ECLI:NL:TGZRSHE:2025:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7539

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2025:74
Datum uitspraak: 02-07-2025
Datum publicatie: 02-07-2025
Zaaknummer(s): H2024/7539
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen oogarts. Vitrectomie na netvliesloslating. Volgens klager had de operatie eerder moeten plaatsvinden vanwege risicofactoren, is er niet adequaat gereageerd op de verergering van zijn klachten en is er onvoldoende verslaglegging. Spoedindicatie. Geen urgentie verhogende argumenten om van standpunt NOG af te wijken. Conclusies onafhankelijke onderzoekscommissie onvoldoende onderbouwd. Op goede gronden afgezien van suboptimale alternatieven. Geen dossieraantekeningen over tussentijdse telefonische hulpvraag van klager en medische afhandeling daarvan. Niet kan worden vastgesteld dat oogarts op de hoogte was. Geen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor het ontbreken van de verslaglegging op dit punt.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’S-HERTOGENBOSCH

Beslissing van 2 juli 2025 op de klacht van:

[A],
wonende in [B],
klager,
gemachtigde: mr. N.M. Dekker, werkzaam in Leusden,

tegen:

[C],
oogarts,
destijds werkzaam in [D], verweerder, hierna ook: de oogarts,
gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam in Amsterdam.

1. Waar gaat de zaak over?
1.1 In verband met oogklachten werd klager op 1 november 2022 door de oogarts gezien op het
spoedspreekuur van de polikliniek. De oogarts constateerde een rhegmatogene ablatio retinae rechter
oog met aanliggende macula (een netvliesloslating als gevolg van een netvliesscheur). Besloten werd
een vitrectomie (een glasvochtoperatie), uit te voeren. De eerst mogelijke datum daarvoor was 3
november 2022. Vanwege verergering van zijn klachten belde klager op 2 november 2022 meermaals naar
de polikliniek. Klager is op 3 november 2022 geopereerd. Klager klaagt erover dat de operatie eerder had moeten plaatsvinden, dat er niet adequaat is gereageerd op de klachten die hij op 2 november 2022 telefonisch uitte, dat
er geen verslag hiervan is gemaakt en dat de oogarts bewust gelogen heeft, omdat hij zegt dat hij niet op de hoogte was van de telefonisch geuite klachten.

1.2 De oogarts is van mening dat hem geen enkel verwijt gemaakt kan worden.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de oogarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld en de klacht ongegrond is. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 augustus 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 6 november 2024.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het
college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik
gemaakt.

2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 9 mei 2025. De partijen zijn verschenen. Zij
werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen en hun gemachtigden hebben hun standpunten
mondeling toegelicht. De gemachtigde van verweerder heeft spreekaantekeningen voorgelezen en aan
het college en de andere partij overhandigd. Tijdens de zitting is op verzoek van verweerder de
heer [E] als deskundige gehoord.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 In verband met het ontstaan van een zwarte vlek in zijn rechteroog, waaraan hij in 2016 een
staaroperatie had ondergaan, bezocht klager op maandagavond 31 oktober 2022 de huisartsenpost
(HAP). De dienstdoende huisarts (hierna: de huisarts) verwees klager naar de polikliniek
oogheelkunde van het ziekenhuis. Klager werd op dinsdag 1 november 2022 op het spoedspreekuur door
de oogarts gezien. De oogarts constateerde een rhegmatogene ablatio retinae rechter oog met
aanliggende macula. Besloten werd klager in te plannen voor een vitrectomie op donderdag 3 november
2022. Klager kreeg een houdingsadvies voor de periode tot aan de operatie en het advies zich eerder
te melden bij verergering van zijn klachten.

3.2 Op woensdag 2 november 2022 nam klager meerdere malen telefonisch contact op met de
polikliniek omdat er sprake was van een verslechtering van het gezichtsveld in het rechteroog. De
medewerker van de polikliniek gaf volgens klager aan overleg te zullen plegen met de behandelend
oogarts en dat klager daarna zou worden teruggebeld. De medewerker belde om 17.00 uur terug met de
mededeling dat de operatie volgens planning de volgende dag zou plaatsvinden. Klager heeft de
oogarts niet gezien of gesproken.

3.3 De operatie vond op donderdag 3 november 2022 plaats waarbij een uitbreiding van de
netvliesloslating werd geconstateerd.

3.4 Na het behandeltraject heeft klager een klacht ingediend bij het ziekenhuis. Naar aanleiding
daarvan besloot het ziekenhuis om de casus te laten beoordelen door een onafhankelijke
onderzoekscommissie. In het onderzoeksrapport van 31 januari 2024 worden onder meer de volgende
onderzoeksvragen beantwoord (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“ - Was het behandelplan dat was opgesteld op 1-11-2022 conform geldende richtlijnen en was het
geplande uitstel van de ingreep op 3-11 te rechtvaardigen?
- Hoe is de communicatie en besluitvorming verlopen op 2-11, toen patiënt een duidelijke
vermindering van de visus bemerkte? Was er op dat moment sprake van een indicatie voor eerder
ingrijpen of nadere diagnostiek?

3.5 In het rapport wordt onder het kopje ‘conclusies’ vermeld:
“ (…)
3. Gezien de gestelde diagnose (…) is het doel om zo spoedig mogelijk te opereren, echter hierin is
de afweging gemaakt om te kiezen voor planning op de eerstvolgende reguliere oogheelkunde
OK-sessie. Dit beleid is conform het landelijke standpunt van de NOG-werkgroep op dit gebied, maar
er is geen rekening gehouden met 1) dat het een dominant oog betrof 2) dat het een pseudofaak oog
betrof en 3) dat betrokkene er eerder bij een netvliesloslating aan het andere oog op was gewezen
dat het “spoed” betrof. Er is dus wel gehandeld volgens het formele NOG standpunt, maar er is geen
sprake geweest van (voor de commissie relevante) individuele aspecten bij betrokkene.
4. (…)
5. Er is onvoldoende gereageerd op de klachten die patiënt bij herhaling telefonisch (…) heeft
geuit naar de polikliniek op 2-11. Verwacht had mogen worden dat patiënt fysiek beoordeeld werd
gedurende dezelfde middag en in elk geval te woord zou zijn gestaan door de oogarts. In ieder geval
heeft het antwoord te lang op zich laten wachten gezien de ongerustheid van patiënt en de ernst van
de geuite klacht.
6. Er is ten onrechte geen verslaglegging gedaan van het telefoongesprek van patiënt en van de
medische afweging hiervan en de communicatie hiervan naar patiënt.
7. Indien op 2-11 nader onderzoek had uitgewezen dat de macula nog aanlag, dan zou een operatie
binnen enkele uren aangewezen zijn geweest. De mogelijkheid daartoe is daarmee niet overwogen, niet
in het [naam ziekenhuis] noch in enig ander centrum.
(…)

3.6 Afgezien van deze conclusies, staat bij het antwoord op de vraag hoe de communicatie en
besluitvorming op 2 november 2022 is verlopen, nog vermeld:
“ (…) Op verzoek van de onderzoekscommissie is de logging van het dossier opgevraagd om te zien
wie er die middag in het dossier van patiënt hebben gewerkt. (…) Om 14.34 uur heeft de behandelend
oogarts het dossier geopend en gekeken in het opname en OK-formulier. Om 16.50 uur heeft hij
opnieuw het dossier geopend. Er is geen aantekening gemaakt in het dossier over de vraag van
patiënt en de genomen beslissing om af te wachten. De onderzoekscommissie concludeert dat de
dossiergegevens
aantonen dat de behandelend oogarts gedurende de middag van 2-11 zeer waarschijnlijk benaderd is
over het alarmerende telefoongesprek door patiënt en daar eveneens weet van heeft gehad. Aangenomen
moet worden dat de behandelend oogarts zelf heeft besloten om af te wachten zonder daarover met
betrokkene te communiceren. (…)”

4. De klacht en de reactie van de oogarts
4.1 Klager verwijt de oogarts dat:
1) hij geen rekening heeft gehouden met de bij klager aanwezige risicofactoren, toen verweerder
op 1 november 2022 besloot een vitrectomie op 3 november 2022 te laten plaatsvinden en niet eerder, alsmede dat hij niet heeft onderzocht of er niet in een ander behandelcentrum in de regio eerder gelegenheid was voor onderzoek;
2a) hij niet heeft gereageerd op de klachten die klager (en zijn echtgenote) bij herhaling telefonisch heeft geuit naar de polikliniek op 2 november 2022, de dag voorafgaand aan de operatie.
Hiermee heeft verweerder klager de kans onthouden om volledig te herstellen van de
netvliesloslating;
2b) er ten onrechte geen verslag is gedaan van het telefoongesprek van klager van
2 november 2022, van de medische afweging hiervan en van de communicatie naar klager;
3) hij bewust heeft gelogen tegen klager door op 3 november 2022, de dag van de operatie, te
beweren dat verweerder niet op de hoogte was van het telefoongesprek van klager op 2 november 2022
de dag voorafgaand aan de operatie, waarin klager zijn ongerustheid uitsprak over de verergering
van zijn oogklachten.

4.2 De oogarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de oogarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende oogarts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden,
waaronder het Standpunt spoedindicatie AR van de Nederlandse Werkgroep voor Vitreoretinale
chirurgie van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG). Verder geldt het uitgangspunt dat
zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel 1) geen rekening houden met risicofactoren en mogelijkheid eerdere ingreep niet onderzocht
5.2 Klager geeft aan dat toen hij in de avond van 31 oktober 2022 een zwarte vlek in het
gezichtsveld van zijn rechteroog bemerkte, hij deze klacht herkende van zijn ervaring bij een
netvliesloslating aan zijn linkeroog in 2015. De oogarts die destijds de operatie bij klager
uitvoerde, had hem verteld dat bij dergelijke problemen sprake was van spoed. De dienstdoende
oogarts, met wie de huisarts op de HAP diezelfde avond telefonisch overleg had, gaf ook aan dat er
binnen 48 uur geopereerd moest worden. Tijdens het spoedspreekuur op de polikliniek de volgende
dag, meldde de oogarts dat de operatie op
3 november 2022 zou plaatsvinden. Klager maakte daartegen bezwaar omdat in dat geval de termijn van
48 uur overschreden zou worden. In het verslag van de onderzoekscommissie staat als een van de
conclusies vermeld dat de oogarts de bij klager aanwezige specifieke risicofactoren niet heeft
meegewogen, namelijk: 1) dat het een dominant oog van klager betrof, 2) dat het een pseudofaak oog
(oog met geïmplanteerde kunstlens) betrof en 3) dat klager er bij een eerdere netvliesloslating op gewezen was dat het ‘spoed’ betrof.

5.3 De oogarts stelt dat ten onrechte wordt gesproken over ‘bij klager aanwezige risicofactoren’.
De status na een staaroperatie is weliswaar een bekende risicofactor voor het krijgen van een
netvliesloslating (de diagnose), maar geen bekende risicofactor voor een snellere progressie. De
status van het rechteroog als dominant oog, was ten tijde van het onderzoek op het spoedspreekuur
op 1 november 2022 en de planning van de ingreep niet bij hem bekend. Een dominantietest wordt op
een spoedspreekuur niet verricht. De oogarts kon en hoefde er daarom ook geen rekening mee houden.
Omdat de oogarts zelf ook de voorkeur had voor het verrichten van de ingreep op diezelfde dag,
heeft hij zich ingespannen om de operatie zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. Zo heeft hij
overleg gepleegd met de spoedplanning van het ziekenhuis. Een spoedoperatie was diezelfde dag
echter niet mogelijk en er bleken ook geen alternatieven te zijn, ook niet in een ander ziekenhuis
waarmee de oogarts diezelfde dag nog contact had opgenomen. Gegeven de omstandigheden was er
volgens de oogarts geen mogelijkheid eerder te opereren. Het was een verantwoord besluit om de
operatie over 2 dagen uit te voeren. De oogarts stelt zich daarnaast op het standpunt dat het
onderzoeksrapport onzorgvuldigheden bevat, omdat de betreffende conclusie in het onderzoeksrapport
op geen enkele manier is onderbouwd en de onderzoekscommissie heeft verzuimd de oogarts op dit punt
te horen.

5.4 Het college stelt allereerst vast dat de beslissing om klager op donderdag
3 november 2022 te opereren binnen de kaders van het formele standpunt van het NOG valt. De oogarts
heeft dan ook volgens de geldende zorgnormen gehandeld. Daarnaast oordeelt het college dat er ten
tijde van het eerste spoedconsult op 1 november 2022 ook geen urgentie verhogende argumenten waren
om de operatie eerder dan op 3 november 2022 uit te voeren.

5.5 Omdat de onderzoekscommissie echter heeft geconcludeerd dat de oogarts met drie bij klager
aanwezige risicofactoren (vermeld in alinea 5.2) rekening had moeten houden, zal het college op
deze drie factoren ingaan. Anders dan de commissie concludeert, oordeelt het college dat er bij
klager geen sprake was van een dominant rechteroog, althans dat was tijdens het onderzoek op het
spoedspreekuur niet bekend. Op dat moment was de visus van het linkeroog 100%, hetgeen klager ook
tijdens de zitting heeft bevestigd. Dat sprake was van een pseudofaak oog was verweerder op dat
moment wel bekend. De oogarts heeft zijn standpunt in het verweerschrift en tijdens de zitting
toegelicht en met literatuurverwijzingen onderbouwd, dat een pseudofaak oog weliswaar een licht
verhoogde kans op het ontstaan van een netvliesloslating geeft, maar dat het geen bekende
risicofactor voor een hogere kans op progressie van een netvliesloslating is. Het gegeven dat
klager na een eerdere netvliesloslating in 2015 erop gewezen is dat het in dergelijke gevallen
altijd ‘spoed’ betrof, betekent niet dat sprake is van een spoedsituatie die onmiddellijk ingrijpen
vereist. Het is immers gebruikelijk om een patiënt te waarschuwen voor de gevolgen van ernstige
oogklachten en hem op het hart te drukken zich bij dergelijke klachten snel tot een oogarts te
wenden voor nader onderzoek. Een netvliesloslating is weliswaar altijd een spoedindicatie, maar er was in dit geval geen urgentie verhogende reden om van het gangbare beleid en het NOG standpunt af te wijken door een spoedoperatie in de off hours te verrichten of klager naar een andere kliniek proberen te verwijzen, waar klager eerder geopereerd zou kunnen worden.

5.6 De tijdens de zitting gehoorde deskundige heeft eveneens verklaard dat de drie door de
commissie genoemde punten niet als risicofactoren kunnen worden aangemerkt, omdat literatuur noch
praktijk hiervoor een aanknopingspunt biedt. In aanvulling hierop stelt het college vast dat in het
onderzoeksrapport de onderbouwing van het standpunt van de commissie ontbreekt; er is geen
verwijzing naar literatuuronderzoek en/of geldende beroepsnormen opgenomen. In dat verband
constateert het college ook dat de commissie de oogarts niet in de gelegenheid heeft gesteld om op
deze aannames van de commissie te reageren. De conclusie dat sprake was van een drietal
risicofactoren waarmee rekening gehouden had moeten worden, berust naar het oordeel van het college
dan ook op onvoldoende basis.

5.7 Ondanks de afwezigheid van urgentie verhogende factoren heeft de oogarts zich ingespannen om
de operatie eerder dan 3 november 2022 uit te kunnen voeren. Met dat doel heeft hij immers contact
met de spoedplanning van het ziekenhuis opgenomen, evenals met een ander ziekenhuis, waarmee een
samenwerkingsverband bestaat. Er was echter geen OK-ruimte beschikbaar. De oogarts heeft bovendien
in zijn afweging meegenomen dat het opereren buiten de gebruikelijke operatietijden inhoudt dat er
geen specifiek voor de oogheelkunde getraind OK-team beschikbaar is om te assisteren. Mede vanwege
de daaraan verbonden operatierisico’s heeft hij ervan afgezien. Ook is afgezien van het zoeken naar
een spoedplek in een ziekenhuis buiten de regio, vanwege - onder meer - de aan de
reisbeweging verbonden risico’s met de kans op een slechtere uitkomst. Daarnaast zou een andere
kliniek, alvorens te opereren, zelf een beoordeling willen doen, wat tot tijdsverlies zou leiden.
Klager zou dan niet binnen de gestelde termijn geopereerd kunnen worden. Naar het oordeel van het
college heeft de oogarts op goede gronden besloten van deze suboptimale alternatieven af te zien.
Het was binnen de gegeven omstandigheden een verantwoord besluit om de operatie op 3 november 2022
te plannen. Het college is daarom van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel 2a) niet reageren op telefonisch geuite klachten
5.8 Klager voert aan dat hij op 1 november 2022 van de oogarts het advies kreeg om bij
verergering van de klachten zich eerder te melden. Klager en zijn echtgenote hebben in de middag
van 2 november 2022 bij herhaling de polikliniek gebeld om de verergering van de oogklachten en hun
zorgen te melden. Naar aanleiding hiervan is klager niet onderzocht, noch te woord gestaan door de
oogarts. In plaats daarvan kreeg klager aan het einde van de middag van een medewerker van de
polikliniek te horen dat er overleg met een oogarts was geweest en dat de operatie conform de
planning de volgende dag zou plaatsvinden.

5.9 De oogarts verweert zich door te stellen dat hij op 2 november 2022 een vol programma had. In
de ochtend werkte hij op de kinderafdeling en in de operatiekamers. Vervolgens had hij een
volgepland spreekuur met meer dan een uur uitloop. Verweerder was ook niet de dienstdoend spoedarts
die dag. Daarmee was hij niet het primaire aanspreekpunt voor spoedeisende vragen of de hulpvraag
van klager. De oogarts is niet op de hoogte gesteld van de verergering van de klachten die klager
telefonisch had gemeld. Hij heeft naar zijn zeggen geen enkele bemoeienis gehad met de medische
afweging en van de communicatie hiervan naar klager. Hem kan daarom niet worden verweten dat hij
niet op die klachten heeft gereageerd. De oogarts geeft aan dat als hij wel op de hoogte was
geweest van de verergering van de klachten van klager, hij aangestuurd zou hebben op een
herbeoordeling met spoed (nog dezelfde dag), omdat de klachtverergering invloed kan hebben op de
behandelindicatie en -termijn.

5.10 Niet weersproken is dat klager die middag telefonisch contact met de polikliniek heeft
opgenomen om de verergering van zijn klachten en zijn zorgen te melden. Eveneens staat tussen
partijen vast dat klager uitsluitend contact met de medewerker(s) van de polikliniek heeft gehad en
dat hij de oogarts niet heeft gesproken. In het dossier staan echter geen aantekeningen van de
telefonische meldingen, noch van de afhandeling ervan. Om die reden kan het college niet
vaststellen dat de oogarts op de hoogte was van de telefonische hulpvraag van klager en of hij naar
aanleiding daarvan al dan niet adequaat heeft gereageerd. Dit oordeel berust niet op het
uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van de oogarts, maar op de
omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar
is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze
feiten kan het college hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 2b) geen verslaglegging van telefoongesprek
5.11 Klager stelt dat in zijn dossier niet is terug te vinden dat hij op 2 november 2022 meerdere
malen naar de polikliniek heeft gebeld. Evenmin is vermeld dat er naar aanleiding van de klachten
van klager een besluit door een oogarts is genomen.
De oogarts stelt zich op het standpunt dat hem niet kan worden verweten dat daarvan geen
verslaglegging bestaat. De oogarts was immers niet op de hoogte van de telefonisch gemelde klachten
van klager en heeft ook geen bemoeienis gehad met de medische afweging van klagers hulpvraag.

5.12 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Het college verwijst hiervoor naar de overwegingen ten
aanzien van klachtonderdeel 2a (alinea 5.10). Omdat het college niet heeft kunnen vaststellen dat
de oogarts op de hoogte was van de telefonische hulpvraag van klager en van de medische afweging
ervan, kan de oogarts niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het ontbreken van
de verslaglegging op dit punt.

Klachtonderdeel 3) bewust gelogen
5.13 Klager verwijt de oogarts dat hij bewust heeft gelogen door op 3 november 2022 tegen klager
te zeggen dat hij niet op de hoogte was van de telefonische hulpvraag van klager op 2 november
2022. Klager baseert zijn verwijt op de conclusie van de onderzoekscommissie dat de oogarts, omdat
hij het dossier van klager had geopend, wel op de hoogte moet zijn geweest, maar besloten heeft
daaraan geen aandacht te besteden.
De oogarts betwist dat hij heeft gelogen en stelt dat in het rapport slechts is uitgegaan van
aannames. De betreffende conclusie in het rapport is niet onderbouwd en bovendien heeft de
onderzoekscommissie verzuimd de oogarts op dit punt te horen. De oogarts heeft in de middag van 2
november 2022 het dossier van klager geopend en geraadpleegd uitsluitend als voorbereiding op de
operatie van de volgende dag. De oogarts herhaalt dat hij niet benaderd is naar aanleiding van de
telefonische hulpvraag van klager, noch enige notitie daarover heeft ontvangen of gezien.

5.14 Gelet op de overwegingen van het college bij klachtonderdeel 2a, kan ook dit klachtonderdeel
niet gegrond worden verklaard. Het college heeft immers niet kunnen vaststellen dat de oogarts op
de hoogte was van de telefonische hulpvraag van klager. Alleen al om die reden kan niet worden
vastgesteld dat de oogarts onwaarheden zou hebben verteld. Het feit dat de onderzoekscommissie wel
tot de conclusie komt dat de oogarts op de hoogte was, maakt dat oordeel niet anders, omdat de
oogarts niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het rapport en in het bijzonder op de
niet nader onderbouwde conclusies van de onderzoekscommissie. Tot slot hecht het college eraan op
te merken, zoals ook door de deskundige tijdens de zitting is onderschreven, dat het zeer
gebruikelijk is dat een arts op de dag voorafgaand aan een operatie het dossier van de patiënt
bekijkt. Het openen van een dossier wil niet zeggen dat de oogarts van de telefonische melding op
de hoogte moet zijn geweest, met name niet, omdat er geen aantekening in het dossier is gemaakt van
het telefonisch contact met klager en de genomen beslissing.

Slotsom
5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

Publicatie
5.16 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin
gelegen dat andere oogartsen mogelijk iets van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.

6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter
publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven door T.N.E. Meyboom, voorzitter, H.J.C. Smink, lid-jurist,
R. van der Pol, H.J.B. van den Brom, en B.F.Th. Hogewind, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door
C.W.M. Hillenaar, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 2 juli 2025.