ECLI:NL:TGZCTG:2025:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2693
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2025:112 |
---|---|
Datum uitspraak: | 30-06-2025 |
Datum publicatie: | 02-07-2025 |
Zaaknummer(s): | C2025/2693 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Ongegronde klacht tegen een psychiater over handelen in de privésfeer. Tweede tuchtnorm. Klager is de partner van de zus van de psychiater. De zus heeft de psychiater en zijn broer in rechte betrokken in een civiele procedure over de nalatenschap. Klager verwijt de psychiater dat hij in die procedure een valse verklaring heeft gegeven over de geestelijke gesteldheid en gezondheid van klager. Volgens klager heeft de psychiater hierdoor zijn beroepstitel misbruikt en de KNMG-gedragscode geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het door klager ingestelde beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2025/2693 van:
- appellant, klager in eerste aanleg,
wonende in B., hierna: klager,
tegen
C., psychiater, werkzaam in D.,
verweerder in beide instanties,
hierna: de psychiater,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Hilversum.
1. Kern van de zaak
1.1 Klager is de partner van de zus van de psychiater. De zus heeft de psychiater en zijn broer in rechte betrokken in een civiele procedure over de nalatenschap. Klager verwijt de psychiater dat hij in die procedure een valse verklaring heeft gegeven over de geestelijke gesteldheid en gezondheid van klager. Volgens klager heeft de psychiater hierdoor zijn beroepstitel misbruikt en de KNMG-gedragscode geschonden.
1.2 Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en zal het beroep van klager verwerpen.
2. Verloop van de procedure in beroep
2.1 Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg in ’s-Hertogenbosch van 11 december 2024 met nummer H2023/5781.
De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.
De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 mei 2025. Klager, de psychiater en de gemachtigde van de psychiater waren daar aanwezig. De spreekaantekeningen die klager heeft gebruikt zijn toegevoegd aan het dossier van het Centraal Tuchtcollege.
3. Feiten
3.1 Het Centraal Tuchtcollege gaat net als het Regionaal Tuchtcollege uit van de volgende feiten:
3.2 Klager is de partner van de zus van de psychiater (hierna: de zus). De relatie tussen de zus en haar familie is al jarenlang verstoord. De moeder van de zus en van de psychiater is overleden in 2005. De vader van de zus en van de psychiater (hierna: de vader) is in augustus 2015 overleden. De zus heeft de psychiater en de broer van psychiater (hierna: de broer) in rechte betrokken in een civiele procedure. Er is geen sprake (geweest) van een arts-patiënt relatie tussen klager en de psychiater en niet tussen vader en de psychiater.
3.3 In de schriftelijke verklaring van 1 november 2022 in de civiele procedure heeft de psychiater het volgende verklaard:
“(…) Ondergetekende verklaart dat (…) [klager] mij heeft gebeld met de mededeling dat (…) [de zus] een overdoses van Risperdal had ingenomen en dat het zou gaan om medicatie die voor hem [klager] was voorgeschreven. De mededeling hield in dat (…) [de zus] specifiek medicatie van (…) [klager] zou hebben ingenomen. De vraag van (…) [klager] was specifiek advies wat nu te doen gegeven een overdosering. Ik heb (….) advies gegeven toch naar het ziekenhuis te gaan. (…)”
3.4 In de ‘Conclusie na enquête tevens houdende akte van uitlating van de zitting van
2 november 2022 in de civiele procedure is door de advocaat onder randnummers 3.7 en 3.8 opgenomen:
“(…) Dat de verklaring van (…) [klager] ongeloofwaardig is, en zelfs in strijd met de waarheid, blijkt ook uit zijn reactie op de vragen over zijn gezondheid in 2012 en de zelfmoordpoging van (…) [de zus]. (…) [Klager] heeft op het moment dat hij in het leven van (…) [de zus en haar familie kwam] uitvoerig verteld over zijn verleden. (…) [Klager] is verslaafd geraakt aan alcohol en heeft als gevolg daarvan gezondheidsproblemen gekregen. Deze gezondheidsproblemen hebben er, naar zeggen van (…) [klager], toe geleid dat hij (…) dagelijks medicatie diende te gebruiken om te kunnen functioneren. Deze medicatie heeft (…) [de zus] in een grote dosering geslikt omdat ze geen uitweg meer zag.
(…)[De zus] heeft (…) een zelfmoordpoging gedaan (…). (…) [Klager] heeft op dat moment contact met (…) [de psychiater] gezocht die van beroep psychiater is. (…) [Klager] heeft (…) [de psychiater] gevraagd wat hij moest doen aangezien (…) [de zus] medicatie had ingenomen. (…) van(…) [klager] (…). Op de vraag van (…) [de psychiater] welke medicatie dit betrof, heeft (…)[klager aan de psychiater] medegedeeld dat dit het medicijn Risperdal betrof. (…)[Klager] gebruikte deze medicatie ter bestrijding van de symptomen van de ziekte Korsakov, welke ziekte veroorzaakt wordt door (…) overmatig alcohol gebruik dan wel verslaving aan alcohol. Kenmerk daarvan is (…) geheugenstoornissen. (…)”
4. Beoordeling van het beroep
Waar gaat het in beroep over?
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de klacht alsnog gegrond te verklaren.
4.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
Inhoudelijke beoordeling
4.3 Het college stelt voorop dat er sprake is van een zeer ernstig verstoorde familierelatie.
4.4 De psychiater handhaaft in beroep zijn stelling dat er sprake is van misbruik van recht. Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat van misbruik van recht geen sprake is. Het Centraal Tuchtcollege kan zich vinden in hetgeen het Regionaal Tuchtcollege in overweging 5.3 heeft overwogen en neemt dat hier over.
4.5 De eerste tuchtnorm van artikel 47 lid 1 onder a Wet BIG heeft betrekking op het tekortschieten ten opzichte van een patiënt of diens naaste betrekking. Vast staat dat de psychiater geen behandelrelatie heeft of heeft gehad met klager of de vader. De klacht kan daarom niet getoetst worden aan de eerste tuchtnorm.
4.6 De tweede tuchtnorm van artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG betreft gedragingen die niet onder de eerste tuchtnorm vallen maar in strijd zijn met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Voor het handelen in strijd met de tweede tuchtnorm is verder vereist dat dit voldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Voldoende weerslag betekent volgens vaste rechtspraak dat er sprake is van (i) zeer ernstig verwijtbaar handelen in flagrante strijd met de algemene zorgplicht, (ii) handelen dat de waarden van het beroep in de kern raakt en (iii) handelen dat het vertrouwen in het handelen van een arts wezenlijk aantast.
4.7 Klager stelt dat de psychiater in strijd met de tweede tuchtnorm heeft gehandeld omdat
de psychiater misbruik heeft gemaakt van zijn BIG-registratie als psychiater en het handelen van de psychiater een ernstige schending is van de professionele integriteit en de kernwaarden van het artsenberoep.
4.8 Het gaat in deze zaak om een schriftelijke getuigenverklaring van de psychiater en een citaat in de conclusie na enquête tevens houdende akte van uitlating opgesteld door de advocaat van verweerder. Deze stukken zijn door de psychiater ingebracht in een civiele procedure over de nalatenschap van de ouders van de zus en de psychiater. De getuigenverklaring en het citaat betreffen uitlatingen van de psychiater in de privésfeer.
4.9 Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat handelen dat plaatsvindt in de privésfeer en niet in de hoedanigheid van BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar in zeer uitzonderlijke gevallen onder de tweede tuchtnorm kunnen worden getoetst. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat per 1 april 2019 leidde tot de nieuw geformuleerde tweede tuchtnorm is de beoogde invulling van die norm toegelicht: “De wijziging beoogt te verduidelijken dat het tuchtrecht tevens van toepassing is in de volgende situaties. (…) als een BIG-geregistreerde in de privésfeer of in de hoedanigheid van een ander beroep dan waarvoor hij is geregistreerd zich schuldig maakt aan misdragingen van dien aard en ernst dat hij een gevaar voor patiënten vormt of het vertrouwen in de beroepsbeoefening ernstig schaadt. Hier moet gedacht worden aan levens-, gewelds-, en zedendelicten, zoals seksueel misbruik of ernstige mishandeling.” (Kamerstukken II, 2016/17, 34629, 3 (MvT), p. 22. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat hetgeen onder 3.3 en 3.4 is weergegeven niet als zodanig kan worden aangemerkt.
Conclusie
4.10 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager wordt verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is genomen door E.J. Daalder, voorzitter,
J. Legemaate en T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen, en I.A. de Boer en J.J. de Jong,
leden-beroepsgenoten, bijgestaan door K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2025.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 11 december 2024 op de klacht van:
A.,
wonende in B.,
klager,
tegen
C., psychiater,
werkzaam in D.,
BIG-registratienummer 59052500801,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Hilversum.
De zaak in het kort
5.1 Klager verwijt verweerder, psychiater, dat verweerder een valse verklaring heeft gegeven in een civiele procedure over de nalatenschap (hierna: (de) civiele procedure) over de geestelijke gesteldheid en de gezondheid van klager. Verweerder heeft verklaard dat klager Korsakov heeft en dat klager daarvoor Risperdal voorgeschreven heeft gekregen. Volgens klager heeft verweerder hierdoor zijn beroepstitel psychiater misbruikt en de KNMG-Gedragscode geschonden.
5.2 Verweerder heeft aangevoerd dat klager kennelijk niet-ontvankelijk moet worden geacht omdat klager geen rechtstreeks belanghebbende is. Bovendien valt de verweten verklaring van verweerder niet onder de eerste en niet onder de tweede tuchtnorm. Tot slot heeft klager volgens verweerder misbruik gemaakt van het klachtrecht door deze klacht in te dienen.
6. Het college komt tot het oordeel dat deze klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’
betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk
is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe
het tot deze beslissing is gekomen.
De procedure
6. Het dossier bevat de volgende relevante stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 juni 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 22 september 2023;
- de brief van klager met de bijlagen, ontvangen op 11 oktober 2023;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op
13 december 2023.
2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het
college de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
De feiten
-
- Klager is de partner van de zus van verweerder (hierna: de zus). De relatie tussen de zus en haar familie is sinds 2006 verstoord. De moeder van de zus en van verweerder is overleden in 2005. De vader van de zus en van verweerder (hierna: de vader) is in augustus 2015 overleden. De zus heeft verweerder en de broer van verweerder (hierna: de broer) in rechte betrokken in een civiele procedure. Er is geen sprake (geweest) van een arts-patiënt relatie tussen klager en verweerder en niet tussen vader en verweerder.
- In de schriftelijke verklaring van 1 november 2022 in de civiele procedure heeft verweerder het volgende verklaard:
“(…) Ondergetekende verklaart dat (…) [klager] mij heeft gebeld met de mededeling dat (…) [de zus] een overdoses van Risperdal had ingenomen en dat het zou gaan om medicatie die voor hem [klager] was voorgeschreven. De mededeling hield in dat (…) [de zus] specifiek medicatie van (…) [klager] zou hebben ingenomen. De vraag van (…) [klager] was specifiek advies wat nu te doen gegeven een overdosering. Ik heb (….) advies gegeven toch naar het ziekenhuis te gaan. (…)”
-
- In de ‘Conclusie na enquête tevens houdende akte van uitlating van de zitting van 2 november 2022 in de civiele procedure is door de advocaat onder randnummers 3.7 en 3.8 opgenomen:
“(…) Dat de verklaring van (…) [klager] ongeloofwaardig is, en zelfs in strijd met de waarheid, blijkt ook uit zijn reactie op de vragen over zijn gezondheid in 2012 en de zelfmoordpoging van (…) [de zus]. (…) [Klager] heeft op het moment dat hij in het leven van (…) [de zus en haar familie kwam] uitvoerig verteld over zijn verleden. (…) [Klager] is verslaafd geraakt aan alcohol en heeft als gevolg daarvan gezondheidsproblemen gekregen. Deze gezondheidsproblemen hebben er, naar zeggen van (…) [klager], toe geleid dat hij (…) dagelijks medicatie diende te gebruiken om te kunnen functioneren. Deze medicatie heeft (…) [de zus] in een grote dosering geslikt omdat ze geen uitweg meer zag.
(…) [De zus] heeft (…) een zelfmoordpoging gedaan (…). (…) [Klager] heeft op dat moment contact met (…) [verweerder] gezocht die van beroep psychiater is. (…) [Klager] heeft (…) [verweerder] gevraagd wat hij moest doen aangezien (…) [de zus] medicatie had ingenomen. (…) van(…) [klager] (…). Op de vraag van (…) [verweerder] welke medicatie dit betrof, heeft (…)[klager aan verweerder] medegedeeld dat dit het medicijn Risperdal betrof. (…)[Klager] gebruikte deze medicatie ter bestrijding van de symptomen van de ziekte Korsakov, welke ziekte veroorzaakt wordt door (…) overmatig alcohol gebruik dan wel verslaving aan alcohol. Kenmerk daarvan is (…) geheugenstoornissen. (…)”
3. De klacht en de reactie van verweerder
3. Klager verwijt verweerder dat hij zijn beroep als psychiater heeft misbruikt en de KNMG-Gedragscode heeft geschonden door in de civiele procedure een valse verklaring af te leggen over de geestelijke gesteldheid en gezondheid van klager. Verweerder heeft in de civiele procedure verklaard dat klager Korsakov heeft en dat klager daarvoor Risperdal gebruikt.
2. Verweerder heeft het college verzocht de klager kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft verweerder het college verzocht de klacht kennelijk ongegrond te verklaren.
2.3 Het college gaat hieronder voor zover nodig in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
-
- Het college beoordeelt hieronder allereerst het beroep van verweerder op misbruik van het tuchtrecht. Vervolgens beoordeelt het college of klager rechtstreeks belanghebbende is. Daarna toetst het college of de klacht valt onder de eerste en/of de tweede tuchtnorm, om tot slot de klacht inhoudelijk te beoordelen, voor zover klager ontvankelijk is.
Misbruik van tuchtrecht
-
- Verweerder heeft een beroep gedaan op misbruik van het tuchtrecht. Verweerder heeft aangevoerd dat het tuchtrecht als doel heeft de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken en te bevorderen. Ook heeft het tuchtrecht als doel de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van een zorgverlener. De verwijten van klager zien volgens verweerder niet op enig hiervoor weergegeven doel van het tuchtrecht. Verweerder is ten onrechte beschuldigd van het afleggen van een ’valse verklaring’. Dit verwijt is volgens verweerder in strijd met wat klager zelf heeft geschreven. Volgens verweerder is het tuchtrecht niet hiervoor bedoeld.
- Het college stelt voorop dat het klachtrecht een groot goed is dat slechts in uitzonderlijke gevallen dient te worden beperkt. Dat neemt niet weg dat ook in het tuchtrecht sprake kan zijn van misbruik van recht en dat ook het tuchtrecht bescherming behoort te bieden tegen gerechtelijke procedures die uitsluitend of overwegend het oogmerk hebben om een ander te schaden. Omdat slechts in bijzondere omstandigheden sprake kan zijn van misbruik van recht dient verweerder de bijzondere feiten en omstandigheden te stellen en te onderbouwen waaruit het misbruik van recht zou blijken. Het enkele feit dat verweerder het niet eens is met de klacht, dat verweerder zijn standpunt kan onderbouwen en dat er een andere procedure in rechte aanhangig is, maakt niet dat klager het klachtrecht misbruikt. Dat betekent dat het college geen bijzondere feiten en omstandigheden heeft aangetroffen die maken dat sprake is van misbruik van procesrecht. Aan dit verweer gaat het college dan ook voorbij.
Rechtstreeks belanghebbende
-
- Het college stelt op basis van de overgelegde verklaringen die zijn genoemd in randnummers 3.2 en 3.3 vast dat verweerder in de civiele procedure uitlatingen heeft gedaan over klager. Dit maakt dat klager rechtstreeks belanghebbende is zoals bedoeld in artikel 65 lid 1 aanhef en onder a. Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Klager is in zoverre klachtgerechtigd.
De twee tuchtnormen en inhoudelijke beoordeling
-
- Vast staat dat er tussen klager en verweerder geen arts-patiëntrelatie heeft bestaan. De klacht kan daarom niet aan de eerste tuchtnorm worden getoetst. De vraag is vervolgens of de klacht onder de tweede tuchtnorm van artikel 47 lid 1 aanhef en onder b Wet BIG valt.
- Klager heeft gesteld dat verweerder in de civiele procedure meermaals heeft genoemd dat hij psychiater is en dat verweerder uitspraken heeft gedaan over de psychische gesteldheid van klager. Verweerder heeft, volgens klager, in dat licht misbruik gemaakt van zijn BIG-registratie als psychiater. Klager is van mening dat hij daarom kan klagen over het handelen van verweerder.
- Het college stelt vast dat klager klaagt over de verklaring die als productie 21 in de civiele procedure is overgelegd en is gedateerd op 1 november 2022. Ook heeft klager verwezen naar hetgeen de advocaat heeft opgenomen in de ‘Conclusie na enquête tevens houdende akte van uitlating’ onder de randnummers 3.7 en 3.8.
- Volgens de tweede tuchtnorm (art. 47 lid 1, aanhef en onder b, Wet BIG) is de psychiater onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Op het door klager gestelde handelen of nalaten van verweerder is deze tweede tuchtnorm van toepassing, wanneer sprake is van de volgende omstandigheden. De gedraging moet een voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg, en de psychiater heeft zich begeven op het terrein waarop hij ook de deskundigheid bezit behorende bij zijn inschrijving als psychiater in het BIG-register.
- Dit betekent dat het college eerst de afgelegde getuigenverklaring (productie 21 bij de conclusie na enquête) zal beoordelen. De schriftelijke verklaring van 1 november 2022 weergegeven onder randnummer 3.2 is door verweerder opgesteld. Deze verklaring van verweerder betreft primair een verklaring over een gebeurtenis in de privésfeer van verweerder. Volgens vaste rechtspraak vallen handelingen van BIG-geregistreerden in de privésfeer in beginsel niet onder het tuchtrecht, tenzij het handelen niet los van de hoedanigheid van BIG-geregistreerden kan worden gezien en het handelen voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg. Voldoende weerslag betekent volgens vaste rechtspraak dat er sprake is van (i) zeer ernstig verwijtbaar handelen in flagrante strijd met de algemene zorgplicht, (ii) handelen dat de waarden van het beroep in de kern raakt en (iii) handelen dat het vertrouwen in het handelen van een arts wezenlijk aantast. Nu klager stelt dat wel degelijk uitlatingen zijn gedaan die weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg zal het college de uitlatingen inhoudelijk beoordelen.
- Het college stelt vast dat verweerder in deze schriftelijke verklaring geen diagnose heeft gesteld en ook niet pretendeert enig onderzoek naar klager te hebben verricht. Verweerder heeft weliswaar opgemerkt dat hij psychiater/medisch specialist is maar deze uitlatingen zijn gedaan om uitleg te geven over de vraag waarom klager met hem contact had opgenomen, nu immers de relatie tussen klager en verweerder was verstoord. De verwijzing naar de diagnose Korsakov en de medicatie Risperdal is slechts een feitelijke constatering van hetgeen klager eerder aan verweerder had meegedeeld. Verweerder heeft nergens de indruk gewekt dat hij als psychiater deze diagnose had gesteld of dat hij de medicatie had voorgeschreven. Daarmee is geen sprake van een verklaring waarbij verweerder misbruik zou hebben gemaakt van zijn BIG-registratie. Voor zover op basis van de klachtformulering al zou moeten worden aangenomen dat er sprake is van toetsing aan de tweede tuchtnorm en klager daarmee ontvankelijk zou zijn in de klacht, is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.
- Klager heeft ook geklaagd over een citaat in de conclusie na enquête tevens houdende akte van uitlating dat was opgesteld door de advocaat van verweerder. Het betreft een samenvatting en daaraan gekoppeld een conclusie van diverse getuigenverklaringen. Aangenomen wordt dat deze weergave met instemming van verweerder in de conclusie is opgenomen. Hoewel in deze conclusie een aantal medische kenmerken van klager zijn genoemd, blijkt niet van een door verweerder gestelde diagnose, maar slechts van door klager gedane mededelingen aan verweerder (en zijn broer). Bovendien is het vaste tuchtrechtspraak dat ook een arts recht heeft op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daaronder valt dat de arts zich in een gerechtelijke procedure adequaat moet kunnen verdedigen maar ook dat de arts in staat moet zijn om in een gerechtelijke procedure zijn vordering te kunnen onderbouwen. In het licht van de problematiek die tussen verweerder en de partner van klager en klager speelt, kan verweerder niet worden verweten dat in een processtuk als de conclusie na enquête, aandacht is gegeven aan de verschillende verklaringen van klager aan verweerder. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Slotsom
-
- Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Publicatie
5.13 In het algemeen belang zal deze beslissing ter publicatie worden aangeboden aan Medisch Contact. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere artsen mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens (artikel 71 Wet BIG).
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie wordt aangeboden aan Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven op 11 december 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, en L.A.J. Stouthamer, M.A.C. Meijssen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.A.C. Bergervoet, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
secretaris voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG):
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het CTG, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te ‘s-Hertogenbosch. Het beroepschrift moet zijn ontvangen binnen zes weken nadat het RTG de beslissing aan u heeft verstuurd.
Vanwege mogelijke vertraging bij de bezorging van post, kunt u uw beroep ook per e-mail indienen. Dan weet u zeker dat het RTG uw beroep op tijd ontvangt. U stuurt dan binnen die zes weken uw e-mail naar TG-DenBosch@minvws.nl. U moet het originele beroepschrift nog wel per post nasturen.
U hoeft bij uw brief of e-mail niet meteen de reden(en) van uw beroep op te geven.
U ontvangt van het CTG bericht over de extra tijd die u krijgt om die redenen later
toe te sturen.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het CTG. U ontvangt
hierover bericht. Als u helemaal of voor een deel gelijk krijgt, ontvangt u het griffierecht
terug.