ECLI:NL:TGZCTG:2025:110 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2522
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:110 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-06-2025 |
Datum publicatie: | 02-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C2024/2522 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft in het kader van een langlopende letselschade procedure na een ongeval een (derde) deskundigenrapport opgesteld. De conclusie in dat rapport is dat er bij klager sprake is van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis die niet het gevolg is van het ongeval. Klager is het niet eens met de wijze waarop de psychiater tot haar conclusies is gekomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het rapport van de psychiater op drie punten niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dit betreft de manier waarop de psychiater de door haar verkregen informatie heeft samengevat, de wijze van formuleren waardoor de schijn van vooringenomenheid is ontstaan en de onderbouwing van de diagnose (vermoedelijke) persoonlijkheidsstoornis. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond verklaard en de psychiater een berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van de psychiater. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2522 van:
A., psychiater, werkzaam in B.,
appellante, verweerster in eerste aanleg,
hierna: de psychiater,
gemachtigde: mr. S. Slabbers, werkzaam in Utrecht.
tegen
C. wonende in D.,
verweerder in beroep, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
gemachtigde: mr. A.C.C. Geerts, werkzaam in Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 De psychiater heeft in het kader van een langlopende letselschade procedure na een ongeval een (derde) deskundigenrapport opgesteld. De conclusie in dat rapport is dat er bij klager sprake is van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis die niet het gevolg is van het ongeval. Klager is het niet eens met de wijze waarop de psychiater tot haar conclusies is gekomen.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond verklaard en de psychiater een berisping opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en zal het beroep van de psychiater verwerpen.
2. Verloop van de procedure in beroep
2.1 De psychiater heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in ’s-Hertogenbosch van 12 juni 2024 met nummer
H2023/5663 (ECLI:NL:TGZRSHE:2024:52). De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze
beslissing. Klager heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.2 De zaak is op de zitting van 7 mei 2025 behandeld. Partijen en hun gemachtigden waren daar aanwezig. De spreekaantekeningen die mr. Slabbers en mr. Geerts hebben gebruikt, zijn toegevoegd aan het dossier van het Centraal Tuchtcollege.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten.
3.2 Na een ongeval in 2006 is klager verwikkeld geraakt in een letselschadezaak waarin het onder andere gaat om de vraag welke medische klachten het gevolg zijn van dat ongeval.
3.3 In het kader van de letselschadezaak zijn meerdere psychiatrische onderzoeken gedaan naar het verband tussen de klachten van klager en het ongeval. Een eerste rapportage van
4 november 2019 opgesteld door psychiater E., concludeerde dat er bij klager sprake is van schizofrenie die niet het gevolg is van het ongeval.
3.4 Na een klacht van klager heeft dezelfde psychiater een tweede psychiatrisch onderzoek gedaan. In de rapportage van dit onderzoek van 4 juni 2020 is de conclusie dat er bij klager geen sprake is van schizofrenie, maar van PTSS en dat er medisch causaal verband is tussen de PTSS en het ongeval.
3.5 De aansprakelijke partij heeft bezwaar gemaakt tegen dit rapport en in de deelgeschilprocedure die daarop volgde is door de rechter een nieuw deskundigenonderzoek gelast. Dit onderzoek is uitgevoerd door de psychiater. De psychiater heeft het definitieve rapport op 20 oktober 2022 aan partijen toegezonden. De conclusie in dat rapport is dat er bij klager sprake is van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis die niet het gevolg is van het ongeval.
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over
4.1 Klager verwijt de psychiater dat zij bij het opstellen van een rapport van 20 oktober 2022:
1) Niet deskundig en professioneel is geweest;
2) Speculatief is geweest;
3) Niet objectief en integer is geweest;
4) Een onjuiste weergave van de feiten heeft gegeven;
5) Geen transparante onderzoeksmethode en verslaggeving heeft gehanteerd;
6) Eerdere diagnoses zonder goede en transparante onderbouwing heeft verworpen;
7) De concluderende diagnose niet inzichtelijk heeft gemaakt.
4.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en de psychiater
de maatregel van berisping opgelegd. De psychiater is het niet eens met de beslissing
van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep van de psychiater heeft tot doel dat het
Centraal Tuchtcollege de klacht opnieuw beoordeelt en in beroep alsnog ongegrond verklaart.
Klager heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van
de psychiater te verwerpen.
Toetsingskader
4.3 De vraag is of de psychiater met haar beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen en wetenschappelijke inzichten ten tijde van het handelen waaronder de Zorgstandaard Persoonlijkheidsstoornissen (Zorgstandaard 2017).
4.4 Bij de beoordeling van de vraag of een rapport van een arts aan de daaraan te stellen eisen voldoet, dienen volgens vaste tuchtrechtspraak de volgende criteria in acht te worden genomen:
- Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
- Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
- In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
- Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;
- De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
Het college toetst ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van het rapport wordt beoordeeld of de arts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Dit laatste betreft dus een marginale beoordeling.
Inhoudelijk oordeel
4.5 Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat het rapport van de psychiater op drie punten niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dit betreft de manier waarop de psychiater de door haar verkregen informatie heeft samengevat, de wijze van formuleren waardoor de schijn van vooringenomenheid is ontstaan en de onderbouwing van de diagnose (vermoedelijke) persoonlijkheidsstoornis.
4.6 Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat het rapport op de hiervoor genoemde drie punten niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Centraal Tuchtcollege zal dit oordeel hierna toelichten.
Samenvatten verkregen informatie
4.7 In paragraaf 3 van het rapport heeft de psychiater een opsomming gegeven van de door haar in het kader van het onderzoek bestudeerde stukken. De psychiater heeft daarbij relevante onderdelen van de informatie samengevat. Door de wijze waarop de psychiater dit heeft gedaan is onvoldoende duidelijk welke informatie rechtstreeks uit de ontvangen stukken afkomstig is en wat de eigen interpretatie van de psychiater van die informatie betreft. De psychiater had helder onderscheid moeten maken tussen de informatie die zij uit te stukken haalde en wat zij zelf van die informatie vond, of ervoor moeten kiezen om de relevante informatie letterlijk uit de stukken te citeren.
Gebruikte formuleringen
4.8 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de psychiater haar bevindingen onvoldoende neutraal heeft geformuleerd waardoor er schijn van vooringenomenheid met betrekking tot de conclusies en diagnostiek ontstaat.
Het Regionaal Tuchtcollege noemt in zijn beslissing de voorbeelden:
“gespeeld aandoende verontwaardiging”
“sleets geworden narratief” en
“(i)n die zin oogt [klager] ervaren en bedreven in het zaaien van rookgordijnen (…)”.
Daarnaast zijn ook de volgende formuleringen onvoldoende neutraal:
“door een grote map met losse paperassen tevoorschijn te halen en daarin te graaien.”
“Hij tovert een aankondiging van ontslag bij de marechaussee tevoorschijn, gedateerd op 6 februari 2006, en ik wijs hem erop dat deze aankondiging zijn hele exposé ondergraaft dat hij vanwege zijn ongeval gerelateerde klachten zou zijn ontslagen.”
“Dat is in de psychiatrische behandelpraktijk al reden tot gefronste wenkbrauwen, maar zeker in de expertisepraktijk”
“kan deze verklaring de prullenmand in”
“maar betrokkene heeft daarnaast ook steeds weer zijn eigen glazen ingegooid bij het innen van deze externe winst.”
“Dat is niet in overeenstemming met gerapporteerde klachten bij de diverse hulpverleners, en neem ik dan ook met een fikse korrel zout.” en
“De reden hem bij de Marechaussee te wippen.”
De psychiater had zich in haar rapport moeten beperken tot meer neutrale bewoordingen en formuleringen.
De onderbouwing van de diagnose (vermoedelijke) persoonlijkheidsstoornis
4.9 In paragraaf 7 van het rapport met de titel ‘Beschouwing: Interpretatie van de verzamelde gegeven’, schrijft psychiater op pagina 25:
“Ik begin met mijn conclusie:
Ik heb bij betrokkene weliswaar een vermoedelijke psychiatrische stoornis kunnen opperen in de vorm van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, maar deze stoornis is niet veroorzaakt door het ongeval.”
In paragraaf 9. ‘Beantwoording van de gestelde vragen’ schrijft de psychiater in antwoord op vraag 1 b): Is – uitgaande van uw totale klinische indruk- sprake van een stoornis? Ja.
Zo ja wat is de aard van de onderliggende stoornis? “Paranoïde persoonlijkheidsstoornis en in dat kader realiteitsvervalsing met een waanachtig karakter.”
4.10 Het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen dat de psychiater hier een verder niet onderbouwde of gemotiveerde stap van een vermoedelijke persoonlijkheidsstoornis naar een diagnostische conclusie persoonlijkheidsstoornis maakt, waarbij deze diagnostische conclusie een bepalende rol heeft ten aanzien van het doel waarvoor het onderzoek is aangevraagd.
4.11 De psychiater erkent dat zij in haar rapport wat inconsistent is omgegaan met de diagnose paranoïde persoonlijkheidsstoornis. De psychiater geeft als reden voor de inconsistentie dat het (tegenwoordig) gebruikelijk is om diagnoses en persoonlijkheidsstoornissen te baseren op resultaten van (semi)gestructureerde vragenlijsten en zij die bij klager niet had afgenomen.
De psychiater is er wel van overtuigd dat de diagnose juist is.
4.12 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de psychiater de diagnose paranoïde persoonlijkheidsstoornis pas had mogen stellen na een meer gedegen klinisch diagnostisch onderzoek (waaronder afname van een semigestructureerd interview). De psychiater had de diagnose vervolgens deugdelijk in haar rapport moeten onderbouwen met onder andere de classificerende criteria volgens de DSM-5 conform de Zorgstandaard Persoonlijkheidsstoornissen vastgesteld in 2017. De psychiater heeft dit ten onrechte nagelaten. Dat het hier een nevendiagnose zou betreffen, zoals door de psychiater is gesteld, maakt dit niet anders.
Maatregel
4.13 Het rapport van de psychiater voldoet niet aan de eisen die het Centraal Tuchtcollege volgens vaste rechtspraak aan een rapportage stelt. Met name van de niet neutrale wijze van formuleren en het op basis van onvoldoende onderzoek en zonder deugdelijke onderbouwing stellen van de diagnose paranoïde persoonlijkheidsstoornis kan de psychiater een ernstig verwijt worden gemaakt. De psychiater had in haar rapport, maar ook in haar uitlatingen in de procedure in beroep meer neutrale bewoordingen moeten gebruiken. Net als op de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege was de psychiater bovendien in haar formuleringen op de zitting van het Centraal Tuchtcollege weinig respectvol naar klager. Het Centraal Tuchtcollege vraagt zich in dit verband af of de psychiater ten aanzien van haar werkzaamheden als deskundige voldoende van de mogelijkheden van intervisie gebruik maakt. Het Centraal Tuchtcollege is -alles afwegende- evenals het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de maatregel van berisping in dit geval passend is.
4.14 Het beroep van de psychiater zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep
Deze beslissing is gegeven door E.J. Daalder, voorzitter,
J. Legemaate en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, en I.A. de Boer en J.J. de Jong,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.