Zoekresultaten 51-60 van de 12872 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5258

    Verwijt aan huisarts dat zij in het kader van zorgverlening in een hospice onvoldoende informatie over palliatieve sedatie heeft gegeven, onjuiste diagnoses heeft genoemd en tekortgeschoten is in communicatie, begeleiding, opvang en medisch handelen. Eigen verantwoordelijkheid om te informeren en te verifiëren of de informatie begrepen is. Onvoldoende uitleg over de aard van het lijden en waarom continue sedatie nodig was. Niet geverifieerd of toestemming voor palliatieve sedatie gegeven was. Besluit tot palliatieve sedatie niet gedragen door klinisch beeld. Communicatie en dossiervoering onvoldoende. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4921

    Huisarts wordt verwijten gemaakt die verband houden met een AMK-melding, de zorg aan en inzage in het medisch dossier van de minderjarige dochter van klager, het gezag van klager over zijn dochter, het medisch dossier van klager en het beroepsgeheim. Geen mogelijkheid in wet BIG voor indienen pro forma klaagschrift. Klacht grotendeels verjaard en voor het overige deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4922

    Huisarts wordt verwijten gemaakt die verband houden met een AMK-melding, de zorg aan en inzage in het medisch dossier van de minderjarige dochter van klager, het gezag van klager over zijn dochter, het medisch dossier van klager en het beroepsgeheim. Geen mogelijkheid in wet BIG voor indienen pro forma klaagschrift. Klacht grotendeels verjaard en voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:35 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5725

    Klacht tegen bedrijfsarts kennelijk ongegrond. Klager heeft zich in 2020 ziekgemeld wegens medische klachten. Daarna is klager door verschillende bedrijfsartsen begeleid in het kader van het re-integratieproces. In 2023 is klager een aantal keer bij de bedrijfsarts geweest. Deze heeft meerdere rapportages opgesteld. Het advies was om klager niet te laten re-integreren in eigen werk. Klager was het daar niet mee eens en heeft een second opinion verzocht. De second opinion was sterk afwijkend van het eerdere advies van de bedrijfsarts. Klager maakt de bedrijfsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages/conclusies. Het college oordeelt dat de bedrijfsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5712

    “Klacht tegen radioloog. Klager verwijt de radioloog dat hij röntgenfoto’s van klagers hand/pols onjuist heeft beoordeeld, waardoor hij een fractuur heeft gemist en klager wellicht blijvend letsel heeft opgelopen.Klacht ongegrond, het missen van de fractuur (scafoid fractuur met perilunate dislocatie) is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.”

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5780

    Klacht tegen chirurg kennelijk ongegrond. Klaagster is in de periode van augustus tot december 2017 meerdere keren gezien door de chirurg in verband met pijnklachten aan haar rechter voorvoet. Na diverse onderzoeken en besprekingen heeft uiteindelijk een onderbeenamputatie plaatsgevonden. Klaagster verwijt verweerder dat een adequate behandeling van haar pijnklachten (te lang) is uitgebleven waardoor een amputatie noodzakelijk werd. Het college oordeelt dat de chirurg niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:70 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1872

    Klacht tegen cardioloog. De moeder van klaagster, patiënte, is begin 2021 met hartfalen opgenomen op de afdeling hartbewaking van het ziekenhuis waar de cardioloog werkzaam is. In de dagen daarna ontwikkelde zij een flebitis en bleek zij een ischemisch CVA te hebben gehad. Vervolgens werd een stafylokokkeninfectie en een endocarditis vastgesteld. Uiteindelijk is patiënte ruim een maand later in het ziekenhuis overleden. De cardioloog was hoofdbehandelaar in de periodes dat patiënte op de afdeling cardiologie was opgenomen. Klaagster verwijt de cardioloog als hoofdbehandelaar dat er op zijn afdeling geen oog en oor is geweest voor de verslechterende situatie van patiënte (ontbreken van regie) en dat patiënte niet de benodigde verzorging heeft gekregen die de beroerte en het uiteindelijke sterven had kunnen voorkomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:64 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1953

    Klacht tegen een uroloog. Klager was sinds 2012 onder behandeling bij de uroloog voor een prostaatcarcinoom. Aanvankelijk is er gekozen voor een afwachtend beleid met regelmatige controles. In 2018 steeg de PSA waarde van klager. Klager is vanaf dat moment ontevreden over de behandeling door de uroloog. Klager kreeg van de uroloog het advies de prostaat operatief te laten verwijderen of radiotherapie (uitwendige bestraling met fotonen) te ondergaan. Klager wilde geen operatie, hormoontherapie of fotonentherapie ondergaan. Hij stond wel open voor protonenbestraling. Protonenbestraling voor deze indicatie is in Nederland niet mogelijk. De uroloog heeft klager in januari 2020 verwezen naar de afdeling orthopedie om te beoordelen of het nemen van een biopt van een laesie in het linkerdijbeen, mogelijk een metastase van het prostaatcarcinoom, noodzakelijk was. Klager is daar verder behandelend door de orthopedisch chirurg. In maart 2021 werd duidelijk dat bij klager sprake was van botmetastasen in het linkerdijbeen. Klager verwijt de uroloog onder meer dat hij: (IV) dat hij de aanbeveling op het scintigram van 27 augustus 2019 en het advies op de PSMA-PET-scan van 6 januari 2020 heeft genegeerd en (V) dat hij klager foutieve informatie heeft verschaft door ‘groen licht’ te geven voor de protonenbehandeling in Praag. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager, dat uitsluitend ziet op de klachtonderdelen IV. en V.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:71 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1954

    Klacht tegen uroloog (destijds aios urologie). Klager was sinds 2012 onder behandeling bij de supervisor van de aios (zie C2023/1953) voor een prostaatcarcinoom. Aanvankelijk is gekozen voor een afwachtend beleid met regelmatige controles. In 2018 steeg de PSA waarde van klager. Klager is vanaf dat moment ontevreden over de behandeling van de supervisor die klager adviseerde de prostaat operatief te laten verwijderen of radiotherapie (uitwendige bestraling met fotonen) te ondergaan. Klager wilde geen operatie, hormoontherapie of fotonentherapie ondergaan. Hij stond wel open voor protonenbestraling. Protonenbestraling voor deze indicatie is in Nederland niet mogelijk. De aios werd vanaf augustus 2019 tot eind december 2019 bij de behandeling van klager betrokken en zag klager poliklinisch. Klager had pijn in zijn anus en uitstralende pijn in zijn linkerbeen. Er werd een botscan en een MRI gemaakt die uitwezen dat er geen aanwijzingen (relatief lage PSA waarde en een solitaire afwijking in het femur) waren voor metastasen, maar wel dat er mogelijk sprake was van fibreuze dysplasie. Klager verwijt de uroloog onder meer dat hij: (III) dat hij de aanbeveling op het scintigram en het advies op de PSMA-PET-scan heeft genegeerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager, dat uitsluitend ziet op klachtonderdeel III. 

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:65 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2067

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van arts. Bij de arts is sprake van vroege remissie bij langdurige chronische verslavingsproblematiek met meermalen recidive, meestal binnen een jaar. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de arts weliswaar op de goede weg lijkt te zijn, maar dat er op het moment van de uitspraak nog onvoldoende tijd is geweest om blootstelling aan de risico’s van verslaving en de kans op terugval in misbruik te kunnen beoordelen. Er is op dat moment onvoldoende vertrouwen om te kunnen stellen dat de verslaving en het daarmee gepaard gaande gedrag dermate onder controle is dat er in de nabije toekomst geen risico zal zijn voor de patiëntveiligheid. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de voordracht toe en legt de MDL-arts de maatregel op van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de MDL-arts inmiddels ruim een jaar aantoonbaar op de goede weg is, vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover de inschrijving van de MDL-arts daarbij is doorgehaald, en zal de MDL-arts enkele aan de uitoefening van het beroep van arts verbonden bevoegdheden ontzeggen. Tevens zal het Centraal Tuchtcollege aan de beroepsbeoefening van de MDL-arts enkele voorwaarden verbinden. Tenslotte gelast het Centraal Tuchtcollege publicatie van de beslissing.