Zoekresultaten 11-20 van de 12867 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:80 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2257

    Klacht tegen internist-infectioloog. Vanaf 2009 was klager onder behandeling bij de internist voor zijn HIV-infectie. Klager verwijt de internist onder andere dat zij hem niet heeft geïnformeerd over alternatieve medicatie (met minder bijwerkingen) en deze medicatie niet heeft voorgeschreven toen hij daarom vroeg. Hierdoor heeft klager jarenlang onnodige gezondheidsklachten ervaren zoals diarree en gewichtsverlies.Klager is in 2018 overgestapt naar een ander ziekenhuis, waar de medicatie van klager direct is aangepast. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5311

    Klaagster verwijt de internist dat hij a) geen goede medische zorg aan de vader van klaagster heeft geleverd, na de acute fase van longontsteking; b) niet heeft gehandeld volgens de WGBO door een wilsbekwaamheidsbeoordeling uit te voeren zonder een duidelijke medische aanleiding of motivatie vast te leggen. De beoordeling is niet conform de richtlijn en niet conform de wens/het belang van vader; c) onzorgvuldig is geweest in zijn communicatie met de vader van klaagster en met klaagster als eerste contactpersoon; d) besloten heeft om zonder legitieme reden de wens/machtiging van vader voor klaagster als eerste contactpersoon te negeren en moeder de status van eerste contactpersoon te geven; e) onterecht een beroep heeft gedaan op het medisch beroepsgeheim;        f) niet de verantwoordelijkheid heeft genomen als beheerder van het medisch dossier van vader.     Het college verklaart klaagster niet-ontvankelijk in vijf van de zes klachtonderdelen omdat het college van oordeel is dat klaagster niet de wil van (wijlen) haar vader vertegenwoordigt. Er was sprake van tweespalt binnen de familie over de behandeling van vader. De echtgenote van de vader van klaagster en hun zoon hadden een andere visie dan klaagster en haar zus. Moeder was evenwel op grond van artikel 7:465 lid 3 BW wettelijk vertegenwoordiger en gebleken is dat zij tevreden was over de behandeling. Het klachtonderdeel over de communicatie met klaagster verklaart het college als ongegrond. Het college beoordeelt die communicatie als zorgvuldig.                      

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:74 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1901

    Klacht tegen vertrouwensarts, werkzaam bij Veilig Thuis. Klaagster is de moeder van vier kinderen. Eind 2018 werd een melding gedaan bij Veilig Thuis, waarna Veilig Thuis een onderzoek is gestart en een rapport heeft uitgebracht. Klaagster verwijt de vertrouwensarts dat zij 1) complete huisartsendossiers heeft opgevraagd zonder toestemming, 2) zich heeft gemengd in behandelovereenkomsten zonder bevoegdheid en toestemming, 3) niet over afdoende adequate kennis beschikt en 4) opmerkingen heeft laten opnemen in het huisartsendossier zonder toestemming. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:75 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1903

    Klacht tegen cardioloog. De cardioloog is door de rechtbank tot deskundige benoemd in een beroepsprocedure tussen klager en de uitvoeringsinstantie over de weigering om klager een uitkering toe te kennen. De cardioloog heeft klager in januari 2022 gezien en een aantal dagen later aan de rechtbank gerapporteerd. Klager verwijt de cardioloog dat hij toezeggingen aan klager niet is nagekomen, dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan en dat de rapportage onjuist is en blijk geeft van vooringenomenheid. Ook zou sprake zijn van belangenverstrengeling. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:76 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1935

    Klacht tegen internist-nefroloog. Klaagster is vanaf 1992 onder behandeling van verweerder geweest in verband met dunne membraan nefropathie. Vanaf medio 2016 ervoer klaagster buikklachten. Verweerder heeft buikonderzoek gedaan. Verweerder kon geen verklaring vinden voor de klachten. Daarna zijn er vier consulten van klaagster bij de endocrinoloog geweest en is klaagster nog een keer door verweerder gezien. Verweerder heeft toen nader onderzoek voorgesteld. Klaagster stemde hier niet mee in. De consulten bij de endocrinoloog zijn beëindigd waarbij door de endocrinoloog in het dossier is aangegeven dat er geen gastro-intestinale klachten waren. Daarna vonden er twee consulten van klaagster bij verweerder plaats waarbij de klachten opnieuw zijn besproken en door verweerder nader onderzoek is geadviseerd. Dit onderzoek is door klaagster geweigerd. Klaagster is door verweerder verwezen naar een endocrinoloog en later naar een MDL-arts en diëtist. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met c.q. is tekortgeschoten in hetgeen van een behoorlijk handelend arts mag worden verwacht. In het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij: 1. zich tot driemaal toe grensoverschrijdend heeft gedragen; 2. een verwijtbare vertraging in de behandeling heeft veroorzaakt; 3. zijn beroepsgeheim heeft geschonden door een persoonlijke brief over klaagster te sturen naar beoogd opvolgend nefroloog. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het beroep van klaagster beperkt zich tot het tweede klachtonderdeel dat gaat over de vertraging in de behandeling. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6174

    Deels gegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster was onder behandeling bij een GGZ instelling in verband met PTSS. Voor de medicamenteuze ondersteuning kwam zij bij de psychiater in behandeling. Naast de medicatie heeft klaagster ook een (geneeskundige) verklaring gevraagd over haar behandeling/medicatie in verband met een lopende strafzaak waarin zij benadeelde partij is. Over deze verklaring is tussen klaagster en de psychiater wrijving ontstaan. Zij heeft hierover een klacht ingediend bij GGZ instelling. Daarna is de behandeling beëindigd tegen de wil van klaagster. Klaagster verwijt de psychiater onder meer onheuse bejegening ten aanzien van de gevraagde brief en onrechtmatige opzegging van de behandelovereenkomst. De klacht over de beëindiging van de behandelovereenkomst is gegrond verklaard. Het college begrijpt dat op medisch-inhoudelijke gronden de behandelingsovereenkomst met klaagster is beëindigd, maar de wijze waarop de psychiater de beëindiging van de behandelovereenkomst heeft vormgegeven is niet voldoende zorgvuldig. Het had op de weg van de psychiater, tevens regiebehandelaar, gelegen om hierover zelf een persoonlijk gesprek met klaagster te organiseren. De overige klachtonderdelen worden afgewezen. Klacht deels gegrond verklaard, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A23023/5641

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft klager in het kader van een second opinion onderzocht. Zij heeft de eerder gestelde diagnose Autismespectrumstoornis bevestigd en dat in een gesprek met klager en zijn ouders besproken. Klager verwijt de psychiater dat zij een diagnose heeft gesteld die niet helemaal juist was en die hem schade heeft berokkend en dat de psychiater hem tijdens het gesprek onheus heeft bejegend. Het college heeft geen aanwijzingen dat het onderzoek van de psychiater onzorgvuldig is geweest; de diagnose kon uit haar bevindingen volgen. Het college kan niet vaststellen dat klager onheus is bejegend. Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5458

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een radioloog.  Klaagster heeft na een val van de trap vanwege pijnklachten aan de voet op 16 mei 2015 de SEH van het ziekenhuis bezocht. Bij de die dag gemaakte röntgenfoto’s was de radioloog niet betrokken. De radioloog was alleen betrokken bij het beoordelen van de röntgenfoto’s op 8 juni 2015, waarbij opnamen in drie richtingen gemaakt zijn, en de CT-scan op 10 juni 2015. Klaagster verwijt de radioloog dat hij meerdere malen de luxatie van het Lisfranc-gewricht van haar voet op zowel de röntgenfoto’s als de CT-scan heeft gemist, waardoor een verkeerd behandelbeleid, namelijk voortgang van het conservatief beleid, is ingesteld. De radioloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college constateert geen gebreken in de wijze van totstandkoming of de kwaliteit van de betreffende beelden. Daarvan valt de radioloog dan ook geen verwijt te maken. Het college oordeelt verder dat de radioloog in redelijkheid op de beelden van 8 juni 2015 en de CT-scan geen Lisfranc-luxatie had moeten zien. Er waren geen, voor een dergelijke zeldzame luxatie, evidente standsafwijkingen of fracturen te zien op de foto’s en de CT-scan. Ook valt voornoemde luxatie vaak niet goed te constateren op beeld, dat was ook bij klaagster het geval. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5460

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een radioloog.  Klaagster heeft na een val van de trap vanwege pijnklachten aan de voet op 16 mei 2015 de SEH van het ziekenhuis bezocht. Bij de die dag gemaakte röntgenfoto’s was de radioloog betrokken. Klaagster verwijt de radioloog dat hij de luxatie van het Lisfranc-gewricht heeft gemist, waardoor een verkeerd behandelbeleid, namelijk een conservatief beleid, is ingesteld. De radioloog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college constateert geen gebreken in de wijze van totstandkoming of de kwaliteit van de betreffende beelden. Daarvan valt de radioloog dan ook geen verwijt te maken. Het college oordeelt verder dat de radioloog in redelijkheid op de beelden van 16 mei 2015 geen Lisfranc-luxatie had moeten zien. Er waren geen, voor een dergelijke zeldzame luxatie, evidente standsafwijkingen of fracturen te zien op de röntgenfoto’s. Ook valt voornoemde luxatie vaak niet goed te constateren op beeld, dat was ook bij klaagster het geval. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is. 

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5312

    Bedrijfsarts: Verweerder wordt verweten dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zonder toestemming van klaagster medische informatie met klaagster te bespreken in video-driegesprekken waaraan ook haar werkgever heeft deelgenomen. Gegrond. Maatregel: waarschuwing.