook niet gebleken. Dat betekent
dat het belang van klaagster om een klacht te kunnen indienen nog altijd dient te
prevaleren en het klachtrecht nog steeds als uitgangspunt heeft te gelden. Het college
is daarom van oordeel dat klaagster wel kan worden ontvangen in haar klacht en zij
zal deze klacht inhoudelijk beoordelen.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.5 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende orthodontist.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Het gaat hierbij niet om de vraag of de zorgverlener
het beter of anders had kunnen doen, maar of hij binnen de grenzen van een redelijk
bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners
alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen. Klachtonderdeel
a) te vroeg begonnen met de behandeling
5.6 Klaagster verwijt verweerder dat hij te vroeg is gestart met de behandeling
van haar dochter waardoor de behandeling langer heeft geduurd en tot meer kosten heeft
geleid. Daarin volgt het college klaagster niet. De dochter van klaagster is aan het
eind van de basisschool door de tandarts verwezen naar verweerder. Het college stelt
vast dat de dochter van klaagster tien jaar en elf maanden oud was toen de behandeling
werd gestart. In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat dit te jong is of in
strijd met enige richtlijn of protocol. Dat de behandeling mogelijk is vertraagd doordat
een element van het gebit van de dochter van klaagster vertraagd en geroteerd is doorgebroken,
was vooraf niet te voorzien. Dit kan verweerder niet worden verweten. Dit klachtonderdeel
is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b) onvoldoende resultaat behaald
5.7 Klaagster verwijt verweerder dat hij onvoldoende resultaat heeft behaald. Klaagster
verwijst hierbij naar het verslag van de bevindingen van 29 mei 2022 van de orthodontist
die de behandeling van haar dochter heeft overgenomen. Daarin volgt het college klaagster
niet. Uit het patiëntendossier/ de patiëntenkaart en uit hetgeen het college ter zitting
heeft vernomen, is niet gebleken van aanwijzingen dat het resultaat onvoldoende was.
Het college stelt vast dat verweerder de dochter van klaagster van 15 augustus 2018
tot 15 september 2020 (25 maanden) heeft behandeld. Op het moment dat de behandeling
door verweerder in september 2020 is overgedragen, had er al effectieve correctie
van het gebit van de dochter plaatsgevonden door de plaatsing van een headgear. De
correctie is naar het oordeel van het college zeer behoorlijk en in lijn met wat op
dat moment verwacht mocht worden. Verweerder heeft daarbij binnen de grenzen van een
bekwame beroepsuitoefening gehandeld. Bij de verdere behandeling is hij niet meer
betrokken geweest. Hij kan daarvoor tuchtrechtelijk niet worden aangesproken. Ook
dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht ongegrond is.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door A.P.A. Bisscheroux, voorzitter, W.G.H. Corté, lid-jurist,
R.W.F. Huyskens, G.L.M.M. van der Werff en B.D. van der Meulen, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door I.W.M. Dirksen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door K.A.J.C.M.
van den Berg Jeths-van Meerwijk op 30 oktober 2024