Zoekresultaten 61-70 van de 13181 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6938
- Datum publicatie: 15-08-2024
- Datum uitspraak: 07-08-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:93
Klacht tegen een arts-assistent kennelijk ongegrond. Klaagster heeft een auto-ongeval gehad en belandde op de spoedeisende hulp. Zij is diezelfde avond ontslagen uit het ziekenhuis. Later bleek dat haar heiligbeen gebroken was. De arts-assistent heeft haar op de spoedeisende hulp behandeld. Klaagster stelt dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7224
- Datum publicatie: 13-08-2024
- Datum uitspraak: 08-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:179
Voorzittersbeslissing kennelijk onbevoegd. Nu de klacht betrekking heeft op het handelen in D van een destijds ook in D wonende arts, is geen van beide criteria die bevoegdheid creëren voor een regionaal tuchtcollege van toepassing. Het regionaal tuchtcollege Amsterdam is kennelijk onbevoegd.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6912
- Datum publicatie: 13-08-2024
- Datum uitspraak: 13-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:177
Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. Klager kan zich niet vinden in de inhoud van een door de internist opgestelde en aan de huisarts verzonden brief. Hij wil dat het college bevestigt dat de internist een bepaald punt fout heeft opgeschreven en dat het college uitspreekt dat de internist verplicht is om de brief aan te passen zoals door klager gewenst.Het college oordeelt dat de internist niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarvoor is redengevend dat het aan de internist als professioneel arts zelf is om de inhoud van de correspondentie aan de huisarts te bepalen, een en ander behoudens evidente fouten die op verzoek kunnen worden gecorrigeerd. Dat er in dit geval sprake is van een evidente fout is het college evenwel niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5817
- Datum publicatie: 13-08-2024
- Datum uitspraak: 13-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:178
Kennelijk ongegronde klacht tegen een anesthesioloog. Klager is door de anesthesioloog gezien vanwege een geplande caudale infiltratie. Deze ingreep is voortijdig afgebroken, omdat klager pijnklachten kreeg tijdens het aanprikken van de huid voor het geven van de huidverdoving. Klager verwijt de anesthesioloog onder andere dat hij de pijnbehandeling onjuist heeft uitgevoerd en zonder toestemming heeft afgebroken.Vast staat dat de daadwerkelijke verdere uitvoering van de behandeling niet heeft plaatsgevonden, omdat klager al bij het aanprikken van de huid pijnklachten ervoer. Volgens klager heeft de anesthesioloog daarop gevraagd of hij even wilde pauzeren. De anesthesioloog stelt daartegenover dat hij klager heeft gevraagd of hij wilde dat hij zou stoppen met de behandeling, waarop klager bevestigend antwoordde. De anesthesioloog vermeldt dat onder andere in de specialistenbrief aan de huisarts en noteert ook in het medisch dossier dat klager zelf contact op zou nemen als hij een nieuwe afspraak wilde. De anesthesioloog heeft bij zijn verweerschrift verslagen gevoegd, die (onder andere) door de doktersassistente en radiologielaborante die bij de behandeling aanwezig waren, zijn opgesteld. Uit die verslagen volgt dat klager ook in hun beleving wenste te stoppen met de behandeling, toen de anesthesioloog hem dat vroeg. Daaruit maakt het college op dat de anesthesioloog erop mocht vertrouwen dat klager de behandeling op dat moment wenste te beëindigen. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6048
- Datum publicatie: 09-08-2024
- Datum uitspraak: 09-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:176
Deels gegronde klacht tegen een oogarts. De oogarts heeft begin juli 2022 een sondage uitgevoerd om het tranen van het rechteroog van klaagster te verhelpen. Na de ingreep kreeg klaagster bloedneuzen en klachten van bloed en pus uit haar oog. Zij heeft daarvoor herhaaldelijk contact gezocht met de kliniek. De oogarts is op twee momenten persoonlijk betrokken geweest bij de nazorg van klaagster. Klaagster voelt zich niet gehoord door de oogarts en de kliniek en zij klaagt over de nazorg en de communicatie. Het college is van oordeel dat de oogarts tijdens het tweede nazorgcontact (eind augustus 2022) anders had kunnen en moeten handelen. Gelet op de reeds beschikbare informatie in het dossier, dat de oogarts op dat moment had moeten raadplegen, had hij in ieder geval een andere keuze moeten maken dan klaagster pas eind september 2022 op consult te laten komen. Uit oogheelkundig perspectief bestond er bij de klachten die klaagster had weliswaar geen spoed. Het was echter wel duidelijk dat klaagster al vanaf half juli – dus kort na de ingreep – kampte met serieuze en belastende klachten, waaronder aan haar oog, en dat zij sindsdien nog niet in de kliniek of elders was gezien. De oogarts had er daarom, uit een oogpunt van behoorlijke zorg, voor moeten kiezen om hetzij klaagster zelf te woord te staan aan de telefoon, hetzij de huisarts te bellen voor overleg, hetzij klaagster misschien niet met spoed, maar wel op korte termijn op consult te laten komen. Dit klemt te meer nu hij zelf de sondage bij klaagster had verricht en in zoverre als regiebehandelaar moest worden aangemerkt. Het tweede klachtonderdeel, over het contact na de bij klaagster gestelde diagnose en het beloop van haar ziekte, is ongegrond. De oogarts heeft met het gevoerde gesprek voldoende aandacht aan de onvrede en situatie van klaagster besteed. Klacht deels gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5721
- Datum publicatie: 07-08-2024
- Datum uitspraak: 07-08-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:83
Klaagster klaagt erover dat de bedrijfsarts ten onrechte de diagnose Alzheimer heeft gesteld zonder voldoende onderzoek te doen. Verder klaagt zij erover dat er door toedoen van de bedrijfsarts nooit een gesprek heeft plaatsgevonden om een en ander te verduidelijken. Het college is van oordeel dat de klacht gegrond is omdat de bedrijfsarts onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder deugdelijke basis een ernstige diagnose te stellen. Daarnaast heeft de bedrijfsarts nalatig gehandeld door geen opvolging te geven aan de afspraken, wat eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Aan de bedrijfsarts wordt de maatregel van berisping opgelegd, mede omdat hij geen zelfinzicht heeft getoond en de klacht niet serieus heeft aangepakt.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5794
- Datum publicatie: 07-08-2024
- Datum uitspraak: 07-08-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:84
Klager verwijt de bedrijfsarts onder andere onvoldoende actieve interventies te hebben ingezet voor zijn herstel en relatie met de werkgever. Het college acht deze klachten deels gegrond, aangezien de bedrijfsarts na zijn constatering dat verdere interventies nodig waren, onvoldoende actie ondernam. Andere verwijten van de klager, zoals het niet informeren over het recht op een second opinion en het niet voeren van fysieke gesprekken, worden ongegrond verklaard. Het college legt een maatregel op.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A3034/6943
- Datum publicatie: 06-08-2024
- Datum uitspraak: 06-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:173
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster ontving ongevraagd een doosje Mirtazapine, op haar naam voorgeschreven door de huisarts. Bij navraag heeft de huisarts uitgelegd dat het een vergissing was, maar klaagster vindt dit ongeloofwaardig. Zij vermoedt dat de huisarts zich heeft laten beïnvloeden door haar ex-man en dochter en haar, zonder haar medeweten en toestemming, medicijnen heeft voorgeschreven die haar welzijn en reputatie schaden. Dit verwijt zij de huisarts. De huisarts heeft toegelicht dat sprake is van een vergissing en heet haar excuses aan klaagster aangeboden. Het college heeft geen aanleiding te twijfelen aan de uitleg van de huisarts. Zij heeft inzichtelijk gemaakt dat en hoe zij per ongeluk medicatie heeft voorgeschreven aan klaagster. Voor de door klaagster geuite vermoedens van opzet of beïnvloeding is geen aanknopingspunt te vinden. De huisarts heeft zich ingespannen de gang van zaken uit te leggen en heeft haar excuses aangeboden. Ook heeft zij klaagster geïnformeerd hoe zij ervoor kan zorgen dat de medicatie niet meer in haar dossiers staat. Hoewel de gang van zaken ongelukkig is geweest heeft de huisarts naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6792
- Datum publicatie: 06-08-2024
- Datum uitspraak: 06-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:174
Gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is de dochter van een overleden patiënte. Patiënte kwam met maagklachten bij de huisarts. De huisarts heeft de NHG-standaard Maagklachten op twee momenten niet gevolgd. Zo had hij patiënte naar aanleiding van de a-typische maagklachten eerder in moeten sturen voor een gastroduodenoscopie en later had hij, naar aanleiding van de verwijzing naar de MDL-arts, overleg met de MDL-arts moeten voeren over de vervolgbehandeling. De patiënte is enkele maanden later overleden aan slokdarmkanker. Klacht is gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6811
- Datum publicatie: 06-08-2024
- Datum uitspraak: 06-08-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:175
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat zij geen nadere diagnostiek heeft uitgevoerd nadat zij, drie dagen na een val, bij de huisarts kwam om haar ringvinger te laten onderzoeken. Volgens klaagster had zij röntgendiagnostiek moeten uitvoeren, haar moeten doorverwijzen naar de afdeling orthopedie en verbandmiddelen moeten aanbevelen. Het college vindt dat de huisarts inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar onderzoek van de vinger is geweest en welke overwegingen haar ertoe hebben gebracht om geen nadere diagnostiek te laten uitvoeren. Er was geen vermoeden van ossaal letsel. Zij was zich bewust van de extra bezorgdheid van klaagster omdat zij violiste is. De huisarts heeft aldus naar het oordeel van het college conform de NHG-richtlijn-Hand- en Polsklachten en daarmee zorgvuldig gehandeld. Dat latere diagnostiek alsnog een (zeer klein) ossaal letsel aantoonde maakt deze conclusie niet anders. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.