Zoekresultaten 1-10 van de 56 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/3976
- Datum publicatie: 26-05-2023
- Datum uitspraak: 26-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:135
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater a) manipulatie, b) het ten onterechte toedienen van gedwongen medicatie en c) verplichte opname waardoor klager zijn vrijheid is ontnomen. De psychiater heeft toegelicht dat is overgegaan tot verplichte medicatie, omdat klager niet wilde meewerken aan het vrijwillig innemen van medicatie en hij een toenemend psychotisch beeld liet zien. Naar het oordeel van het college is het toedienen van antipsychotica als verplichte zorg proportioneel, subsidiair en doelmatig geweest. De psychiater heeft toegelicht dat klager meerdere keren is gemotiveerd tot het vrijwillig innemen van antipsychotica en dat is uitgelegd dat de medicatie bij verslechtering verplicht kon worden toegediend. Hieruit blijkt naar oordeel van het college niet dat er sprake is geweest van manipulatie. Ten slotte was de opname van klager, gelet op het psychiatrisch beeld en de agressie-incidenten, proportioneel. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5005
- Datum publicatie: 26-05-2023
- Datum uitspraak: 26-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:136
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij een onjuiste (‘bewust een valselijke’) medische verklaring over hem heeft afgegeven. Gezien de informatie uit het medisch dossier van klager acht het college het verdedigbaar dat de psychiater, op basis van haar klinische bevindingen, de eerder gestelde diagnose schizofrenie heeft overgenomen. De psychiater heeft in de medische verklaring vermeld dat er sprake is van ernstig nadeel en dat dit nadeel bestaat uit maatschappelijke teloorgang en het met hinderlijk gedrag oproepen van agressie van een ander. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater dit op goede gronden kunnen concluderen en heeft zij dit in de medische verklaring ook voldoende onderbouwd. Het college is verder van oordeel dat de psychiater op zorgvuldige wijze heeft geoordeeld dat klager niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5047
- Datum publicatie: 26-05-2023
- Datum uitspraak: 26-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:137
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager is van mening dat de psychater op basis van ‘kul redenaties’ de diagnose psychose heeft gesteld. In het zorgplan heeft de psychiater als diagnose vermeld ‘schizofrenie en in het verleden stoornis in cocaïnegebruik’. Naar het oordeel van het college is deze diagnose voldoende onderbouwd. Verder heeft de heeft de psychiater haar bevindingen in het zorgplan voldoende onderbouwd. Ook de aanvraag van de zorgmachtiging is op goede gronden gedaan. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4853
- Datum publicatie: 26-05-2023
- Datum uitspraak: 26-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:138
Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft naar het oordeel van het college de richtlijnen van de American Medical Association en de leidraad van de Nederlandse Orthopedische Vereniging correct toegepast. Verder is de orthopedisch chirurg niet buiten zijn deskundigheid getreden. Het is niet ongebruikelijk dat de aan een deskundige aangeleverde medische informatie in verband met een expertiserapport ook andere informatie bevat dan alleen de medische gegevens die op zijn vakgebied liggen. De beschrijving en de conclusie van de orthopedisch chirurg voldoen naar het oordeel van het college aan de eisen waaraan de rapportage dient te voldoen. De bevindingen van de orthopedisch chirurg zijn voor het college goed te volgen en voldoende onderbouwd. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1161
- Datum publicatie: 24-05-2023
- Datum uitspraak: 24-05-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:91
.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2021/1162
- Datum publicatie: 24-05-2023
- Datum uitspraak: 24-05-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:92
.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5126
- Datum publicatie: 23-05-2023
- Datum uitspraak: 23-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:134
Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Klagers zijn de ouders van een destijds 16-jarige zoon die onder behandeling was bij een kliniek voor jongeren met een combinatie van psychische stoornissen en gedragsproblemen. De GZ-psycholoog was medebehandelaar van de zoon. Tijdens een behandelplanbespreking waarbij de zoon, klagers, een gemeenteambtenaar jeugd- en gezinshulp, de sociotherapeut/persoonlijk begeleider van de zoon, de regiebehandelaar en de GZ-psycholoog aanwezig waren, heeft de GZ-psycholoog naar voren gebracht dat er in de jeugd van de zoon sprake is geweest van verwaarlozing en mishandeling. Hierna escaleerde het gesprek. Klagers verwijten de GZ-psycholoog dat zij onrechtmatige beschuldigingen heeft geuit jegens klagers en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan laster. Tevens vormden de uitingen een ernstige breuk op hun privacy door de aanwezigheid van derden bij het gesprek en een ernstige aantasting van hen als persoon. De GZ-psycholoog heeft de klacht bestreden. Het college is van oordeel dat de woorden van de GZ-psycholoog niet gelukkig gekozen zijn, maar kunnen ook niet als onrechtmatige worden bestempeld, in de zin dat er sprake zou zijn van laster. Een andere woordkeuze had wellicht escalatie kunnen voorkomen> het handelen van de GZ-psycholoog valt echter wel binnen de tuchtrechtelijke normen nu zij tijdens dit gesprek ook als doel voor ogen had om het interactiepatroon tussen de zoon en klagers bespreekbaar te maken en daarmee te weken aan herstel van de relatie. De GZ-psycholoog heeft ook ingezien dat een vervolggesprek nodig was en zij heeft dat ook teruggekoppeld aan de instelling waarvoor zij werkte. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5267
- Datum publicatie: 23-05-2023
- Datum uitspraak: 23-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:129
Gegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut (zie A2023/5330) die zich in november 2022 in beide hoedanigheden heeft laten uitschrijven. Klaagster heeft van oktober 2021 tot en met september 2022 onder behandeling gestaan van verweerder vanwege klachten van depressie, trauma en een verbroken relatie met haar familie ten gevolg een problematische jeugd. Naast de behandeling in de woning van verweerder heeft voorts frequent contact via Whatsapp plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder, veelal buiten kantooruren en soms midden in de nacht. De behandeling heeft behalve uit het voeren van gesprekken ook tweemaal bestaan uit wat door verweerder “lichaamswerk” wordt genoemd of “lichaamsgerichte oefeningen”. Deze twee sessies vonden plaats in de slaapkamer van verweerder in het voorjaar van 2022. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard terzake, omdat zijn behandeling onsamenhangend, dwingend, chaotisch en beschadigend was en verweerder zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Het college heeft geoordeeld dat verweerder klaagster niet heeft behandeld volgens de geldende professionele standaard. Verweerder heeft geen diagnostiek verricht, geen instrumenten gebruikt hiervoor, geen classificatie verricht en voorts niet gehandeld naar de GGZ-standaarden. Verweerder heeft de classificatie borderline stoornis gesteld zonder het verrichten van diagnostiek. Voorts heeft hij niet voldaan aan de eisen voor dossiervorming zoals die gelden binnen de beroepsgroep. Zowel qua vorm als qua inhoud voldoet de door verweerder als dossier overgelegde teksten geenszins aan de eisen die aan een behandeldossier moeten worden gesteld. Daar komt bij dat verweerder het originele behandeldossier heeft vernietigd, naar eigen zeggen omdat dit toch voor niemand leesbaar zou zijn. Verweerder heeft de wettelijke bewaartermijn voor dossiers met voeten getreden. Er is bij de ‘”lichaamsgerichte” oefeningen die verweerder bij/met klaagster heeft gedaan geen sprake geweest van een erkend therapeutisch kader. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het geen normale behandeling was en allemaal chaos was. Het college benadrukt dat het aan verweerder als professional/behandelaar was geweest om structuur aan te brengen in de behandeling die hij geeft en, indien zich complexe of problematische situaties zouden voordoen in de behandeling, hierover overleg te plegen met vakgenoten via het kwaliteitsinstrument van intervisie. Ten aanzien van het grensoverschrijdend gedrag oordeelt het college dat dit zich op verschillende dimensies heeft gemanifesteerd: de wijze waarop de behandeling plaatsvond, de contacten buiten de behandeling om en de locaties waarop de behandeling plaatsvond. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het college ontzegt verweerder het recht zich weer in het register in te schrijven dan wel beveelt de doorhaling van de inschrijving van verweerder in het register, voor het geval hij op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing weer is ingeschreven in het register. In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5330
- Datum publicatie: 23-05-2023
- Datum uitspraak: 23-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:130
Gegronde klacht tegen een psychotherapeut/GZ psycholoog (zie A2023/5267) die zich in november 2022 in beide hoedanigheden heeft laten uitschrijven. Klaagster heeft van oktober 2021 tot en met september 2022 onder behandeling gestaan van verweerder vanwege klachten van depressie, trauma en een verbroken relatie met haar familie ten gevolg een problematische jeugd. Naast de behandeling in de woning van verweerder heeft voorts frequent contact via Whatsapp plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder, veelal buiten kantooruren en soms midden in de nacht. De behandeling heeft behalve uit het voeren van gesprekken ook tweemaal bestaan uit wat door verweerder “lichaamswerk” wordt genoemd of “lichaamsgerichte oefeningen”. Deze twee sessies vonden plaats in de slaapkamer van verweerder in het voorjaar van 2022. Klaagster verwijt verweerder dat hij niet heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard terzake, omdat zijn behandeling onsamenhangend, dwingend, chaotisch en beschadigend was en verweerder zich jegens haar grensoverschrijdend heeft gedragen. Het college heeft geoordeeld dat verweerder klaagster niet heeft behandeld volgens de geldende professionele standaard. Verweerder heeft geen diagnostiek verricht, geen instrumenten gebruikt hiervoor, geen classificatie verricht en voorts niet gehandeld naar de GGZ-standaarden. Verweerder heeft de classificatie borderline stoornis gesteld zonder het verrichten van diagnostiek. Voorts heeft hij niet voldaan aan de eisen voor dossiervorming zoals die gelden binnen de beroepsgroep. Zowel qua vorm als qua inhoud voldoet de door verweerder als dossier overgelegde teksten geenszins aan de eisen die aan een behandeldossier moeten worden gesteld. Daar komt bij dat verweerder het originele behandeldossier heeft vernietigd, naar eigen zeggen omdat dit toch voor niemand leesbaar zou zijn. Verweerder heeft de wettelijke bewaartermijn voor dossiers met voeten getreden. Er is bij de ‘”lichaamsgerichte” oefeningen die verweerder bij/met klaagster heeft gedaan geen sprake geweest van een erkend therapeutisch kader. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het geen normale behandeling was en allemaal chaos was. Het college benadrukt dat het aan verweerder als professional/behandelaar was geweest om structuur aan te brengen in de behandeling die hij geeft en, indien zich complexe of problematische situaties zouden voordoen in de behandeling, hierover overleg te plegen met vakgenoten via het kwaliteitsinstrument van intervisie. Ten aanzien van het grensoverschrijdend gedrag oordeelt het college dat dit zich op verschillende dimensies heeft gemanifesteerd: de wijze waarop de behandeling plaatsvond, de contacten buiten de behandeling om en de locaties waarop de behandeling plaatsvond. Beide klachtonderdelen zijn gegrond. Het college ontzegt verweerder het recht zich weer in het register in te schrijven dan wel beveelt de doorhaling van de inschrijving van verweerder in het register, voor het geval hij op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing weer is ingeschreven in het register. In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5123
- Datum publicatie: 23-05-2023
- Datum uitspraak: 23-05-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:131
Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. Klaagster neemt de gz-psycholoog kwalijk dat zij er niet voor klaagster was op een zo cruciaal moment, ondanks het feit dat de gz-psycholoog wist dat klaagster gedrogeerd was. Wat betreft dit klachtonderdeel oordeelt het college dat het verwijt niet gegrond is, afgaande op de verslaglegging van de gz-psycholoog in het patiëntendossier. Uit de verslaglegging van die dag volgt dat de gz-psycholoog zeer nauw betrokken was bij de (crisis-)situatie waarin klaagster zich toen bevond. Het college ziet niet in wat de gz-psycholoog toen meer of anders had moeten doen. Klaagster verwijt de gz-psycholoog ook verdraaiing van feiten en valsheid in geschrifte. Daarvan is volgens het college geen sprake. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
- Pagina: 1
- Pagina: 2
- ...
- Pagina: 6
- Volgende pagina zoekresultaten