ECLI:NL:TGZRAMS:2025:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7551

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2025:148
Datum uitspraak: 13-06-2025
Datum publicatie: 13-06-2025
Zaaknummer(s): A2024/7551
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een KNO-arts. Klager verwijt de KNO-arts dat hij op 28 augustus 2020 verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij bij het uitvoeren van het oortoilet bij het linkeroor van klager dit linkeroor heeft `stukgezogen’. De KNO-arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat de KNO-arts het oortoilet heeft mogen uitvoeren en dat dit in het geval van klager juist goed was. Het college ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de KNO-arts hierbij een fout heeft gemaakt. Het uitvoeren van een oortoilet is binnen de keel- neus- en oorheelkunde een routinemaatregel die meerdere keren per dag wordt uitgevoerd en die ook steeds op dezelfde manier wordt uitgevoerd. De KNO-arts is hierin gespecialiseerd. Klagers stelling dat in zijn geval geen oortoilet uitgevoerd had mogen worden omdat hij dunne, slappe trommelvliezen heeft met perforaties is onjuist. Het zijn juist de patiënten met die problematiek die bij de KNO-arts onder behandeling staan en in die zin was de situatie van klager niet dermate bijzonder. Ook bij deze patiënten is het gebruikelijk en juist om het oortoilet op deze manier uit te voeren. De klacht is kennelijk ongegrond.

A2024/7551
Beslissing van 13 juni 2025

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing in raadkamer van 13 juni 2025 op de klacht van:


A,
wonende te B,

klager,

tegen


C,
KNO-arts,
werkzaam te D,
verweerder, hierna ook: de KNO-arts,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Hilversum.


1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager heeft al bijna zijn gehele leven oorklachten. Vanaf zijn jeugd is hij door een ongeluk
geheel doof aan zijn rechteroor. Klager is jarenlang onder controle en behandeling geweest bij de
KNO-arts. Op 28 augustus 2020 is klager door de KNO-arts onderzocht en behandeld in verband met
klachten aan zijn andere (linker)oor. Klager ervaart sindsdien acute doofheid en een bonzend geluid
in zijn linkeroor. Klager verwijt de KNO-arts dat hij op voornoemde datum een zogenaamd ‘oortoilet’
heeft uitgevoerd en daarbij het linkeroor van klager heeft ‘stuk gezogen’.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent
dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht
niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen.
Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 22 augustus 2024;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 17 september 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 9 december 2024;
- de brief van klager van een onbekende datum, binnengekomen op 12 december 2024,
met bijlagen;

- de brief van klager van 20 januari 2025, binnengekomen op 22 januari 2025, met bijlagen.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak
beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager (geboren in 1963) ervaart al sinds jonge leeftijd oorklachten en staat al zijn hele
leven onder controle en behandeling bij (verschillende) artsen. Op 12-jarige leeftijd is klager als
gevolg van een ongeluk het gehoor kwijtgeraakt aan zijn rechteroor.

3.2 Klager staat sinds 1999 onder behandeling van de KNO-arts, die werkzaam is in E te D en F. De
controles en behandelingen waren grotendeels gericht op het rechteroor. Het laatste contact tussen
klager en de KNO-arts was op 22 augustus 2016, voor een loopoor uit een trommelvliesperforatie van
het linkeroor.

3.3 Klager heeft op 28 augustus 2020 bij de huisarts verzocht om een verwijzing naar de KNO-arts
om daar een recept oordruppels te krijgen in verband met toenemende klachten aan het linkeroor.
Diezelfde dag is klager langs geweest bij de polikliniek van de afdeling KNO voor een recept
oordruppels. Hoewel klager die dag geen afspraak had met de KNO-arts is hij, na verschijning aan de
balie, door de KNO-arts onderzocht en vervolgens behandeld. De KNO-arts heeft het linkeroor van
klager toen schoon gezogen door middel van een oortoilet. Tevens zijn oordruppels met antibiotica
voorgeschreven.

3.4 Op 2 september 2020 is klager op opnieuw gezien door de KNO-arts in verband met aanhoudende
klachten aan het linkeroor en gehoorverlies. Tijdens deze behandeling is een kweek afgenomen.

3.5 Klager heeft nadien geen contact meer opgenomen met de KNO-arts maar zich tot (diverse) andere
artsen gewend voor behandeling.

3.6 In november 2020 heeft klager een klacht ingediend bij E, waar de KNO-arts werkzaam is. Dit
heeft niet geleid tot een beëindiging van het conflict.

3.7 In het medisch dossier is – voor zover relevant – het volgende opgenomen1:

“28-8-2020
Anamnese:
komt terug:
heeft nu 2 dg loopoor links

KNO-onderzoek:
Oren: as iets vochtige TV perforatie

Conclusie:
Loopoor links, waarvoor oorgtt bij tinnitus en verminderd gehoor rechts na eerdere tympanoplastiek
rechts

Beleid:
uitleg toilet
r/ trafoxal oorgtt

c/ bij persisteren

2-9-2020
Anamnese:
komt terug
oor blijft lopen en gehoor minder

KNO-onderzoek:
Oren: as iets vochtige TV perforatie

Conclusie:
loopoor links, waarvoor oorgtt bij tinnitus bij verminderd gehoor rechts na eerdere tympanoplastiek
rechts

Beleid:
uitleg
toilet/ kweek
doorgaan trafoxal oorgtt c/ 1 wk

29-9-2020
Telefonisch consult:
neemt niet op (3x): geen voicemail”

3.8 Op 24 juli 2024 is op verzoek van klager een KNO-heelkundige rapportage uitgebracht door
prof. Dr. G. Daarin is – onder meer – het volgende opgenomen:

“Beantwoording van de vragen
1. Is naar uw mening in casus sprake geweest van medisch verwijtbaar handelen (of nalaten) bij de
behandeling door [de KNO-arts] van [klager] op of omstreeks 28 augustus 2020. Graag ontvang ik een
gemotiveerd antwoord.
De behandeling door de KNO arts […] op 28 augustus 2020 moet worden beschouwd als lege artis, er is dus geen sprake geweest van medisch verwijtbaar handelen (of nalaten). Zie
bovenstaande overwegingen ter motivering van deze stellingname”.

4. De klacht en de reactie van de KNO-arts
4.1 Volgens klager heeft de KNO-arts tijdens het consult op 28 april 2020 verwijtbaar gehandeld,
omdat hij bij het uitvoeren van het oortoilet bij het linkeroor van klager dit linkeroor heeft
‘stuk gezogen’.

4.2 De KNO-arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.


5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de KNO-arts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende KNO-arts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de KNO-arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat de KNO-arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Verwijtbaar gehandeld?
5.3 Klager heeft aan zijn klaagschrift ten grondslag gelegd dat de KNO-arts het linkeroor van
klager tijdens de behandeling op 28 augustus 2020 niet op de gebruikelijke manier had mogen
uitzuigen, omdat dit het enige werkende oor was met bovendien een dun, slap trommelvlies en kleine
perforaties. Klager zegt dat hij direct na de behandeling slingerend en doodziek naar buiten is
gelopen en daar heeft overgegeven. Als gevolg van de behandeling is klager doof geraakt aan zijn
linkeroor en heeft hij dag en nacht last van oorsuizen. Klager heeft hieraan toegevoegd dat de
KNO-arts bij het opvolgend consult op 2 september 2020 in paniek raakte toen hij het linkeroor van
klager onderzocht en dat klagers huisarts maar ook andere KNO-artsen later constateerden dat er
grote gaten zaten in klagers trommelvlies. Ook vindt klager het onbegrijpelijk dat de KNO-arts een
ontsteking aan het linkeroor constateerde terwijl de resultaten van de kweek niet op een ontsteking
duidden. Tot slot vermoedt klager dat de verschillende artsen in deze zaak de KNO-arts de hand
boven het hoofd houden.

5.4 De KNO-arts betwist dat sprake is van verwijtbaar handelen. Volgens de KNO-arts was sprake
van een ontstoken trommelvliesperforatie en was het schoonzuigen van het oor nodig voor onderzoek,
een efficiënter herstel, en om te voorkomen dat de toxische stoffen in het ontstekingsvocht het
slakkenhuis in het linkeroor zouden beschadigen. Bovendien, zo stelt de KNO-arts, betekent het feit
dat klager na het oortoilet extra klachten heeft gekregen niet dat deze klachten veroorzaakt zijn door het oortoilet en ligt dat ook niet aan de tuchtrechter
voor. In het geval van klager kan het gehoorverlies meerdere mogelijke oorzaken hebben en is de
KNO-arts gebleven binnen de grenzen van een redelijk handelend en redelijk bekwame KNO-arts. De
KNO-arts betwist dat hij bij het tweede consult in paniek zou zijn geraakt toen hij klagers oor
opnieuw onderzocht.
De KNO-arts heeft tot slot gezegd dat de door klager beschreven klachten na het eerste consult op
28 augustus 2020 niet bij de KNO-arts of bij de assistente van de polikliniek zijn opgevallen, en
dat klager over die klachten niets heeft gezegd bij het tweede consult op 2 september 2020.

5.5 Het college is van oordeel dat de KNO-arts het oortoilet heeft mogen uitvoeren en dat dit in
het geval van klager juist goed was. Het college ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de
KNO-arts hierbij een fout heeft gemaakt. Het uitvoeren van een oortoilet is binnen de keel- neus-
en oorheelkunde een routinemaatregel die meerdere keren per dag wordt uitgevoerd en die ook steeds
op dezelfde manier wordt uitgevoerd. De KNO-arts is hierin gespecialiseerd. Klagers stelling dat in
zijn geval geen oortoilet uitgevoerd had mogen worden omdat hij dunne, slappe trommelvliezen heeft
met perforaties is onjuist. Het zijn juist de patiënten met die problematiek die bij de KNO-arts
onder behandeling staan en in die zin was de situatie van klager niet dermate bijzonder. Ook bij
deze patiënten is het gebruikelijk en juist om het oortoilet op deze manier uit te voeren.

5.6 Daarnaast heeft klager gesteld dat er op 28 augustus 2020 geen sprake was van een ontsteking,
maar ook daar gaat het college aan voorbij. Dat uit de kweek die op 2 september 2020 is afgenomen
geen ontsteking blijkt betekent nog niet dat er dus op 28 augustus 2020 ook geen ontsteking in het
linkeroor zat. Uit het medisch dossier van klager blijkt dat de KNO-arts die dag een ontsteking
heeft geconstateerd en er is geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het lijkt er
sterk op dat de negatieve kweekuitslag verklaard wordt door het feit dat klager op dat moment al
vijf dagen oordruppels met antibiotica had gebruikt.

5.7 Wat hiervoor in 5.5 en 5.6 is overwogen is ook de conclusie van professor Dr. G in de
hierboven genoemde KNO-heelkundige rapportage. Het college is het eens met die conclusies.

5.8 Verder overweegt het college dat er onduidelijkheid bestaat over het ontstaan van de klachten
na afloop van het oortoilet. Klager heeft in zijn klaagschrift en tijdens het mondeling
vooronderzoek gemeld dat hij direct na het oortoilet doof en misselijk was en “slingerend en
doodziek” naar buiten is gelopen, maar bij de interne klachtenprocedure heeft klager gemeld dat de
klachten pas in het weekend zijn ontstaan. De verklaringen van klager hierover zijn dus niet
consistent. Daarnaast heeft de KNO-arts de klachten die dag niet gezien en ook de assistente van de
polikliniek heeft dit niet opgemerkt. Ook uit het dossier blijkt niet dat klager dit op 28 augustus
2020 dan wel 2 september 2020 heeft gemeld. Nu het college niet kan vaststellen dat de door klager
genoemde klachten bekend waren bij de KNO-arts kan de
KNO-arts op dit punt ook geen verwijt worden gemaakt.

5.9 Voor wat betreft de ontstane klachten aan het linkeroor en het gehoorverlies merkt het
college nog het volgende op. Hoewel klager in zijn klaagschrift en tijdens het mondeling
vooronderzoek spreekt over doofheid blijkt uit de overgelegde stukken (gelukkig) dat er geen sprake
is van blijvende doofheid aan het linkeroor. Wel is het gehoor van klager aan zijn linkeroor iets
minder geworden ten opzichte van de meting in 1999. Gegeven de medische situatie van klager, is het
op zichzelf niet ondenkbaar dat er oorsuizingen zijn ontstaan in het linkeroor. Die oorsuizingen
kunnen medisch gezien echter meerdere oorzaken hebben. Uit de laatste gehoortest blijkt dat er bij
klager sprake is van binnenoor problematiek die helemaal los staat van de behandeling door de
KNO-arts. Deze problematiek kan oorsuizen veroorzaken. Er is echter geen causaal verband gebleken
tussen de behandeling door de KNO-arts en het ontstaan van de oorsuizen

5.10 Dat klagers huisarts en andere KNO-artsen in het trommelvlies van klager meerdere en grote
gaten hebben gezien, terwijl de KNO-arts één gat zag, kan evenmin leiden tot de conclusie dat de
KNO-arts fouten heeft gemaakt. Bij de klachten van klager is het niet ongewoon dat er in de loop
van de tijd meerdere grotere of kleinere gaten in het trommelvlies ontstaan en ook weer verdwijnen.

5.11 Gelet op het voorgaande is niet gebleken van verwijtbaar handelen (of nalaten) door de
KNO-arts. Dit betekent ook dat er geen aanleiding is om te denken dat de andere artsen de KNO-arts
de hand boven het hoofd zouden hebben gehouden.

Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing

6.1 De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 13 juni 2025 door G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter,
M.P. Copper en P.P.G. van Benthem, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.M. Geerding,
secretaris.