ECLI:NL:TGZRSHE:2025:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/8142

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2025:71
Datum uitspraak: 16-06-2025
Datum publicatie: 16-06-2025
Zaaknummer(s): H2024/8142
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen medisch adviseur in verband met advies aan zorgverzekeraar over de vergoeding van de behandeling van klager in het buitenland. Geen weerslag op de individuele gezondheidszorg. Financieel (declaratie)geschil. Klager kennelijk niet ontvankelijk.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH

Voorzittersbeslissing over de op 10 februari 2025 ontvangen klacht van:

[A],
wonende in [B], klager,

tegen:

[C],
arts,
werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigden: mr. B. Megens en mr. H. Zourakhti, werkzaam in Rotterdam.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 10 februari 2025;
- de brief van 5 maart 2025 van de secretaris aan klager;
- het aanvullend klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 maart 2025;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 16 april 2025.

2. De feiten
2.1 In verband met verdenking van prostaatkanker werd klager medio 2023 door een uroloog in het
ziekenhuis onderzocht. Er bleek sprake te zijn van een agressief prostaatcarcinoom. De uroloog
adviseerde een ‘RALP behandeling met PLND’ (robot geassisteerde laparoscopische prostatectomie met
pelviene lymfeklierdissectie). Klager gaf aan geopereerd te willen worden door een uroloog in ----.
Klager heeft, na overleg met de ---- uroloog, bij zijn zorgverzekeraar een machtiging voor een ‘RALP behandeling zonder PLND’ aangevraagd. Verweerster, die als medisch adviseur bij deze zorgverzekeraar werkzaam is, heeft hierover advies aan de zorgverzekeraar uitgebracht. Op grond van dit advies heeft de zorgverzekeraar besloten niet tot vergoeding over te gaan van de aangevraagde behandeling. Klager is het niet eens met dit advies en verwijt de medisch adviseur dat zij op de stoel van de behandelend uroloog is gaan zitten door te bepalen dat, conform
de Nederlandse richtlijnen een ‘RALP behandeling met PLND’ geïndiceerd was.

2.2 Verweerster stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden
verklaard. Volgens verweerster is klager geen rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 65
van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Daarnaast valt de klacht niet onder de reikwijdte van het tuchtrecht, omdat het handelen waar klager over klaagt, niet valt onder de tuchtnormen van artikel 47 lid 1 Wet BIG. Subsidiair verzoekt verweerster de klacht kennelijk ongegrond te verklaren.

3. De overwegingen
3.1 De voorzitter moet, vanwege het verweer dat is gevoerd, eerst beoordelen of klager in zijn
klacht kan worden ontvangen, of dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk is. De voorzitter is
van oordeel dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht. ‘Kennelijk’ betekent dat het
niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet
inhoudelijk behoeft te worden besproken. Voor die beslissing is het volgende van belang.

3.2 In artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG is bepaald dat een klacht aanhangig kan worden gemaakt door
een rechtstreeks belanghebbende. Om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt,
dient sprake te zijn van een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Dit vloeit voort uit de aard en de strekking van de Wet BIG, die beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Volgens artikel 1 Wet BIG wordt in deze wet onder individuele gezondheidszorg verstaan de zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon en ertoe strekt diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen, waaronder geneeskunst.

3.3 De voorzitter stelt vast dat er bij deze klacht weliswaar sprake is van een concreet eigen
belang van klager, maar volgens artikel 7:446 lid 4 BW bestaat er tussen klager en verweerster geen
behandelingsovereenkomst. Klager kan daarom niet worden ontvangen als belanghebbende op grond van de eerste tuchtnorm. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht op grond van de tweede tuchtnorm. Daarvoor is in ieder geval van belang dat sprake moet zijn van een concreet eigen belang in het kader van de individuele gezondheidszorg.

3.4 De klacht gaat over het handelen van verweerster in haar functie van medisch adviseur bij de
zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars zijn wettelijk verplicht te controleren of zorg rechtmatig en
doelmatig is verleend. Voor vergoedingsvraagstukken en de juiste uitvoering van wet- en regelgeving
heeft de zorgverzekeraar adviserend geneeskundigen in dienst. Zij beoordelen of de zorg voldoet aan
alle eisen die de wet stelt, alvorens de zorgverzekeraar tot vergoeding mag overgaan. Verweerster
heeft in opdracht van de zorgverzekeraar de machtigingsaanvraag voor de behandeling van klager in
het buitenland beoordeeld en advies uitgebracht. Het door verweerster uitgebrachte advies heeft
geen betrekking op een specifieke persoon en de bevordering van diens gezondheid, zoals bedoeld in
artikel 1 Wet BIG. Het handelen van verweerster als medisch adviseur van de zorgverzekeraar heeft
daarom geen weerslag op de individuele gezondheidszorg. De klacht van klager gaat immers niet over
de individuele, maar over de algemene gezondheidszorg (en de vergoeding hiervan). Dat adviezen,
uitgebracht in het kader van de algemene gezondheidszorg, een rol kunnen spelen bij besluitvorming
omtrent de vergoeding van behandelingen en zo uiteindelijk hun doorwerking zullen kunnen hebben
naar de individuele gezondheidszorg, maakt dit niet anders. In wezen gaat het hier om een financieel (declaratie-)geschil tussen klager en de verzekeraar en dat geschil moet via een andere route aan de orde worden gesteld dan bij de tuchtrechter.

3.5 Gelet op het bovenstaande kan klager niet worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende en
is klager kennelijk niet-ontvankelijk in de klacht.

4. De beslissing
De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan op 4 juni 2025 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter,
in tegenwoordigheid van C.W.M. Hillenaar, secretaris.